Taak 2: Chronische pijn Flashcards
Wat is de definitie van chronische pijn? (Hollander, 2010)
Pijn dat langer duurt dan de verwachte periode van herstel.
Wat zijn psychosociale risico factoren voor chronische pijn? (Edwards, 2016)
- Distress/psychische nood (angst, depressie, algemene emotionele nood)
- Trauma uit de jeugd en PTSS
- Catastroferen van pijn door ouders (na operatie kinderen)
- Catastroferen vanuit iemand zelf
- Vermijdende of angstige hechting
Leg het Fear-avoidance model uit
Pijn wordt als catastrofaal geïnterpreteerd, hierdoor ontwikkelt men een angst voor pijn en voor situatie die zij associëren met pijn. Vervolgens worden die situaties vermeden, waardoor er op lange termijn zal zorgen voor verhogen van invaliditeit, meer pijn/verlaagde pijngrens en negatieve gedachtes. Komt in een neerwaartse spiraal terecht.
Leg de volgende elementen van het fear-avoidance model uit: Pain severity, Disability en Disuse. (Leeuw, 2006)
Pain severity: De mate van pijn
Disability: Beperking, refereert naar problemen in het uitvoeren van dagelijkse taken en activiteiten.
Disuse: Verslechterde spierkracht of flexibiliteit ontstaat wanneer het lichaam(sdeel) niet wordt gebruikt
Welke drie modellen zijn er omtrent het ontstaan van (chronische) pijn
- Biomedisch model
- Fear Avoidance model
- Leertheoretisch model
Leg de leertheorie uit van chronische pijn (Vlaeyen, 2009)
Angst voor pijn wordt volgens de leertheorie geconditioneerd. Dit ontstaat wanneer er in een situatie pijn voorkomt en de situatie wordt gekoppeld/geassocieerd aan de pijn (klassieke conditionering). Men zal de pijn gaan generaliseren naar verschillende situaties en angst voor de pijn kan blijvend zijn. Vermijding van pijn werkt als een beloning (operante conditionering).
De dreigingswaarde van pijn verschil tussen mensen, wat zijn twee specifieke factoren die hiervoor zorgen (volgens Hollander, 2010)? Leg de factoren uit.
Pijn catastroferen = Een overdreven negatieve interpretatie van een pijn ervaring
Angst sensitiviteit = cognitieve stijl waarbij een individu angst gerelateerde symptomen zo interpreteert dat er een heftige angst reactie komt.
Als directe respons op dreiging en de activatie van angst, ontstaat er defensief gedrag met cognitieve en fysiologische eigenschappen (Hollander, 2010). Geef hier voorbeelden van.
Cognitief mechanisme kan aandachtbias zijn, die zorgt voor ontsnap of vermijdend gedrag. Fysiologische reacties kunnen het schrap zetten van de spieren zijn om het lichaam te beschermen voor verdere verwondingen.
Gedrag om de gevreesde catastrofe te voorkomen of te verminderen is safety seeking behaviour. Welke 3 soorten zijn er en geef een voorbeeld per soort.
- Vermijding: Niets zwaars meer tillen
- Ontsnappings gedrag: Ik stop met de vloer vegen wanneer ik een pijn signaal voel.
- Subtiel gedrag: Ik zal niet te ver naar voren buigen als ik iets zwaars til, anders breekt mijn rug.
Beantwoord 2 vragen (Hollander, 2010):
A. In het klassieke conditionering paradigma is de relatie tussen de CS en de US zowel associatief (evaluatief leren) als voorspellend (verwachtingsleren). Leg uit hoe dit werkt.
B. De associatie tussen de CS en de US roept een gedachte aan de CS een vermijdingsreactie op, hoe heet deze reactie in termen?
A. Bij klassieke conditionering worden de CS (tennissen) en de US (pijn) met elkaar geassocieerd, alsof het oorzaak en gevolg is. Het gevolg is dat er een verwachting wordt geleerd dat als iemand tennis speelt, hij pijn zal ervaren.
B. Geconditioneerde Respons (CR)
Wat is extinctie en welke interventies horen hierbij? (Hollander, 2010)
Extinctie is de vermindering van de geconditioneerde angstreacties als gevolg van herhaalde blootstelling aan de CS (tennis) in afwezigheid van de US (pijn). Interventies die hiervoor toegepast kunnen worden om de angst te verminderen zijn
- Geven van verbale informatie/educatie
- Door observatie/modellering > therapeut doet oefening voor de cliënt
- Exposure oefeningen, door afwezigheid van verwachte pijn te ervaren
Benoem 3 werkende behandelingen voor chronische pijn
- Graded Activity (GA)
- Exposure in vivo (EXP)
- Cognitieve Gedragstherapie
Wat heeft dualisme te maken met chronische pijn? (In de tijd van Decartes)
Komt vanuit een tijd van een mind-body split, geest en lichaam zijn twee aparte dingen. Wel hebben ze beide invloed op pijn, niet alleen het lichaam. Er is een relatie tussen de ernst van de schade (lichaam) en de hoeveelheid van de pijn (geest). Dachten dat er een soort pijn centrum was in de hersenen.
Het proces van nociceptie is essentieel voor het waarschuwen van het lichaam voor potentieel schadelijke prikkels en het initiëren van beschermende reacties, zoals het terugtrekken van een hand van een hete kookplaat. Wat zijn de 4 stappen van het nociceptie proces?
- Transductie: De prikkeling van perifere nociceptoren
- Transmissie: Het overbrengen van de prikkel via het ruggenmerg naar de hersenen
- Perceptie: Het herkennen in de hersenen van de prikkel als pijn
- Modulatie: De terugkoppeling van de hersenen naar het weefsel waar de prikkel optreedt
A. In wat voor chronische pijn patiënten zijn vooral gebaat bij Graded Activity?
B. Wat heeft Operant leren/conditioneren met de behandeling te maken?
C. Wat is het verschil met Exposure behandeling?
A. Wanneer de pijn niet voorspelbaar is en de cliënt ervaart veel ups en downs, graded activity zorgt voor stabiliteit in het gedrag.
B. Operant leren, en dus het bekrachtigen van het doen van opdrachten, wordt ingezet als motivator. Ook wordt er geleerd dat het goed is om een pijnprikkel te voelen.