Taak 3 Flashcards

1
Q

Wat is validiteit?

A

Meet de test wat het zou moeten meten? Bepaalt of conclusies van testresultaten juist zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is content-validiteit?

A

Bevat de test alle relevante aspecten? Is de inhoud een goede weergave van het doel van de test? Het is logisch in plaats van statistisch. De inhoud van de items moet worden geëvalueerd, rekening houdend met de formulering van de items en het leesniveau. Methoden omvatten meerdere beoordelaars die bepalen of elk item gerelateerd is aan de context en statistische methoden zoals factoranalyse om te zien of de items passen binnen het domein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is construct underrepresentation? (concept to content validity)

A

niet in beeld kunnen brengen van belangrijke componenten → bijv.: als test wiskunde algebra bevat
maar geen geometrie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is construct-irrelevant variance? (concept to content validity)

A

als scores beïnvloed worden door factoren irrelevant aan het geheel → bijv.: IQ test mogelijk beïnvloed
door begrijpend lezen, faalangst of ziekte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is proces-validiteit?

A

Wordt beschouwd als onderdeel van content-validiteit.

Proces-validiteit verwijst naar de mate waarin de procedures en processen die worden gebruikt bij het verzamelen van gegevens of het uitvoeren van een onderzoek de beoogde doelstellingen bereiken en betrouwbare resultaten opleveren. Het gaat specifiek over de geldigheid van de methoden en procedures die worden toegepast in het verzamelproces, niet zozeer over de geldigheid van de meetinstrumenten zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is criterium-validiteit?

A

Hoe goed de test overeenkomt met een bepaald criterium (standaard). Er moet een hoge correlatie zijn tussen de test en het criterium. De test dient als vervanging voor de maatstaf waar we echt in geïnteresseerd zijn. Bijvoorbeeld, een prehuwelijkse test dient als een surrogaat voor het schatten van toekomstig huwelijksgeluk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

What is predictive and concurrent evidence?

A

Predictieve validiteit richt zich op het voorspellen van bepaald gedrag. Het kan retrospectief (gericht op het verleden), gelijktijdig (op hetzelfde moment meten) of voorspellend (gericht op de toekomst) zijn. Gelijktijdige-validiteit bewijzen omvatten het gelijktijdig afnemen van een test en criterium om bepaald gedrag te verklaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is construct-validiteit?

A

Is het beoogde contruct goed gemeten?
Het aantonen van de relatie tussen een test en andere tests of hypothesen wanneer specifieke criteria niet goed gedefinieerd zijn. Het omvat het verzamelen van bewijs over wat een test betekent en of het de hele theorie over een construct meet. Convergente bewijzen (correlaties tussen een test en andere variabelen die verondersteld worden gerelateerd te zijn aan het construct) en discriminante bewijzen (aantonen dat een test iets unieks heeft en geen onnodige items bevat) zijn twee essentiële soorten bewijs voor construct-validiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is convergent evidence?

A

Correlaties tussen een test en andere variabelen die verondersteld worden gerelateerd te zijn aan het construct. Het toont aan dat metingen van hetzelfde construct samenvallen met hetzelfde. Convergente bewijzen zijn vergelijkbaar met criterium-validiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is discriminant evidence?

A

Aantonen dat een test iets unieks heeft en geen onnodige items bevat. Het houdt in dat lage correlaties worden gedemonstreerd met meetinstrumenten die betrekking hebben op niet-gerelateerde constructen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kun je tegelijkertijd hoge discriminante en convergente validiteit hebben?

A

Nee, het is een keuze. Multimethod-analyses worden gebruikt om beide soorten validiteit te beoordelen. Als één type validiteit geoptimaliseerd wordt, wordt de andere altijd verminderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

als je een van de soorten validiteit optimaal maakt is andere altijd minder.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

How can we determine validity?

A

Door verschillende aspecten te beoordelen, zoals face validity, content-related evidence, criterion-related evidence, predictive and concurrent evidence, validity coefficients, evaluating validity coefficients, construct-related evidence, en criterion-referenced tests.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Face validity

A

Het verwijst naar de mate waarin de items in een test op het eerste gezicht gerelateerd lijken aan het doel van de test. Het levert geen sterk bewijs om conclusies te ondersteunen, maar het is belangrijk omdat het testpersonen motiveert doordat de test relevant lijkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Content-related evidence for validity

A

Dit richt zich op de vraag of de test alle relevante aspecten bevat en of de inhoud representatief is voor het doel van de test. Het is meer logisch dan statistisch en omvat het evalueren van de formulering van de items, het leesniveau en de relevantie voor de context.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Construct underrepresentation

A

Dit verwijst naar het niet kunnen vastleggen van belangrijke componenten in een test. Bijvoorbeeld, als een test algebra bevat maar geen meetkunde in een wiskundebeoordeling.

17
Q

Construct-irrelevant variance

A

Dit treedt op wanneer scores worden beïnvloed door factoren die niet relevant zijn voor het gemeten construct. Bijvoorbeeld kan een IQ-test beïnvloed worden door factoren zoals tekstbegrip, faalangst of ziekte.

18
Q

Criterion-related evidence for validity

A

Dit onderzoekt hoe goed de test overeenkomt met een specifiek criterium of standaard. Het omvat het vaststellen van een hoge correlatie tussen de test en het criterium. De test dient als vervanging voor de interessegebieden van de meting.

19
Q

Predictive and concurrent evidence
Achterkant:

A

Predictive validity evidence richt zich op het vermogen van de test om toekomstig gedrag te voorspellen, terwijl concurrent validity evidence de relatie onderzoekt tussen de test en een criterium dat op hetzelfde moment wordt gemeten. Het helpt bij het verklaren van specifiek gedrag.

20
Q

Validity coefficient

A

Dit vertegenwoordigt de correlatie tussen de test en het criterium. Het validity coefficient geeft aan in welke mate de test geldig is voor het doen van uitspraken over het criterium.

21
Q

Evaluating validity coefficients

A

Bij het evalueren van validity coefficients moet je rekening houden met factoren zoals veranderingen in de oorzaken van relaties, de betekenis van het criterium, de onderzoekspopulatie, de steekproefgrootte, verwarring tussen het criterium en de predictor, een beperkt bereik voor zowel de predictor als het criterium, bewijs voor validiteit generalisatie en differentiële voorspelling.

22
Q

Construct-related evidence for validity

A

Dit toont de relatie aan tussen een test en andere tests of hypothesen wanneer specifieke criteria niet goed gedefinieerd zijn. Het omvat het verzamelen van bewijs over wat de test betekent en of deze de hele theorie over een construct meet.

23
Q

Convergent evidence

A

Dit omvat correlaties tussen een test en andere variabelen waarvan wordt verondersteld dat ze gerelateerd zijn aan het construct. Het toont aan dat metingen van hetzelfde construct convergeren en overeenkomen met elkaar. Convergent evidence lijkt op criteriumvaliditeit.

24
Q

Discriminant evidence

A

Dit toont aan dat een test unieke eigenschappen heeft en geen overbodige items bevat. Het betreft het aantonen van lage correlaties met meetinstrumenten die ongerelateerde constructen meten.

25
Q

7 beoordelingscriteria kwaliteit test:

A
  • Theoretische basis.
  • Kwaliteit testmateriaal.
  • Volledigheid handleiding.
  • Normen.
  • Betrouwbaarheid.
  • Construct validiteit.
  • Criterium validiteit.
26
Q

COTAN + criteria

A

Commissie Testaangelegenheden Nederland beoordeelt tests, toetsen en vragenlijsten die in Nederland gebruikt worden.

Het COTAN-beoordelingssysteem voor de kwaliteit van tests hanteert de volgende criteria:

Theorie: Beoordeling van de theoretische basis van de testconstructie, inclusief het doel van de test, de te meten constructen, de doelgroep en de functie van de test.

Testmateriaal: Evaluatie van de kwaliteit van het gebruikte testmateriaal.

Handleiding: Beoordeling van de handleiding om ervoor te zorgen dat de test op consistente wijze wordt afgenomen en genormeerd.

Normen: Vergelijking van de scores van de geteste persoon met die van een normgroep van vergelijkbare individuen in dezelfde leeftijdscategorie.

Betrouwbaarheid: Beoordeling van de mate van meetnauwkeurigheid en de consistentie van de testresultaten. Betrouwbaarheid wordt beoordeeld aan de hand van verschillende criteria, zoals de grootte van de meetfout en de interne consistentie.

Validiteit: Evaluatie van de mate waarin de test daadwerkelijk meet wat hij beoogt te meten. Dit omvat onder andere het vergelijken van de test met andere tests die vergelijkbare constructen meten en het onderzoeken van verschillen tussen relevante groepen.

Eindoordeel: Het COTAN-systeem geeft geen eindoordeel, maar biedt een theoretisch kader en richtlijnen. Het is aan de psycholoog om op basis van de beoordeling een afweging te maken voor de specifieke casus.

27
Q

Construct validiteit

A

Validiteit is de mate waarin een test zijn doel beantwoordt. Criteria:
Bepalen resultaten vastgesteld aan de hand van kernpunt.
Geschiktheid van het bewijs ter ondersteuning van constructvaliditeit wordt beoordeeld.
Kwaliteit onderzoeksdesign is beoordeeld.

28
Q

Criterion validiteit

A

Test score is een goede voorspeller voor niet-testgedrag of uitkomstcriteria. Voorspelbaarheid kan zich richten op het verleden (retrospectieve validiteit), hetzelfde moment in de tijd (concurrent validity) of op de toekomst (predictive validity).
Criteria:
Dezelfde criteria als voor constructvaliditeit.

29
Q

Self-other disagreement in persoonlijkheidsbeoordeling

A

Het verschil in beoordeling tussen iemands eigen persoonlijkheid en de beoordeling door anderen.

30
Q

Klinische relevantie van self-other disagreement

A

Het kan dienen als aanvulling op het diagnostisch proces, waarbij grotere meningsverschillen kunnen wijzen op persoonlijkheidsproblematiek en een groter risico op uitval. Het kan ook dienen als aanvulling op het therapeutisch proces, waarbij de therapeut de visie van de cliënt kan bespreken in het licht van de visie van gemiddelde informant van de cliënt om specifieke therapieresultaten te verbeteren.