Taak 3 Informatieverwerking en behandeling van depressie Flashcards
wat zijn;
selectieve aandacht
volhoudende aandacht
selectief geheugen
selectieve interpretatie
a. Selectieve aandacht;
Wanneer aandacht zich selectief richt op bepaalde aspecten van de aangeboden informatie ten koste van andere aspecten van die informatie.
b. Volgehouden aandacht;
Langdurig alert kunnen blijven –> concentratie. Je kunt hierbij de focus leggen op éénaspect van informatie en alle andere informatie van uit de omgeving negeren.
c. Selectief geheugen;
Zaken die te maken hebben met de persoon zelf en een negatieve, sombere emotionele lading hebben, worden gemakkelijker herinnerd dan andere zaken.
d. Selectieve interpretatie;
Informatie op een zodanige wijze interpreteren dat schema’s worden bevestigd.
Waarom worden angststoornissen gekenmerkt door selectieve aandacht en depressie door selectief geheugen?
Selectieve aandacht –> angst –> selectieve aandacht (aandachtsbias) voor bedreigende stimuli –> alleen aandacht voor de spin waar je bang voor bent. (gericht op de toekomst, aandachtsbias)
Selectief geheugen –> depressie –> negatieve dingen wel onthouden, positieve niet. (gericht op verleden, geheugenbias)
cognitieve psychologie
Cognitie is de kennis die zowel door de zintuigen als door het verstand kan worden verworven. De cognitieve psychologie houdt zich bezig met de inhoud van de kennis die mensen hebben verworven door zintuigelijke ervaring en denken, met de manier waarop mensen kennis verwerven en de wijze waarop kennis in het geheugen gepresenteerd is.
Informatieverwerking
processen die een rol spelen bij de verwerving, de opslag en de reproductie van kennis. In de informatieverwerking zijn globaal 3 aspecten te onderscheiden:
- Waarneming;
- Verwerking;
- Geheugen;
schema’s
De kennis waarover een persoon beschikt, is volgens de cognitieve psychologie georganiseerd in schema’s. Als nu door bepaalde informatie een schema wordt geactiveerd, komt aanvullende informatie ter beschikking die in dat schema is vertegenwoordigd. Dit gebeurt onbewust.
Hoe sturen schema’s de informatieverwerking?
Schema’s beïnvloeden de selectie van informatie, met andere woorden: bepalen welke informatie de aandacht trekt en welke informatie wordt genegeerd. Aan de hand van schema’s kennen we ook betekenissen toe aan informatie (interpretatie) en verwerken we de informatie tot nieuwe betekenissen (transformatie), bijvoorbeeld bij probleemoplossend denken. Ten slotte beïnvloeden schema’s onze herinneringen. Het schema dat op een bepaald moment is geactiveerd, beïnvloedt wat we ons kunnen herinneren en welke betekenis we eraan geven. Doordat schema’s functioneren als een zeef en als interpretatieraamwerk, treden er vertekeningen op (bias).
Wat zou er gebeuren wanneer we informatie niet kunnen organiseren in schema’s?
dan zou ons geheugen vol zitten met losse ervaringen en gedachten, zonder onderlinge verbanden, zonder organisatie. Nieuwe informatie zou dan niet op basis van relevantie kunnen worden beoordeeld en geselecteerd. Het zou niet mogelijk zijn om informatie te transformeren tot samenvattende gehelen en te interpreteren. Wanneer eventuele vergissingen of vertekeningen in de informatieverwerkingsprocessen optreden, kunnen in sommige gevallen psychische stoornissen ontstaan.
impliciete en expliciete kennis
- Expliciete kennis – echt in woorden uitbrengen;
- Impliciete kennis – kennis in geur, ervaring, intuïtie, etc.
Schema’s bevatten beide soorten kennis.
Het onderscheid tussen impliciete en expliciete kennis is als een onderscheid tussen onbewust en bewust zoals de psychoanalyse dat noemt. In de psychoanalyse gaat het echter om (on)bewuste driften en emoties, terwijl het bij de cognitieve psychologie gaat om kennis.
Automatische en gecontroleerde informatieverwerking
Automatische verwerking:
Zonder dat de persoon er door aandacht en actief denken een bewuste invloed op probeert uit te oefenen.
Allerlei processen treden dan ook parallel, naast elkaar op. Geen capaciteitsbeperking.
Alleen mogelijk bij een voorspelbare input.
Gecontroleerde informatieverwerking:
onverwachte, onbekende input.
Bewust zijn aandacht richten op wat er zich voordoet en zich actief bezighouden met de betekenis ervan.
capaciteitsbeperking: we kunnen ons op één moment bewust zijn van slechts 5 tot 7 kenniselementen (zogenoemde bits: eenheden van informatie waarvan iemand zich bewust kan zijn).
Serieel karakter: transformaties worden na elkaar uitgevoerd, niet tegelijkertijd.
schema bij depressie
bij depressie heb je een bepaald negatief schema, waardoor je alle negatieve aspecten onbewust ook negatief verwerkt (schema wordt steeds bevestigd, je ziet de wereld negatief).
schema activering
binnenkomende informatie waarop het schema betrekking heeft
Actuele omstandigheden of de stemming van een persoon kunnen beïnvloeden welke schema’s worden geactiveerd: in een sombere stemming worden schema’s met een somber makende inhoud eerder geactiveerd dan in een vrolijke stemming.
ontstaan van schema’s
ervaring, cognitieve vermogens van het kind.
egocentrisch perspectief van kind; neiging gebeurtenissen op zichzelf te betrekken
instandhouding schema’s
Een schema kan worden gezien als een vooroordeel. Net als een schema is een vooroordeel gebaseerd op de menselijke geneigdheid om te categoriseren en verbanden te leggen, en is tamelijk resistent tegen verandering door tegenbewijs.
Er zijn vier cognitieve mechanismen waarneembaar in het geval informatie het vooroordeel tegenspreekt;
- Selectiebias in de waarneming: informatie die niet klopt met het vooroordeel wordt niet waargenomen, informatie die ermee overeenstemt juist wel
- Bias in de interpretatie van de informatie die het vooroordeel tegenspreekt: deze informatie wordt meestal zo geïnterpreteerd dat zij het vooroordeel bevestigt, of wordt opzij geschoven of weggeredeneerd;
- Vooroordelen roepen verwachtingen op waarnaar de persoon zich gaat gedragen: ervaringen die het vooroordeel tegenspreken, kunnen zo niet ontstaan.
o Iemand met een uitgesproken wantrouwen tegenover bepaalde mensen zal hun gezelschap niet snel opzoeken, waardoor hij niet kan ontdekken dat de meeste mensen vriendelijk zijn. Wanneer hij toch met hen wordt geconfronteerd, zal hij zich gereserveerd of zelfs agressief opstellen. - Vooroordeel lijkt herinneringen te versterken: men herinnert zich informatie die in lijn is met het vooroordeel gemakkelijker dan informatie die er niet mee overeenkomt.
Verandering van schema’s
Beschikbaarheid van een ander schema –> het kan hier een schema betreffen dat al aanwezig is bij de persoon zelf, een door de persoon zelf gecreëerd nieuw schema, of een van buitenaf aangereikt schema, dat zowel de oude kennis als de nieuwe inzichten kan omvatten.
Kenmerken van de disconfirmerende ervaring –> persoonlijke en emotionele ervaringen hebben in vergelijking met onpersoonlijke ervaringen een grotere invloed op het verlaten van een schema én op het ontstaan van een nieuw schema. Mensen laten zich vaak gemakkelijker door een persoonlijke ervaring overtuigen dan door onpersoonlijke informatie, zoals statistische gegevens.
Assimilatie = nieuwe ervaringen proberen te interpreteren met al bestaande schema’s.
Accommodatie = aanpassen van bestaande schema’s om nieuwe ervaringen te kunnen plaatsen.
–> Het is onduidelijk of het oude schema geheel wordt vervagen of dat het blijft bestaan naast het nieuwe schema. Sommige cognitieve psychologen stellen dat het oorspronkelijke schema aanwezig blijft, omdat dat het eerst is verworven.
Grondleggers cognitieve psychotherapie: Albert Ellis en Aaron Beck
Als belangrijkste grondleggers van de cognitieve benadering worden Aaron Beck en Albert Ellis beschouwd (Beck, 1976; Ellis, 1962).
De kern van Becks theorie: psychisch lijden ontstaat niet zozeer door de dingen die iemand meemaakt, maar door de manier waarop iemand over deze dingen denkt.
Deze auteurs stelden dat neurotische problemen, zoals depressie of angststoornissen, worden veroorzaakt door onlogische, irrationele ideeën die mensen aanhangen. Ellis (1962) legde daarbij de nadruk op enkele universele irrationele opvattingen die verantwoordelijk zouden zijn voor alle soorten van neurotische psychopathologie. Beck daarentegen formuleerde een theorie die specifieke cognitieve karakteristieken van verschillende vormen van psychopathologie veronderstelde
cognitieve psychologie
bestudeert ook emoties, motieven en gedrag en besteedt aandacht aan fysiologische processen.
De inhoud van schema’s bij verschillende vormen van psychopathologie
Op basis van klinische observaties en analyse van de inhoud van dromen veronderstelde Beck dat er een samenhang bestaat tussen verschillende vormen van psychopathologie en de inhoud van cognitieve structuren.
- Depressieve stoornissen: het denken is gepreoccupeerd met verlies- en hopeloosheidsgedachten. De depressogene schema’s kenmerken zich volgens Beck door ideeën over eigen waardeloosheid en schuld, over de onrechtvaardigheid en liefdeloosheid van de wereld en andere mensen, en over de hopeloosheid van de toekomst.
- Manische stoornissen: overoptimistische ideeën over de eigenwaarde en voortdurende ‘winst’ mogelijkheden staan op de voorgrond.
- Agressieproblematiek: ideeën over de schending van regels staan centraal.
- Angststoornissen: gevarenschema’s staan centraal gekenmerkt door een hoge verwachting van gevaar, gecombineerd met een lage verwachting van de eigen mogelijkheden om de gevaarlijke situatie het hoofd te bieden.
bias of vertekening
Een bias is een vooroordeel of vooringenomenheid dat iemand kan hebben ten aanzien van een bepaald onderwerp of groep mensen. Dit kan leiden tot onjuiste of oneerlijke oordelen en beslissingen. Een voorbeeld van een bias is bijvoorbeeld het “gender bias”, wat inhoudt dat iemand onbewust voorkeuren heeft voor mannen of vrouwen op basis van hun geslacht.
Een vertekening is een afwijking van de werkelijkheid, wat kan leiden tot een verkeerd begrip of oordeel over een bepaald onderwerp. Een voorbeeld van een vertekening is bijvoorbeeld het “cherry picking” van informatie, wat inhoudt dat iemand alleen bepaalde feiten of cijfers gebruikt die hun standpunt ondersteunen, terwijl ze andere informatie negeren die het tegendeel bewijst. Dit kan leiden tot een vertekend beeld van de werkelijkheid.
aandachtsbias
wanneer aandacht zich selectief richt op bepaalde aspecten van de aangeboden informatie ten koste van andere aspecten van die informatie. gevolg kan zijn; negatieve stemming of angst
- depressie; aandacht moeilijk kunnen loshalen van negatieve informatie
- angststoornis; na aandachtsbias snel kunnen losmaken, secundaire vermijding