T5 Ziekte en medische zorg Flashcards
Welke factoren beïnvloeden de manier waarop mensen lichamelijke symptomen ervaren? 4x
- individuele verschillen
a. Mensen die meer zijn gericht op hun lichaam (mensen met interne focus) overschatten vaak lichaamsveranderingen. Ook blijken ze bij diagnose door de arts vaak een minder ernstige aandoening te hebben. Verder is het herstel van een ziekte langduriger dan bij mensen met een externe focus.
b. Mensen verschillen in de mate van tolerantie van symptomen voordat ze daadwerkelijk actie gaan ondernemen (bijvoorbeeld door het innemen van medicijnen of een bezoek aan de huisarts). - cognitieve, sociale en emotionele factoren. De kans is bijvoorbeeld groot dat mensen die verwachten dat een medicijn bepaalde bijwerkingen heeft, die bijwerkingen ook rapporteren.
- de mate waarin externe stimuli (omgevingsfactoren) zich tegelijkertijd met het symptoom presenteren. Mensen ervaren bijvoorbeeld eerder fysieke symptomen in een saaie omgeving dan in een omgeving vol prikkels. In het laatste geval is het minder waarschijnlijk dat ze interne prikkels oppikken.
- geslachtsverschillen en socioculturele verschillen.
Komt door verschillen in geslachtshormonen en overtuigingen als gevolg van sekserollen. Vrouwen rapporteren bijvoorbeeld eerder pijn en ongemak van pijn dan mannen, dat wil zeggen: bij een lagere pijnstimulusactiviteit.
Welke factoren beïnvloeden de manier waarop mensen symptomen interpreteren en erop reageren?
Wat zijn de 4 componenten van de cognitieve representaties c.q. ideeën over een ziekte?
Op basis van directe ervaringen met ziekte en symptomen, samen met de kennis erover (wat men over de ziekte ziet, hoort en leest) worden verwachtingen en ideeën over de ziekte gevormd. Hiermee worden vervolgens cognitieve representaties of common sense-modellen gevormd die (deels) juist of onjuist kunnen zijn.
Deze modellen bepalen vervolgens hoe men denkt over ziekte, hoe men reageert op een bepaald symptoom (en dus al dan niet hulp zoekt) en gezondheidsgerelateerd gedrag vertoont. Door de invloed van deze factoren kunnen mensen inschattingsfouten maken en verkeerd handelen in reactie op het symptoom.
De componenten van de cognitieve representaties c.q. ideeën over een ziekte zijn:
- ziekte-identiteit: naam en symptomen
- oorzaken en onderliggende pathologie: oorzaken en fysieke kenmerken
- tijdslijn wat betreft prognose van de ziekte
- consequenties van de ziekte (ernst, effecten en uitkomsten).
Noem op basis van de informatie uit hoofdstuk 9 van het tekstboek factoren die het gebruik van gezondheidszorginstellingen beïnvloeden en geef daarbij de richting van de beïnvloeding aan.
2 hoofdcategorieen + 3 subcategorieen per hoofdcategorie
- demografische en socioculturele factoren
a. Leeftijd: ouderen en jonge kinderen hebben meer contact met artsen dan adolescenten en jong volwassenen.
b. Sekse: vrouwen bezoeken vaker een arts dan mannen.
c. Inkomen (sociaal-economische status) en bevolkingsgroep: in de VS stijgt het gebruik van medische zorg naarmate de genoten opleiding hoger is. Echter, mensen met lage inkomens en allochtonen maken vaker gebruik van spoedeisende-hulpafdelingen van ziekenhuizen. Dit hangt deels samen met de wijze waarop de financiering van zorg daar is geregeld. - cognitieve, sociale en emotionele factoren
a Ideeën, opvattingen die iemand heeft over de symptomen, de gezondheidszorginstellingen (wat ze aan de klachten kunnen doen, of ze goed werk leveren) en indien van toepassing over zijn of haar relatie met de hulpverlener in kwestie.
b Emotionele reacties als angst (waargenomen dreiging) kunnen belemmeren dat iemand medische hulp zoekt.
c Sociale context: als iemand het idee heeft dat zijn sociale rol wordt bedreigd door het bezoek aan een gezondheidszorginstelling zal hij minder geneigd zijn die te bezoeken. Sociale druk of steun kan echter ook juist een stimulans zijn om wel medische hulp te zoeken.
De laatste groep factoren kan ook in een theoretisch gedragsverklaringsmodel voor het wel of niet zoeken van medische hulp worden geplaatst. Hier wordt in de volgende vraag op ingegaan.
Zoals bij de vorige vraag al aan de orde is geweest, wordt de interpretatie en reactie van mensen op symptomen deels bepaald door de ideeën en verwachtingen die iemand heeft over het symptoom en de eventuele ziekte. Hieraan gerelateerd kan het Health Belief Model worden gebruikt om de besluitvorming van mensen over het wel of niet zoeken van medische hulp te verklaren.
Dit gedragsverklaringsmodel is aan de orde geweest in studietaak 3.1 (thema 3). Daar is aangegeven dat het een bruikbaar model is om te verklaren waarom iemand een bepaald gezondheidsgedrag (bijvoorbeeld veilig zonnen) al dan niet vertoont.
In deze vraag ziet u dat het model ook bruikbaar is om te verklaren waarom iemand al dan niet medische hulp zoekt voor een bepaald probleem.
Omschrijf hoe dit besluitvormingsproces volgens het Health Belief Model verloopt.
In onderstaande figuur is te zien dat het besluit om medische hulp te zoeken enerzijds wordt bepaald door de waargenomen dreiging van de symptomen (afweging tussen waargenomen vatbaarheid voor en waargenomen ernst van de ziekte). Anderzijds spelen de waargenomen voordelen van de behandeling die men verwacht te krijgen en de barrières of nadelen die men aan die behandeling koppelt, mee.
Cues to action staan niet in deze figuur gemeld maar worden wel in het tekstboek genoemd. Cues to actions kunnen de symptomen zelf zijn, het advies dat men van leken in de directe omgeving krijgt over het zoeken van medische hulp en informatie vanuit de massamedia. Het is bijvoorbeeld bekend dat aandacht voor specifieke klachten in de massamedia kort na die aandacht leiden tot een toename van huisartsbezoek.
In het tekstboek worden drie stadia van delay genoemd. Noem deze en geef bij elk stadium aan wat de belangrijkste factor is voor de tijd die iemand neemt om medische hulp te zoeken.
- Appraisal delay: belangrijkste factor is sensorische impact van het symptoom.
- Illness delay: de gedachten over het symptoom zijn het belangrijkst.
- Utilization delay: de perceptie van voordelen en nadelen/barrières zijn het belangrijkst.
Waarom is het zo belangrijk dat de arts en patiënt een goede relatie hebben en wat heeft dat te maken met therapietrouw van de patiënt? Uit onderzoek blijkt dat slechts ongeveer 50% van de patiënten adviezen en of voorschriften van de arts opvolgt.
Beargumenteer waarom het belangrijk is dat de patiënt actief participeert in gesprekken met hulpverleners, maar dat de mate van participatie tegelijkertijd aansluit bij de behoeften van de patiënt.
Aansluiting bij de behoefte aan participatie vergemakkelijkt de aanpassing aan en de tevredenheid met de behandeling. Mensen die actief participeren, herstellen beter en passen zich beter aan in de herstelperiode.
In hoofdstuk 9 van het tekstboek wordt gesteld dat het communicatieve gedrag en de communicatiestijl van de arts én het gedrag van de patiënt van invloed zijn op de arts-patiëntrelatie.
Geef voor patiënt en arts aan hoe deze de arts-patiëntrelatie positief kunnen beïnvloeden.
Stijl en gedrag van arts: patiëntgericht communiceren (vermijden van medisch jargon, open vragen stellen, participatie van patiënt bevorderen), uiten van warmte, sensiviteit en betrokkenheid.
Gedrag van patiënt: het geven van een heldere omschrijving van de symptomen en geen over- of onderrapportage van symptomen.
Wat wordt verstaan onder therapieontrouw (of non-adherence) en hoe groot is het probleem?
Er wordt van therapieontrouw gesproken als iemand zich niet aan de voorgeschreven behandelmethode houdt. De omvang van therapieontrouw varieert tussen verschillende aandoeningen en behandelmethoden, maar ligt volgens Sarafino & Smith (2014) rond de veertig procent.
NB Boswordt (inleiding studietaak) spreekt van vijftig procent therapieontrouw. Deze verschillen illustreren dat het percentage niet onomstotelijk vast staat, en dat wetenschappers verschillende percentages vinden. Dat kan te maken hebben met de manier waarop therapietrouw is gedefinieerd in de verschillende onderzoeken. Houd het percentage van Sarafino en Smith (veertig procent) aan als het juiste.
Wat zijn de belangrijkste factoren die een rol spelen bij therapieontrouw? Licht deze kort toe. 7x
Factoren die een rol spelen bij therapieontrouw
- de duur en complexiteit van de therapie, kosten en bijwerkingen
- type voorschriften of adviezen. Mensen zijn vaker therapietrouw aan medicatievoorschriften dan aan voorschriften op het gebied van persoonlijke gewoonten c.q. leefstijl die men langdurig (soms levenslang) moet volhouden.
- de ernst van de aandoening (vooral de inschatting van de patiënt over de ernst)
- demografische en sociaal-culturele factoren (leeftijd, geslacht, bevolkingsgroep en daaraan gerelateerde opvattingen en gewoonten)
- psychosociale factoren. Bij een aantal van de hierboven genoemde factoren gaat het niet alleen om de objectieve gegevens over een factor als ernst van de aandoening, maar ook om de inschatting van de patiënt, bijvoorbeeld over hoe ernstig hij of zij de ziekte inschat. Dit laatste wordt een psychosociale factor genoemd. Dergelijke factoren (in het tekstboek zijn nog een aantal belangrijke psychosociale factoren gemeld) zijn binnen de psychologie vaak samengenomen in theoretische gedragsverklaringsmodellen. Eén zo’n model is het Health Belief Model waarmee u in de vorige opdracht en studietaak 3.1 al hebt kennisgemaakt.
- een van de belangrijkste factoren bij therapietrouw is vergeten het advies op te volgen of niet meer precies weten wat men nu moest doen. Vaak spelen daar emotionele of cognitieve factoren een rol (met luistert bijvoorbeeld niet goed naar de adviezen van de arts omdat men op dat moment emotioneel is over wat in het consult aan de orde is geweest).
- de interacties tussen arts en patiënt. Hierbij zijn de volgende vragen belangrijk: Is het advies eenduidig interpreteerbaar? Zijn de nadere instructies die er wellicht nog bij gegeven worden helder voor de patiënt? Heeft de patiënt voldoende aanknopingspunten om de adviezen in het dagelijkse leven goed te kunnen opvolgen?
Men kan weloverwogen ofwel op basis van rationele afwegingen therapieontrouw zijn, bijvoorbeeld omdat men niet ervaart dat de medicatie helpt of vanwege bijwerkingen. Therapietrouw kan ook niet-intentioneel ofwel onbewust zijn, bijvoorbeeld als men de medicatie gewoon vergeet. Vaak is het een combinatie van beide.
Hoe kan therapietrouw worden bevorderd? 7x
Bevordering therapietrouw
1. door de communicatievaardigheden van hulpverleners te verbeteren
- door bij patiënten de psychosociale factoren (veelal cognities) die therapieontrouw bevorderen om te buigen in factoren die therapietrouw bevorderen
In het tekstboek genoemde interventietechnieken om therapietrouw te bevorderen:
- de hulpverlener technieken van motivational interviewing laten toepassen
- de hulpverlener en de cliënt stimuleren om te werken aan de opbouw van een ondersteunende sociale omgeving
- de hulpverlener gedragsmatige technieken laten toepassen zoals het aanbieden van prompts en reminders, bijvoorbeeld middels tailoring
- de patiënt met behulp van self-monitoringstechnieken inzicht laten krijgen in zijn gedrag en hem dit waar nodig laten bijsturen
- de hulpverlener samen met de patiënt een gedragscontract laten opstellen
Als het gaat om waarnemen van symptomen is de combinatie van cognitieve, sociale en emotionele factoren te zien bij 2 interessante fenomen. Welke 2?
De geneeskundestudentenziekte
Massale psychogene ziekte
Op basis van ervaringen en van wat we lezen en horen hebben we ideeen en verwachtingen over ziekte. Hoe heet dit?
Cognitieve representatie of gezond-verstandmodel van de ziekte.
Dergelijke modellen beinvloeden ons gezondheidsgedrag.
Op welke 2 manieren beinvloeden gezond-verstandmodellen onze gezondheid?
- Mensen nemen met onjuiste ideeen minder preventieve maatregelen en zoeken, als ze eenmaal ziek zijn, minder snel behandeling.
- Verwachtingen ten aanzien van hun aandoening verslechteren als die chronisch wordt, wat leidt tot negatieve emoties en een verminderd gevoel van persoonlijke controle
Voordat mensen besluiten zich medisch te laten onderzoeken, vragen ze meestal advies in hun…
lekenverwijzingsnetwerk
Wat zijn iatrogene aandoeningen?
Gezondheidsproblemen als gevolg van medische behandeling
Waar geef het Health Belief Model een raamwerk voor?
Voor het al dan niet uitoefenen van gezond gedrag.
Volgens het model zetten symptomen een besluitvormingsproces in gang voor het vragen om medische zorg. Bij het proces hoort:
1) het beoordelen van de waargenomen dreiging, die wordt bepaald door
a) aanwijzingen voor actie
b) waargenomen vatbaarheid
c) waargenomen ernst:
2) Het beoordelen of waargenomen voordelen opwegen tegen waargenomen barrieres
Wat is behandelingsvertraging?
De tijd die mensen voorbij laten gaan voordat ze hulp zoeken, is te verdelen in 3 fasen. Welke 3?
De redenen voor vertraging verschillen per fase. Welke reden is per fase het belangrijkst?
Tijd die verloopt tussen het opmerken van een symptoom en het moment van binnenkomst bij een medisch zorgverlener.
1) Beoordelingsuitstel: de tijd die iemand neemt om symptomen te interpreteren
2) Ziekte-uitstel: de tijd die iemand neemt om te erkennen dat hij ziek is en zorg nodig heeft.
3) Gebruiksuitstel: de tijd na het besluit om gebruik te maken van zorg, tot het daadwerkelijke moment van gebruik
- Sensorische impact van symptomen
- Gedachten over de symptomen
- Afwegen van voordelen en kosten
In welke 5 soorten is aanvullende en alternatieve geneeswijzen in te delen?
- Manipulatieve en lichamelijke methoden
- Biologische methoden
- Geest-lichaaminterventies
- Energietherapie
- Alternatieve medische systemen
Wat is hypochondrie?
Neiging van mensen om zich extreem zorgen te maken over hun gezondheid, hun lichaam voortdurend te controleren, regelmatig ongegronde medische klachten te uiten en te denken dat ze ziek zijn, ondanks geruststelling door hun arts. Het wordt beschouwd als een psychiatrische aandoening als het minstens 6 maanden aanhoudt en zorgt voor aanzienlijke lijdensdruk.
Artsen hebben verschillende interactiestijlen.
Wat is de artsgerichte stijl?
En patientgerichte stijl?
Artsgericht: arts stelt vooral vragen die een kort antwoord vereisen en zich vooral richten op het eerste probleem dat de patient noemt.
Patientgericht: hebben een minder controlerende rol. Meer open vragen en meer aanvullende informatie.
Wat is beredeneerde therapieontrouw?
Als het niet naleven van behandelingsvoorschriften weloverwogen en om valide redenen gebeurt. Bijv. bijwerkingen en kosten.
De gezondheidszorg richt zich vooral op secundaire en tertiaire preventie, dus op het behandelen van ziekte of het vertragen van de progressie ervan, en heeft procedures ontwikkeld voor het beheersen van chronische ziekten. Deze benadering wordt het chronische-zorgmodel genoemd. Dit model kan ook worden toegepast voor primaire preventie, om gezondheidsproblemen te voorkomen, als rekening wordt gehouden met 6 eigenschappen van het model. Welke 6?
- Organisatie van de zorg: de bestuurders van de zorginstelling geven prioriteit aan primaire preventie en stimuleren hun personeel hierin.
- Klinische informatiesystemen: actuele en toegankelijke pratientgegevens zijn noodzakelijk zodat patienten en persoon updates en herinneringen krijgen
- Ontwerp van leveringssystemen: artsen initieren preventieve interventies, zoals correspondentie, en niet-artsen voeren die uit.
- Beslissingsondersteuning: het personeel heeft richtlijnen wordt getraind om vast te stellen voor wie een interventie nodig is.
- Ondersteuning van zelfmanagement: de zorginstelling verstrekt info en verwijzingen aan patienten en hun families
- Gebruik van de gemeenschap: de zorginstelling strekt preventieve inspanningen ook uit naar de gemeenschap, bijv. door gebruik te maken van zelfhulporganisaties.
Beschrijf de vier indelingsvormen die vaak worden gebruikt om de gezondheidszorg in Nederland in te delen. Geef daarbij per indelingsvorm globaal aan welke zorg eronder valt. Indelingen zorg
De vier indelingen met bijbehorende vormen van zorg:
1 zorg naar zorgbehoefte
De zorg is ingedeeld op basis van vijf behoeftecategorieën;
a. geboorte
b. gezond blijven
c. beter worden
d. leven met ziekte/handicap
e. zorg aan het einde van het leven
Hieraan gekoppeld heeft de zorg haar speerpunt rondom curatieve activiteiten, preventieve activiteiten, verzorgende activiteiten of palliatieve activiteiten die soms min of meer gelijk gesteld aan sectoren binnen de gezondheidszorg zoals cure, care en preventie.
2 zorg naar plaats van behandeling
Hieronder vallen respectievelijk intramurale-, extramurale-, en semimurale zorg. Op de website zelf vindt u de betekenis van deze begrippen. Transmurale zorg hoort hier eigenlijk ook bij. Hiervan is sprake bij instellingsoverschrijdende zorg
3 zorg naar behandelingsniveau
Bij deze indeling is de aard van het gezondheidsprobleem bepalend voor het behandelingsniveau. We kennen een nulde, eerste, tweede en derde lijn. Op de website zelf vindt u de betekenis van deze begrippen.
4 zorg naar doelgroep
Hiervan is sprake wanneer de gezondheidszorg wordt ingedeeld naar groepen personen waarop de zorg zich richt, bijvoorbeeld de ouderenzorg en de moeder- en kindzorg (indeling naar leeftijd) en de bedrijfsgeneeskundige zorg en zorg in gevangenissen (indeling naar bevolkingsgroepen met risico’s).
In het primaire proces van de gezondheidszorg en breder gezien in het gezondheidszorgstelsel zijn verschillende wetten van toepassing. Voor de cursus hoeft u alleen de volgende wetten te kennen en te kunnen toelichten:
Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz)
Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO)
Wet BIG
Dit zijn wetten die betrekking hebben op het primaire proces van zorg. Het wettelijk kader van het gezondheidszorgstelsel is momenteel aan het veranderen; dit kunt u overslaan.
Zoek op het internet de bovengenoemde wetten op en licht ze kort toe.
- Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz)
Het is een wet die moet waarborgen dat alle zorgaanbieders goede zorg bieden. In de wet is ook gespecificeerd hoe klachten- en geschillenafhandeling plaats dient te vinden. Deze wet is per 2016 ingevoerd en heeft de Kwaliteitswet zorginstellingen vervangen. - Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO)
Deze wet heeft de rechten en plichten van de patiënt en hulpverlener vastgelegd. Centraal staan de informatieplicht en de toestemmingsvereiste. Dit betekent dat de patiënt goed geïnformeerd moet worden over diagnostisch onderzoek en eventuele behandelingen en toestemming moet geven voor de uitvoering van onderzoek of behandeling (informed consent). - Wet BIG (wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg)
Deze wet regelt titelbescherming en registratie van beroepsgroepen, heeft voorbehouden handelingen gedefinieerd en heeft tuchtrechtvernieuwing gestuurd. Voor bepaalde beroepen kent de wet preventieve kwaliteitsinstrumenten zoals opleidingseisen en periodieke registratie van beroepsbeoefenaren.
Gezondheidszorgpsychologen vallen onder deze wet, psychologen zonder deze aantekening niet. Psycholoog is daarmee ook geen beroep met een titelbescherming.
Omschrijf hoe bij een ziekenhuisopname het gedrag van de hulpverlener en het gedrag van de patiënt elkaar wederzijds beïnvloeden.
Gedrag hulpverlener
Tekort aan informatieverstrekking door de hulpverleners kan de patiënt angstig maken en kan bijdragen aan therapieontrouw.
Het niet of onvoldoende benaderen van patiënten als persoon kan de patiënt angstig maken.
Gedrag patiënten
De beliefs van patiënten over hoe ze zich zouden moeten gedragen tijdens de opname (passief, actief of conformerend) heeft invloed op de manier waarop men zich daadwerkelijk gedraagt. Uit onderzoek komt bijvoorbeeld naar voren dat patiënten die vonden dat ze zich passief moesten gedragen tijdens de opname, minder onenigheid met de zorgverleners hadden en minder klaagden.
De medische conditie van patiënten kan invloed hebben op de wijze waarop patiënten zich gedragen.
Welke copingstrategieën worden veelal gebruikt door patiënten die worden opgenomen in het ziekenhuis? Geef ook voorbeelden. 4x
- Probleemgerichte coping, waarbij de patiënt probeert het probleem zelf aan te pakken, bijvoorbeeld door te vragen om medicatie ter reductie van pijn. Een specifieke vorm hiervan is het zoeken van heel gedetailleerde informatie over de ziekte (ook wel monitoring copingstyle (attention coping, vigilant coping)) genoemd.
- Emotionele coping, waarbij de patiënt de emoties gerelateerd aan het probleem aanpakt. Emotiegerichte copingstrategieën worden vooral gebruikt door mensen die denken dat ze niets kunnen doen om de stressor te verminderen. Een voorbeeld van emotionele coping is het doen van activiteiten die afleiden van de ziekte, zoals puzzelen. De blunting coping style (ook wel avoidance coping is een specifieke vorm van emotionele coping waarbij de patiënt de dreiging ontkent en vermijdt).
- Een cognitief proces dat een rol kan spelen in coping is het attributieproces. Dat wil zeggen dat de patiënt de oorzaak van zijn lichamelijke gesteldheid probeert toe te wijzen aan iets of iemand (schuldtoewijzing, attributing the blame). Onderzoek laat zien dat toewijzing van de ziekte aan zichzelf of aan een ander niet bevorderlijk is voor de aanpassing aan de ziekte. Het is echter sterker negatief gerelateerd aan het leggen van de schuld bij de ander dan aan het leggen van de schuld bij zichzelf.
- Een ander cognitief proces dat een rol speelt, heeft te maken met de mate van persoonlijke controle die wordt verwacht tijdens de opname en van de ziekte. Als men weinig persoonlijke controle ervaart, kan een gevoel van hulpeloosheid ontstaan. Het ervaren van persoonlijke controle is goed voor de aanpassing aan de ziekte en het herstel.
Het is belangrijk om patiënten (volwassenen en kinderen) voor te bereiden op stressvolle medische procedures zoals een opname in het ziekenhuis, operatie of behandeling. Uit onderzoek komt naar voren dat het vergroten van de controle die patiënten hebben, hiervoor een effectieve methode is.
Noem drie vormen van controle waaraan gewerkt kan worden, leg uit wat ze inhouden en geef een voorbeeld.
Er zijn drie typen controle te onderscheiden:
- behavioral control (gedragscontrole): in staat zijn om bepaald gedrag te vertonen om ongemak na een operatie of behandeling te voorkomen, of herstel te bevorderen, bijvoorbeeld bepaalde ademhalingsoefeningen
- cognitive control (cognitieve controle): weten hoe te focussen op de voordelen van de medische procedures in plaats van op de onplezierige aspecten. De patiënt kan bijvoorbeeld voor zichzelf achterhalen wat hij of zij allemaal weer kan na de medische ingreep tegenover de periode voor de ingreep. Een ander voorbeeld is het leren herkennen van signalen van angst bij zichzelf, de gedachten die de angst veroorzaken op een rij zetten en nagaan of de gedachten die de angst veroorzaken, correct zijn.
- informational control (informatiecontrole): kennis verkrijgen over wat de patiënt te wachten staat, bijvoorbeeld door bij de verpleegkundige te informeren naar gebeurtenissen en wat patiënten normaal gesproken voelen tijdens bepaalde procedures.
Waarin verschillen in grote lijn kinderen van volwassenen wat betreft de ervaringen en invloed van een ziekenhuisopname?
Bij oudere kinderen zijn er vooral welke 4 problemen?
pecifiek voor peuters en kleuters is dat ze scheidingsangst kunnen ervaren. Ze kunnen verder een sterke reactie vertonen in hun gedrag zoals veel huilen en moeder gaan zoeken. Ook als deze kinderen weer thuis zijn, kunnen ze nog last hebben van angstgevoelens ten gevolge van de opname en daardoor bijvoorbeeld slecht slapen. Verder kunnen jonge kinderen nog niet logisch denken waardoor de kans groot is dat ze mispercepties hebben over de gezondheidsproblemen die ze hebben en/of de behandeling.
Bij oudere kinderen spelen vooral de volgende problemen:
- Er kan stress en irritatie optreden doordat het gevoel van controle en onafhankelijkheid in gevaar komt.
- Ze maken zich meer dan jonge kinderen eerder en meer zorgen over de ziekte, de behandeling en de gevolgen daarvan.
- Het weg zijn van vriendjes en familie kan eenzaamheid en verveling veroorzaken. Kinderen kunnen zich ook zorgen maken hun vriendjes te verliezen.
- Er kunnen gevoelens van schaamte zijn voor het eigen lichaam omdat ze de lichamelijke verzorging (deels) over moeten geven aan de verpleegkundigen.
Welke tests worden veelal gebruikt om psychisch (on)welbevinden of klachten bij patiënten die een medisch onderzoek of behandeling ondergaan, te testen? Geef ook aan waarvoor ze worden gebruikt.
Algemene test
Minnesota Multiphasic Personality Inventory (MMPI): een vragenlijst voor het testen van persoonlijkheidskenmerken. De MMPI-2 is een in de jaren tachtig verbeterde en aangepaste versie die ook in het Nederlands te verkrijgen is (Derksen, Sloore, De Mey, Hellenbosch, 1997). Het is in Nederland de meeste gebruikte lijst om persoonlijkheid te meten. Delen van de test (de schalen hypochondrie, depressie, hysterie) worden gebruikt om de emotionele aanpassing van patiënten in de medische setting in kaart te brengen.
Voor de medische setting specifieke vragenlijsten
- Tests om te beoordelen of de patiënt een type A- of type B-persoonlijkheid heeft. Er zijn diverse tests om dit te meten, waaronder vragenlijsten en gestructureerde interviews. Een voorbeeld van een vragenlijst is de Jenkins Activity Survey (Jenkins, 1979) die is bewerkt tot een Nederlandse versie door Appels (1985). Persoonlijkheidstype A wordt in verband gebracht met de ontwikkeling van coronaire hartziekten.
- Millon Behavioral Medicine Diagnostic (MBMD). Verschaft informatie over de copingstijl van de patiënt, gewoonten die negatief gerelateerd zijn aan de gezondheid van de patiënt, stress moderators, de reactie van de patiënt op de ziekte en de te verwachten problemen met betrekking tot de behandeling.
- Psychosocial Adjustment to Illness Scale (PAIS). Deze vragenlijst meet zeven psychosociale karakteristieken die geassocieerd zijn met de wijze waarop de patiënt zich aanpast aan de lichamelijke aandoening waaraan hij lijdt.
Een man heeft pijn als hij urineert. De huisarts verwijst de man door naar de uroloog. Deze onderzoekt de man en constateert prostaatkanker. De man wordt zo snel mogelijk opgenomen in het ziekenhuis om een operatie te ondergaan.
Beschrijf hoe u denkt dat de man kan worden voorbereid op de operatie.
De ziekenhuismedewerkers kunnen de patiënt een groter gevoel van controle geven.
- controle over het gedrag: de patiënt laten oefenen en specifieke vaardigheden en gedrag aanleren waardoor hij tijdens en na de medische procedure minder hinder ondervindt en sneller herstelt
- cognitieve controle: zorgen dat de patiënt zich richt op de voordelen van de medische procedure en niet op de negatieve aspecten
- informatiecontrole: zorgen dat de patiënt voldoende informatie heeft over de dingen die staan te gebeuren, inclusief de dingen die hij zal ervaren tijdens en na afloop van de operatie (bijvoorbeeld pijn).
Het effect van de voorbereiding hangt onder andere af van hoe de patiënt met de spanning omgaat, welke copingstrategieën hij gebruikt.
Ga nogmaals uit van de gevalsbeschrijving van de man met pijn bij het urineren uit de vorige vraag en beschrijf welke rol een gezondheidspsycholoog daarbij kan spelen. 5x
Gezondheidspsychologen kunnen
- de specialist van de patiënt consulteren
- de mate van voorbereiding inschatten waaraan de patiënt behoefte heeft
- de patiënt helpen bij het opvolgen van medische adviezen
- programma’s ontwikkelen om de gedragscontrole van de patiënt te vergroten
- assisteren in het herstelproces van de patiënt.
Zoals in de vorige opdracht aan de orde is geweest, kunnen gezondheidspsychologen gebruikmaken van bestaande testen om de (psychologische) behoeften en problemen van de patiënten in te schatten.
Wat vaak voorkomt in de interactie tussen patient en personeel in een ziekenhuis is…
depersonalisatie: het behandelen van de persoon in kwestie alsof hij niet bestaat.
Wat zijn 3 psychosociale kenmerken van burn-out?
- Emotionele uitputting
- Depersonalisatie
- Gevoel van ongeschiktheid voor een taak
Wat is reactantie?
Boze reactie die voortkomt uit een gevoel van verlies van controle en vrijheid
Met sommige stressvolle situaties kan een patient omgaan door probleemgerichte coping, bijv. door om extra pijnstilling te vragen of door info over zijn aandoening te lezen. Als mensen het idee hebben dat ze niets aan de stressor kunnen veranderen, nemen ze meestal hun toevlucht tot…
emotiegerichte coping, bijv. door het ontkennen van nare feiten of door zichzelf af te leiden of door sociale steun te zoeken.
Wanneer is de voorbereiding op medische ingrepen het meest effectief?
Als inhoud aansluit bij de copingbehoeften van de patient.
Wat is het belangrijkste copingmechanisme voor terminale patienten?
Ontkenning