Taak 3 Cognitieve benadering en veiligheidsgedrag Flashcards
Cognitieve theorieën van angst
- Albert Ellis (1972): rationeel-emotieve gedragstherapie (REBT)
*Emotionele disfunctie als gevolg van irrationele overtuigingen
*Symptoomstress als secundaire stress - Aaron T. Beck et al. (1985): generiek cognitief model van angst
*Angst door bedreigingsbeoordelingen en disfunctionele schema’s
*Gedrags- en cognitieve processen onderhouden bedreigingsgerelateerde overtuigingen, aannames en appraisals - Fundamentele cognitieve psychologie onderzoekt informatieverwerking
*Empirische studies naar informatieverwerkingsstoornissen bij angststoornissen
Belangrijke concepten van cognitieve theorieën bij angststoornissen zijn:
- Beoordeling (cognitieve beoordelingshypothese)
- Schema’s
- In stand houden van cognitieve schema’s
cognitieve beoordelingshypothese(cognitive appraisal hypothesis)
- Beoordeling van situaties: overdreven dreigingsbeoordelingen in neutrale, onschuldige of licht bedreigende situaties leiden tot overmatige angst.
- Beoordelingen worden ervaren als negatieve automatische gedachten als reactie op situaties die relevant zijn voor het individu met een angststoornis.
* Primaire beoordeling: onmiddellijke beoordeling van een situatie als bedreigend (in vergelijking met positief, neutraal of uitdagend). “De hond zou me kunnen aanvallen.”
* Secundaire beoordeling: de perceptie van het individu van hoe goed hij of zij in staat zal zijn om met deze bedreiging om te gaan. “Ik ben niet sterk genoeg om de hond te stoppen als hij me aanvalt.”
* Herbeoordeling: beoordelingen zijn niet statisch maar worden bijgewerkt naarmate de situatie zich ontvouwt. “Misschien is de hond eigenlijk vriendelijk en zal hij me niet aanvallen.”
Wat zijn de cognitieve kenmerken van individuen met angststoornissen?
Ze overschatten zowel de waarschijnlijkheid als de kosten van schade.
Ze tonen een vertekende inschatting van veiligheid en onderschatten hun eigen vermogen om met gevaar/schade om te gaan.
Ze vertonen tekorten in cognitieve emotieregulatie, met name het vermogen tot herwaardering. Deze kenmerken spelen een rol bij angststoornissen.
Hoe worden symptomen beoordeeld(appraisal) bij angststoornissen?
Bedreigende beoordelingen bij angststoornissen hebben vaak betrekking op symptomen van angst, evenals andere gedachten, gevoelens en lichamelijke sensaties die de persoon ervaart.
Vooral bij paniekstoornis is er sprake van een prominente catastrofale beoordeling van lichamelijke sensaties, maar ook patiënten met gegeneraliseerde angststoornis (GAD) doen dit (ze interpreteren fysiologische opwinding op een catastrofale manier en beoordelen hun zorgen als bedreigend) en het komt ook voor bij PTSS (catastrofale interpretatie van hun eigen symptomen) en OCD (negatieve beoordeling van dwangmatige intrusieve gedachten).
Wat zijn cognitieve schema’s?
Onderliggende cognitieve structuren die zijn ontwikkeld als reactie op eerdere ervaringen en kunnen worden geactiveerd door overeenkomstige triggers.
Hoe worden cognitieve schema’s in angststoornissen gekenmerkt?
Meer negatief, star en minder flexibel, met specifieke inhoud die specifiek is voor de stoornis.
Wat zijn enkele voorbeelden van cognitieve schema’s bij sociale fobie?
Negatieve kernovertuigingen(beliefs= unconditional) (bijv. “Ik ben saai”; “Ik ben incapabel”), aannames/regels(=conditioneel) (bijv. “Als ik tekenen van angst vertoon, zullen mensen denken dat ik incompetent ben”) en rigide regels voor sociaal functioneren (bijv. “Ik moet altijd interessant en amuserend zijn”)
Hoe worden maladaptieve cognitieve schema’s in stand gehouden?
Door vertekende informatieverwerking, aandachtsbias naar stoornisspecifieke dreigingen, interpretatiebias, vermijdings- en veiligheidszoekend gedrag, en betrokkenheid bij maladaptieve cognitieve copingstrategieën zoals gedachteonderdrukking en repetitief negatief denken.
Door een vertekend beeld van de dreiging vs veiligheid.
Wat zijn enkele gevolgen van gedachteonderdrukking?
Het kan leiden tot een terugslageffect, verminderde stemming, instandhouding van negatieve beoordelingen, en het in stand houden van catastrofale beoordelingen.
Hoe dragen repetitief negatief denken, zoals zorgen en piekeren, bij aan het in stand houden van angst?
Het belemmert herstel van negatieve stemming, versterkt schema-congruente intrusieve gedachten en herinneringen, en dient als een vorm van cognitieve vermijding.
Welke disfunctionele cognitieve en gedragsmatige copingstrategieën worden beïnvloed door maladaptieve overtuigingen?
Verschillende strategieën zoals vermijding, veiligheidszoekend gedrag en repetitief negatief denken.
Thought suppression
neiging om ongewenste negatieve gedachten te onderdrukken
Gedachtesuppressie heeft een aantal ongewenste bijwerkingen die kunnen bijdragen aan het in stand houden van angststoornissen:
Korte termijn effectief, maar wordt minder effectief bij langdurig gebruik
Gedachtesuppressie lijkt een direct negatief effect te hebben op de stemming
Gedachtesuppressie kan negatieve beoordelingen gerelateerd aan onderdrukte gedachten in stand houden of zelfs versterken
De onderdrukking van intrusieve negatieve gedachten kan leiden tot het in stand houden van catastrofale beoordelingen
Rebound effect
succesvolle onmiddellijke onderdrukking van gedachten komt vaak met een terugslag later
Repetitive negative thinking en koppelen aan GAD en SAD
verhoogde niveaus van herhalend negatief denken
Voorbeeld bij gegeneraliseerde angststoornis (GAD): overmatig piekeren
Voorbeeld bij sociale angststoornis (SAD): anticiperend denken (zorgen maken) voor sociale situaties en verwerking na sociale situaties (gepieker)
zorgen maken en piekeren onderhouden angst, leg uit
Repetitief negatief denken tijdens een negatieve stemming belemmert herstel en onderhoudt symptomen van angst en depressie.
Herhalend negatief denken komt overeen met negatieve overtuigingen bij mensen met angststoornissen.
Zorgen maken en piekeren leiden tot meer intrusieve gedachten en herinneringen die passen bij de cognitieve schema’s.
Zorgen maken en piekeren zijn een vorm van cognitieve vermijding waarbij negatieve beelden, intense emoties en besluiteloosheid worden vermeden.
Wat is het verschil tussen learning theory en cognitive theory?
Learning theory richt zich op stimulus-respons en negeert de mentale processen daartussen.
Cognitive theory richt zich juist op de mentale processen, zoals schema’s, waarderingen en wat je leert.
Wat is de informatie-verwerkingstheorie?
Een kader dat wordt gebruikt door cognitieve psychologen om mentale processen uit te leggen en te beschrijven.
Mensen verwerken de informatie die ze ontvangen, in plaats van alleen te reageren op stimuli.
Wat zijn de meest voorkomende cognitieve biases bij angststoornissen?
Aandachtsbias
Interpretatiebias
Geheugenbias
Covariatiebias
Redeneerfout
Wat is covariatiebias? (hoeven we niet te kennen voor het tentamen)
Angstige individuen schatten mogelijk de samenhang tussen stimuli die relevant zijn voor hun zorgen en aversieve uitkomsten te hoog in.
Dit kan leiden tot het overschatten van dreigingsverwachtingen, brandstof geven aan vermijdingsneigingen en het in stand houden van irrationele angsten.
extra:
Het behouden van irrationele angsten:
Consequentie-CB: verwachte waarde van het optreden van een aversieve UCS (Ongeconditioneerde Stimulus) bij aanwezigheid van concern-relevante stimuli.
Ontmoeting-CB: verwachte waarde van de waarschijnlijkheid om de concern-relevante stimuli tegen te komen.
Onderliggende mechanismen:
De sterkte van CB varieert afhankelijk van eerdere verwachtingen en huidige situatie-informatie.
Verwachtingen van verworven UCS kunnen leiden tot het ontstaan en behoud van CB.
Het is gesuggereerd dat onzekerheid mogelijk een belangrijke rol speelt bij het voortduren van deze verwachtingen die bedreigingen bevestigen.
CB kan een strategie van “altijd voorbereid zijn op het ergste” weerspiegelen om om te gaan met situaties die een onbekend risico inhouden voor bedreigende uitkomsten.
Wat is redeneerfout/reasoning bias? (hoeven we niet te kennen voor het tentamen)
Individuen hebben de neiging om naar informatie te zoeken die hun overtuigingen bevestigt en hun redeneerpatroon is vooringenomen in het bevestigen van eerdere overtuigingen.
Dit kan leiden tot de persistente handhaving van angstige overtuigingen, zelfs in het gezicht van tegenstrijdige informatie.
Wat zijn drie veelvoorkomende redeneerfouten? (hoeven we niet te kennen voor het tentamen)
Hypothese testen: redeneren wordt geleid door waargenomen nut. (bijvoorbeeld als hoofdpijn dan tumor)
Geloofsbias: mensen vertrouwen op de heuristiek “wat geloofwaardig is, is waar”.
Bevestiging van het gevolg(affirmation of the consequent): angstige individuen interpreteren hun angstreactie als bewijs van dreiging. “If a stimulus is threatening, I will become afraid/ I feel afraid / thus the stimulus must be threatening”
Welke rol speelt emotioneel redeneren bij angststoornissen?
Emotioneel redeneren kan bijdragen aan de persistentie van angst, omdat individuen dreiging afleiden uit hun angstreactie en daardoor moeite hebben om valse alarmen te identificeren.