T3 Gezondheid, gedrag en preventie Flashcards

1
Q

Hoe hangen de belangrijkste leefstijlgedragingen globaal samen met gezondheid?

A

Mensen die roken hebben een grotere kans om vroegtijdig dood te gaan aan hart- en vaatziekten en kanker, net als mensen die te veel en te vet eten. Overmatig alcoholgebruik kan het leven ook drastisch verkorten. Mensen die regelmatig aan sport of andere lichaamsbeweging doen, hebben gemiddeld een lagere bloeddruk en een lager lichaamsgewicht en minder kans op hart- en vaatziekten. Mensen die veel groente en fruit eten, krijgen minder vaak darm-, maag- en longkanker. Enkele gewoonten of gedragingen zijn niet bevorderlijk voor onze gezondheid, andere gedragingen juist wel. De conclusie is in ieder geval dat ons gedrag van invloed is op onze gezondheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Is er iets bekend over hoe die verschillende leefstijlen met elkaar samenhangen?

A

Vaak wordt gesproken van een gezonde of ongezonde leefstijl. Impliciet gaan we er daarbij van uit dat mensen die gezond eten ook wel niet zullen roken, matig zijn met alcohol, de veiligheidsgordel om doen en meerdere malen per week een paar kilometer in looppas afleggen om lichamelijk fit te blijven. Uit onderzoek blijkt echter dat verschillende gezondheidsbevorderende en gezondheidsbedreigende gedragingen maar matig met elkaar samenhangen. Er zijn natuurlijk mensen die heel veel aandacht aan hun gezondheid besteden, net als er mensen zijn die er alles aan lijken te doen om hun gezondheid zo veel mogelijk op de proef te stellen, maar gemiddeld zegt het feit of iemand bijvoorbeeld wel of niet rookt heel weinig over diens voedingsgewoonten, veiligheidsgedrag of lichaamsbeweging. Het enige verband dat wel vrij consequent uit onderzoek naar voren komt, is de associatie tussen roken en alcoholgebruik: mensen die roken drinken vaker en gemiddeld meer alcohol dan mensen die niet roken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe hangen demografische factoren als geslacht, leeftijd en opleiding samen met de (on)gezonde leefstijl van mensen? Hoe hangen demografische factoren samen met andere factoren of determinanten van die gezondheidsgerelateerde gedragingen?

A

Sinds we weten dat bepaald gedrag van invloed kan zijn op onze gezondheid, is er veel onderzoek gedaan om een antwoord te krijgen op de vraag waarom mensen bepaalde gezondheidsbevorderende of gezondheidsbedreigende gedragingen vertonen. Dit is onderzoek naar de redenen of determinanten van gezondheidsgerelateerd gedrag. Vaak wordt bij determinanten van gedrag gedacht aan factoren als geslacht, leeftijd of opleiding. De redenatie is dan als volgt: mannen eten meer vet dan vrouwen, dus geslacht is een determinant van vetconsumptie. Dit soort sociaal-demografische variabelen hangen inderdaad samen met gezondheidsgedrag, maar het zijn geen directe determinanten van gedrag. De relatie met gedrag is meer indirect, hun invloed loopt via andere variabelen. Het is niet zo dat iemand meer vet eet omdat hij een man is, maar mannen hebben gemiddeld een hogere energiebehoefte (biologische determinant), mannen worden gemiddeld anders opgevoed dan vrouwen waardoor ze gemiddeld een meer positieve attitude ten aanzien van vet in de voeding hebben (psychologische determinant) en mannen worden door hun sociale omgeving gemiddeld meer gestimuleerd om veel en vet te eten (sociale determinant).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In hoeverre bieden demografische en meer biologische factoren die gerelateerd zijn aan gezondheidsgedragingen, aanknopingspunten om die gedragingen te kunnen beïnvloeden?

A

Een probleem met factoren als geslacht, leeftijd en bijvoorbeeld sociaal-economische status, maar ook genetische of biologische factoren, is dat ze niet of heel moeilijk te veranderen zijn. In relatie tot gezondheidsgedrag zijn we vooral geïnteresseerd in determinanten die dat gedrag (mede) bepalen en ook te beïnvloeden zijn. Het beïnvloeden van determinanten van gezondheidsgedrag is de grondslag van veel gezondheidsvoorlichtings- en gezondheidsbevorderingsprojecten. Inzicht in de demografische kenmerken van risicogroepen is echter toch relevant, omdat die kenmerken een belangrijk kader kunnen geven van waaruit gezondheidsbevorderende projecten kunnen plaatsvinden. Als we bijvoorbeeld weten dat aids vooral een probleem is bij jonge homoseksuele mannen, dan kunnen we die kenmerken niet beïnvloeden, maar we kunnen wel onze voorlichtingsboodschap aanpassen aan de specifieke kenmerken van de doelgroep (door bijvoorbeeld gebruik te maken van informatiekanalen die deze doelgroep vaak gebruikt) en specifiek deze groep benaderen met een interventie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sarafino en Smith onderscheiden in hoofdstuk 6 drie vormen van preventie. Benoem en omschrijf deze vormen en geef bij elke vorm een voorbeeld.

A

primaire preventie: het voorkomen van ziekten en/of gezondheidsproblemen. Voorbeeld: reizigersadvisering gericht op het voorkomen van besmetting met tropische ziekten in het buitenland. Ander voorbeeld: stoppen-met-roken-campagnes van de overheid.

secundaire preventie: het vroegtijdig ontdekken van ziekten en/of gezondheidsproblemen. Voorbeeld: bevolkingsonderzoeken (bijvoorbeeld borstkanker, baarmoederhalskanker) die het doel hebben om gezondheidsproblemen (bijvoorbeeld kanker) zo vroeg mogelijk te ontdekken zodat behandeling de meeste kans op succes heeft.

tertiaire preventie: het optimaal leren omgaan met ziekten en/of gezondheidsproblemen. Voorbeeld: deelnemen aan de cursus herstel en balans door mensen die succesvol zijn behandeld voor kanker en die proberen de draad van hun leven op te pakken en restverschijnselen zoals vermoeidheid aan te pakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sarafino en Smith benoemen in hoofdstuk 6 drie verschillende vormen van health behavior:

well behavior
symptom-based behavior
sick-role behavior
Hieronder staan voorbeelden van personen die een bepaald gezondheidsgedrag vertonen:

deelnemers aan wekelijkse wandelactiviteiten die een Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) in verschillende wijken van een stad organiseert
een ongeruste mevrouw die haar huisarts bezoekt nadat ze met borstzelfonderzoek een knobbeltje heeft ontdekt
een asielzoeker die met ernstige hoestklachten bij de medische opvang asielzoekers/infectiebestrijding binnenkomt
deelneemster aan zelfhulpgroep ‘leven met kanker’
deelnemer aan een stoppen-met-roken-cursus van de GGD

Beschrijf voor ieder voorbeeld welk van de drie genoemde vormen van gezondheidsgedrag zij uitvoeren.

A

a. well behavior
b. symptom-based behavior
c. symptom-based behavior
d. sick-role behavior
e. well behavior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In hoofdstuk 6 van het tekstboek, maar ook in het hoofdstuk van Lechner et al. (2012) wordt ingegaan op het Health Belief-model (zie onderstaand figuur). Dit is lange tijd het belangrijkste model geweest voor het verklaren en voorspellen van gezondheidsgerelateerd gedrag.

Het model wordt tegenwoordig niet meer zo veel gebruikt. Waarom niet? 3x

A
  1. sterke nadruk op ervaren dreiging. Uit onderzoek blijkt echter dat heel vaak andere beliefs, die niet zo zeer met gezondheidsbehoud of ziektepreventie te maken hebben, veel belangrijkere determinanten van gedrag kunnen zijn.
  2. Verklaart gewoontegedrag niet.
  3. Onduidelijk hoe de factoren in het model goed gemeten kunnen worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de belangrijkste verschil tussen de Protectie Motivatie Theorie en het Health Belief Model?

A

In de protectie motivatie theorie is de rol van het inschatten van eigen capaciteiten wat betreft gedrag beter uitgewerkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Eén model dat vaak wordt gebruikt om gezondheidsgerelateerd gedrag te voorspellen is de Theorie van Gepland Gedrag (Theory of Planned Behavior, beschreven door Sarafino & Smith) en zijn opvolger uit 2010, het Beredeneerd Gedrag Model (Reasoned Action Approach Model, beschreven door Lechner et al).

Benoem de belangrijkste concepten uit het Beredeneerd Gedrag Model, beschrijf kort hun betekenis en benoem de belangrijkste uitbreiding van het model tegenover de Theorie van Gepland Gedrag.

A

Het Beredeneerd Gedrag Model zegt kortweg het volgende: de belangrijkste determinant van een bepaald gedrag is de intentie of motivatie om dat specifieke gedrag uit te voeren. De intentie wordt weer bepaald door drie primaire determinanten: attitude, subjectieve normen (subjective norms) en verwachte gedragscontrole (perceived behavioral control). De attitude wordt bepaald door de afweging die men maakt van de verwachte voor- en nadelen van het gedrag, de subjectieve norm is wat men denkt dat anderen van hen verwachten met betrekking tot het gedrag, terwijl de verwachte gedragscontrole bepaald wordt door in hoeverre men denkt het bewuste gedrag te kunnen uitvoeren. De waargenomen gedragscontrole zelf maar ook de relatie tussen intentie en gedrag wordt beïnvloed door de daadwerkelijke controle die iemand ervaart. De factor ‘daadwerkelijke gedragscontrole’ is tevens de belangrijkste uitbreiding van het model tegenover het model dat de Theorie van Gepland Gedrag representeert. Het Beredeneerd Gedrag Model is een uitbreiding en verfijning van de Theorie van Gepland Gedrag.

NB Beide varianten van het model worden gebruikt voor het verklaren van gezondheidsgedrag. Maar omwille van de aansluiting bij recente ontwikkelingen wordt in de vervolgvragen accent gelegd op het Beredenerend Gedrag Model. U dient beide modellen te kennen en te kunnen toelichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Beschrijf het Beredeneerd Gedrag Model, toegepast op het doelgedrag ‘meer bewegen’.

A

Het doelgedrag is dus ‘meer bewegen’. Volgens het Beredeneerd Gedrag Model zal iemand meer gaan bewegen wanneer hij gemotiveerd is (intentie heeft) om meer te gaan bewegen. Hij zal gemotiveerd zijn als hij meer voordelen dan nadelen van meer bewegen verwacht (positieve attitude), denkt dat voor hem belangrijke anderen (bijvoorbeeld partner, vrienden, familie) vinden dat hij meer zou moeten bewegen (positieve subjectieve norm) en als hij denkt dat hij in staat is om ook daadwerkelijk meer te gaan bewegen (positieve verwachtingen over gedragscontrole). De ingeschatte gedragscontrole wordt mede beïnvloed door de daadwerkelijke gedragscontrole (bijvoorbeeld is de omgeving zo ingericht dat ik meer kan bewegen? En heb ik de vaardigheden om meer te bewegen?). Daadwerkelijke gedragscontrole is eveneens van invloed op de omzetting van intentie naar gedrag (van willen naar doen). Nu zal de daadwerkelijke gedragscontrole niet zo’n grote rol spelen bij het verhogen van algemeen bewegingsgedrag, maar meer bij bijvoorbeeld het voornemen om intensief te gaan sporten of om specifieke sport zoals bergbeklimmen te gaan doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In hoeverre zijn er verschillen tussen het Beredeneerd Gedrag Model en het in Nederland regelmatig gebruikte ASE-model (zie het onderstaande figuur)? Beschrijf de verschillen.

A

Ook al lijken ASE en het Beredeneerd Gedrag Model veel op elkaar, er zijn enkele verschillen. Waar het Beredeneerd Gedrag Model het heeft over subjectieve normen, gebruikt het ASE-model sociale invloeden. Volgens het ASE-model zijn er meer sociale invloeden dan de subjectieve normen. Het ASE-model onderscheidt drie soorten sociale invloeden:

  1. Subjectieve normen. Dit is identiek aan het Beredeneerd Gedrag Model.
  2. Sociale steun of sociale druk. Bij steun of druk gaat het om meer directe invloeden van anderen. Sociale druk treedt bijvoorbeeld op wanneer iemand door zijn vrienden wordt aangespoord om te roken, drugs te gebruiken, of nog een drankje te nemen. Sociale steun treedt bijvoorbeeld op wanneer je actief gesteund wordt om te stoppen met roken omdat mensen in je omgeving je een hart onder de riem steken en je aansporen om vol te houden. De term ‘sociale druk’ wordt meestal gebruikt voor negatieve invloed, sociale steun voor een positieve invloed.
  3. Modelling. Bij modelling gaat het om leren door het observeren van het gedrag van anderen. Wanneer in iemands omgeving veel mensen roken, is de kans dat deze persoon zelf ook gaat roken groter, vooral als aan dat gedrag voordelen voor de rokers lijken verbonden. Wanneer op een school een aantal stoere binken rookt en die jongens ook bij de leukste meisjes populair zijn, dan is dit voorbeeldgedrag erg aantrekkelijk voor andere jongens op die school en dat vergroot de kans dat deze andere jongens ook zullen gaan roken (om erbij te horen).

Een ander verschil tussen beide modellen is vooral een verschil in naamgeving. Waar het ASE-model het heeft over self-efficacy of eigen-effectiviteitsverwachtingen, gebruikt het Beredeneerd Gedrag Model behavioral control verwachte gedragscontrole. In het ASE-model zijn eigen-effectiviteitsverwachtingen als derde determinant opgenomen in plaats van verwachte gedragscontrole. Het verschil tussen deze twee begrippen is minimaal, ze kunnen als uitwisselbaar beschouwd worden. Beide begrippen geven aan dat een belangrijke determinant van intentie en daarmee van gedrag is of men zichzelf in staat acht om dat gedrag uit te voeren. Internationaal gezien is self-efficacy een meer bekend en theoretisch verder ontwikkeld concept dan behavioral control. Een groter verschil op dit gebied is de toevoeging van daadwerkelijke gedragscontrole in het Beredeneerd Gedrag Model. Deze factor is niet opgenomen in het ASE-model.

Een laatste verschil tussen beide modellen is de manier waarop het concept attitude is geoperationaliseerd. Het Beredeneerd Gedrag Model meet attitudes door het meten van de belangrijkste beliefs (bijvoorbeeld ‘van bewegen wordt ik fit’) en die beliefs te combineren met de evaluatie van dat belief (bijvoorbeeld ‘dat ik me fit voel vind ik heel belangrijk’). Het ASE-model beperkt zicht tot het meten van de relevante beliefs.

De Social Cognitive Theory (zie het onderstaande figuur) wordt niet in Sarafino & Smith genoemd, maar wel door Lechner et al, en is belangrijk in gezondheidspsychologisch onderzoek en als basis van gezondheidspsychologische interventies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Door welke 3 determinanten wordt de intentie verklaard bij de de Social Cognitive Theory van Bandura?

Welke theorieen zijn op zij werk gebaseerd?

Welke 2 begrippen komen van Bandura’s theorie?

A
  1. Outcome expectancies:
    de afweging van voor- en nadelenof verwachte uitkomsten van het gedrag, vergelijkbaar met de attitude uit voorgaande modellen): bijvoorbeeld ‘door te roken ga ik stinken’, maar ook ‘door te roken hoor ik erbij’
  2. Modelling
    sociale invloeden: bijvoorbeeld ‘alle gezellige mensen uit mijn omgeving roken’
    inschatting van het eigen kunnen (eigen-
  3. effectiviteitsverwachtingen): bijvoorbeeld ‘helemaal stoppen met roken, dat lukt mij nooit’.

Albert Bandura (1986) is een van de grondleggers en tegenwoordig de meest invloedrijke representant van deze theorie. Bandura’s werk heeft grote invloed gehad op de evolutie van de eerder genoemde modellen.

  1. , De verandering van de Theory of reasoned action in de Theory of planned behavior en daarop volgend het Beredeneerd Gedrag Model was mede gebaseerd op het werk van Bandura.
  2. Het ASE-model is eigenlijk een integratie van de Theory of reasoned action and Bandura’s inzichten.
  3. eigen-effectiviteitsverwachtingen
  4. modelling komen van Bandura’s theorie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Van welk model is het stages of change construct onderdeel van?

Waar zet het iets over?

Welke 5 fases bevat het?

Wanneer begint de laatste fase?

A

Transtheoretisch model Stages of change- en Transtheoretisch model worden nu vaak ten onrechte door elkaar gebruikt. Voor deze cursus is inzicht in het Stages of change-construct echter voldoende.

proces van gedragsverandering.

  1. precontemplatie,
  2. contemplatie
  3. voorbereiding (preparation), 4. actie
  4. gedragsbehoud (maintenance).

Mensen in precontemplatie overwegen niet om hun gedrag te veranderen (ik rook en wil daar niet mee stoppen), mensen in contemplatie overwegen dit wel, maar hebben nog geen concrete plannen (ik rook maar eigenlijk wil ik binnen een half jaar stoppen). Als die plannen wel worden gemaakt, komt men in de voorbereidingsfase (de komende maand ga ik stoppen met roken), waarna bij werkelijke (pogingen tot) gedragsverandering de actiefase optreedt (ik ben gestopt met roken en probeer het vol te houden).

De behoudsfase begint als de gedragverandering gedurende langere tijd (meer dan een half jaar) is volgehouden en het veranderde gedrag een gewoonte is geworden. Het Stages of change-construct kan een goede basis zijn voor doelgroepsegmentatie bij gezondheidspsychologische interventies. Afhankelijk van de fase van gedragsverandering waarin de mensen uit de doelgroep zich bevinden, moet de voorlichting anders worden ingevuld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een verzamelnaam voor alle genoemde modellen die gedrag verklaren (Sociaal-cognitieve theorie, beredeneerd gedrag model, health-belief model, protectie motivatie model)?

Hoe heet een andere categorie modellen die het accent legt op de rol van de omgeving?

A

Een verzamelnaam voor de eerder genoemde modellen is sociaal cognitieve gedragsverklaringsmodellen. Ze benadrukken de rol van persoonlijke determinanten van gedrag, bijvoorbeeld cognities over voordelen van het gedrag en de steun die men van anderen ervaart om het gedrag te vertonen.

Een andere categorie modellen legt het accent op de rol van de omgeving, de zogenoemde ecologische modellen. Voorbeelden van deze modellen zijn het ANGELO-model en het EnRG-model. Dit type modellen komen in andere cursussen aan de orde. Voor nu is het voldoende dat u weet dat er naast de sociaal cognitieve modellen ook ecologische modellen worden gebruikt om menselijk gedrag te verklaren. De ecologische modellen zijn geen tentamenstof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kunt u de eerder besproken modellen om gezondheidsgerelateerd gedrag te verklaren, plaatsen in het model van de interventiecyclus?

A

De eerder besproken modellen zijn een uitwerking van de eerste fase van de interventiecyclus, de diagnosefase. Het achterhalen van de belangrijke determinanten van een (on)gezond gedrag is immers een onderdeel van de diagnose van het probleem dat men via een interventie wil veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Beschrijf op basis van wat u uit studietaak 1.3 en deze studietaak weet, de verschillende stappen van de diagnosefase. Pas deze stappen globaal toe op het gedrag veilig vrijen bij jongeren (voor hiv/aids-preventie). Bij welke stap van de diagnosefase horen de eerder besproken modellen?

A

De eerste fase van de interventiecyclus (de diagnosefase) bestaat uit drie stappen: de probleemanalyse (of oriëntatie), de gedragsanalyse en de determinantenanalyse.

Stap 1: de probleemanalyse
In deze stap wordt het probleem precies gedefinieerd aan de hand van vragen als:

Wat is het probleem dat opgelost moet worden (sterfte aan aids)?
Hoe belangrijk is het probleem (hoe vaak komt hiv/aids voor)?
Voor wie is het een probleem (welke groepen lopen risico: onder andere jongeren)?
In welke context speelt het probleem?
Stap 2: de gedragsanalyse
In deze stap wordt er vastgesteld welk gedrag samenhangt met het probleem aan de hand van vragen als:

Welke gedragingen en omgevingsfactoren hangen samen met het probleem (onveilig vrijen, geen beschikbaarheid condooms)?
Wie vertoont vooral het aan het probleem gerelateerde gedrag en hoe vaak wordt het gedrag door hen vertoond (bijvoorbeeld jongeren, homoseksuelen, prostituees)?
Wanneer wordt het gedrag vertoond (bijvoorbeeld na afloop van uitgaan)?
In welke context wordt het gedrag vertoond (bijvoorbeeld soms is er alcohol in het spel)?
Stap 3: de determinantenanalyse
Nadat is vastgesteld dat een probleem mede wordt bepaald door menselijk gedrag, is de volgende vraag: ‘Hoe kan het gewenste gedrag worden bevorderd?’ In onze situatie dus ‘Hoe kan veilig vrijen worden bevorderd?’. Om deze vraag te beantwoorden, is het van belang om goed te begrijpen waarom mensen zich gedragen zoals ze zich gedragen. Met andere woorden: inzicht in de achtergronden of determinanten van gedrag – factoren die het gedrag bepalen – is belangrijk als men wil proberen dat gedrag te veranderen. De determinanten kunnen meer persoonlijk zijn of meer in de omgeving liggen.

In deze stap wordt aan de hand van vragen vastgesteld wat de determinanten zijn van het gedrag dat ten grondslag ligt aan het probleem. Mogelijke vragen zijn:

Welke determinanten liggen ten grondslag aan het gedrag, en welke van deze determinanten zijn vermoedelijk beïnvloedbaar via een psychologische interventie?
Welke theoretische uitgangspunten of modellen zijn geschikt om deze determinanten te analyseren (hier komt een of meerdere van de eerder genoemde sociaal cognitieve modellen (Beredeneerd Gedrag Model (of Theory of planned behavior), ASE, Stages of change, Protectie Motivatie Theorie (of het Health Belief Model) en of de ecologische modellen (ANGELO model, EnRG model) uitgebreid aan bod.
De diagnosefase resulteert in een probleemdefinitie en een programma van eisen en randvoorwaarden voor de eventuele interventie. Ten slotte moet er op basis van de uitkomst van de diagnose geconcludeerd worden of een psychologische interventie een adequate aanpak is voor het gedefinieerde probleem of het aan te passen gedrag.

Afronden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is gezondheidsgedrag?

Iemands gezondheid is van invloed op het soort gezondheidsgedrag dat hij vertoont en op zijn motivatie hiervoor. Wat zijn 3 subcategorieen?

A

Activiteit die mensen uitvoeren om hun gezondheid op peil te houden of te verbeteren, ongeacht hun gezondheid en of zij met dit gedrag hun doel bereiken

  1. Gezondheidsbehoudend gedrag: om huidige goede gezondheid in stand te houden of te verbeteren of om ziekte te voorkomen.
  2. Op symptomen gebaseerd gedrag: uitzoeken wat het probleem is en een remedie te vinden.
  3. Ziekte-rol gedrag: gezondheidsprobleem behandelen of eraan aanpassen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Op basis van onderzoek zijn de volgende conclusies getrokken.

  1. Al zijn mensen redelijk stabiel in hun gezondheidsgedrag, toch verandert het in de loop van de tijd.
  2. Specifieke gezondheidsgedragingen zijn niet aan elkaar gekoppeld.
  3. Verschillende gezondheidsgedragingen staan niet bij iedereen onder controle van dezelfde attitudes of neigingen.

Dat gezondheidsgedragingen niet stabieler en meer aan elkaar gelinkt zijn, heeft een aantal redenen. Welke 3?

A
  1. Allerlei factoren op elk moment van invloed zijn op verschillende gedragingen.
  2. Mensen veranderen door hun ervaringen.
  3. Levensomstandigheden veranderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke 3 soorten pogingen tot preventie van ziekte zijn er?

A
  1. Gedragsbeinvloeding
  2. Milieumaatregelen
  3. Preventieve medische behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Mensen leren ook gezond gedrag, vooral door operante conditionering. Gedrag verandert dan door de gevolgen die eraan verbonden zijn. Welke 3 gevolgen?

A
  1. Bekrachtiging: positief of negatieve, toegevoegd of weggenomen resp.
  2. Extinctie: als de gevolgen die het gedrag in stand houden worden weggenomen, zal de respons geleidelijk afnemen. Dit gebeurt alleen als er geen andere instandhoudende stimulus is.
  3. Straf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Mensen leren ook door het observeren van het gedrag van anderen, een proces dat X wordt genoemd.

In het algemeen geldt dat mensen meestal gedrag dat zij zien navolgen als het model… 2x

A

Modelling

Lijkt op henzelf
Hoge status heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn antecedenten?

A

Interne of externe stimuli die voorafgaan aan en de gelegenheid bieden voor gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zegt het health belief model?

Welke 3 factoren zijn van invloed op door mensen ervaren dreiging?

Zijn persoonlijke kenmerken van invloed op percepties van voordelen, barrieres en bedreiging?

A

De waarschijnlijkheid dat iemand preventieve actie onderneemt, hangt direct af van de uitkomst van 2 beoordelingen:

  1. Dreiging van het gezondheidsprobleem dat iemand ervaart
  2. Voors en tegens van het in actie komen
  3. Waargenomen ernst
  4. Waargenomen vatbaarheid
  5. Aanwijzingen voor actie

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de tekortkomingen van de theorie van gepland gedrag? 2x

A
  1. Intentie en gedrag zijn niet sterk gerelateerd.

2. Theorie is onvolledig (bijv. geen rekening gehouden met eerdere ervaringen met het gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is een zwakte van zowel het health blief model en de theorie van gepland gedrag?

A

Ze gaan ervan uit dat mensen in detail nadenken over risico’s, weten welke ziektes bij welk gedrag hoen en hun risico’s op een ernstige ziekte inschatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waarom wordt het stages of change model het transtheoretische model genoemd?

Wat zijn de 2 manieren om mensen te helpen de fasen te doorlopen?

A

Het omvat factoren uit andere theorieën

  1. In detail laten beschrijven hoe ze verandering van hun gedrag gaan realiseren
  2. Hen een plan laten maken voor het geval e op problemen stuiten bij verandering van hun gedrag.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is het onthoudings-overtredingseffect?

A

Als een misstap het vertrouwen in volharding aantast en de aanzet is tot een terugval.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zegt het sociaalcognitieve gedragsverklaringsmodel? 3x

Binnen de theorie is er sprake van reciprocal determinism. Wat betekent dit?

Wat zijn 2 andere begrippen die centraal staan?

A

Gedrag wordt in vergaande mate bepaald door de verwachtingen die men ervan heeft, zoals:

  • situation-outcome expectancies
  • action-outcome expectancies
  • self-efficacy of eigen-effectiviteitsverwachting (centraal begrip in deze theorie)

Gedrag is gevolg van continue interacties tussen aspecten van de omgeving, de persoon en het gedrag van de persoon. De verschillende aspecten zijn elkaars determinanten.

self control en modelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waar is het beredeneerd gedrag model een vervolgstap van?

Wat zegt het beredeneerd gedrag model?

Waar bestaat de gedragsintentie uit? 3x + eenmaal 2 subcategorieen

Wat voor soort achtergrondvariabelen beinvloeden het gedrag indirect via de 3 determinanten?

A

Theorie van gepland gedrag.

Dat gedrag het best te voorspellen is door mensen te vragen of zij van plan zijn om dat gedrag te vertonen: de gedragsintentie.

  1. Attitude
  2. Perceived norm:
    - subjective/injunctive norm
    - descripitive norm
  3. Perceived behavioral control

Individueel, sociaaldemografisch, informationeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

In Nederland is hetAttitude Sociale invloed eigen-effectiviteitsverwachting model (ASE model) ontwikkeld, een aan de theorie van gepland gedrag verwant model.
Regelematig gebruikt voor ontwikkeling van interventies om gezond gedrag te bevorderen.

Op welke 2 punten verschilt het van de theorie van gepland gedrag?

Wat is een kritiekpunt op deze modellen?

A
  1. Er wordt gesrpoken over ‘sociale invloed’ ipv ‘subjectieve norm’
  2. bij ASE model geen sprake van waargenomen gedragscontrole, maar van eigen-effectiviteitsverwachting. Verschil is minimaal

N.B. Krititekpunt: zeer cognitieve modellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Waarom werd het health belief model ontwikkeld?

Wat is de centrale gedachte?

A

Om te verklaren waarom mensen niet meedoen aan programma’s voor preventie of vroege opsporing van ziekte. Later werd het ook toegepast op andere gedragingen, zoals reacties op ziektesymptomen en risicogedrag

Het besluit van mensen om bepaald gezond gedrag te vertonen wordt bepaald door de ervaren gezondheidsdreiging en de evaluatie van het aangevolen gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waarom is het protectie motivatie theorie ontwikkeld?

Wat is hierbij adaptief en maladaptief gedrag?

Welke 2 processen beschrijft het die het gevolg kunnen zijn van de ervaring van bedreiging van de gezondheid?

Welke 2 aspecten zijn van belang bij inschatting van eigen copingstrategieen?

A

Interesse in de vraag bij welk angstniveau mensen het meest geneigd zijn tot preventieve actie.

Adaptief: gedrag dat gericht is op het beschermen van de eigen gezondheid
Maladaptief: gedrag dat niet goed is voor de gezondheid

  1. Proces gericht op inschatting van de dreiging
  2. Proces gericht op inschatten van mogelijkheden om met de dreiging om te gaan (inschatting van eigen copingsstrategieen)
  3. Responseffectiviteit: verwachting dat de aanbevolen respons leidt tot vermindering van dreiging
  4. Eigen-effectiviteitsverwachting: verwachting dat men in staat is de aanbevolen respons uit te voeren.
    > Kans op adaptieve respons wordt groter wanneer iemand zowel de respons- als de eigen-effectiviteit hoger schat dan de responskosten, de ingeschatte nadelen van het gewenste gedrag.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke factoren spelen een rol bij het starten met gebruik van alcohol, tabak en drugs?

A

Voor zowel tabaks-, alcohol- als drugsgebruik lijken dezelfde invloeden een rol te spelen. Met roken, drinken en het gebruik van drugs wordt vaak begonnen op vrij jonge leeftijd, tijdens de puberteit. Vaak speelt hierbij sociale druk van leeftijdgenoten een belangrijke rol. Ook voorbeeldgedrag (modelling, zie hoofdstuk 6 van het tekstboek) van leeftijdgenoten en ouders, maar ook van rolmodellen waar jongeren tegen opkijken, zoals pop- of sportsterren, kunnen mede bepalen of iemand wel of niet gaat roken, drinken of drugs gaat gebruiken. Als men eenmaal een (gewoonte) gebruiker is, gaan andere zaken een rol spelen die bepalen dat men blijft gebruiken. Vaak is hierbij sprake van een vorm van lichamelijke en/of geestelijke afhankelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Bij tabak, alcohol en drugs spelen verslaving en fysieke en psychologische afhankelijkheid een belangrijke rol.

Waardoor wordt fysieke afhankelijkheid gekenmerkt?

Raken mensen eerst psychologisch of eerst fysiek afhankelijk?

A

Bij verslaving is er sprake van fysieke én psychologische afhankelijkheid van een product.

Fysieke afhankelijkheid bestaat wanneer het lichaam gewend is aan de desbetreffende stof en die stof nodig heeft om normaal te kunnen functioneren. Fysieke afhankelijkheid kenmerkt zich door twee aspecten:
Tolerantie – omdat het lichaam zich heeft aangepast aan de aanwezigheid van de stof is er steeds meer van de desbetreffende stof nodig om hetzelfde effect te bereiken.
Ontwenning – de onprettige fysieke en psychische symptomen die mensen ervaren als ze de desbetreffende stof niet meer tot zich nemen.
Bij psychologische afhankelijkheid voelen mensen zich onweerstaanbaar aangetrokken om het product te gebruiken vanwege het effect dat het gebruik op hen heeft. Bij psychologische afhankelijkheid hoeft men niet ook fysiek afhankelijk te zijn van de stof.

Bij verslaving raken mensen meestal eerst psychologisch verslaafd, later gevolgd door lichamelijke verslaving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Welke factoren of processen leiden tot verslaving aan tabak, alcohol of drugs? Noem per proces of factor een voorbeeld. 6x

A

Sarafino en Smith noemen zes processen of factoren die relevant zijn bij het proces dat leidt tot verslaving:
1. Reinforcement (bekrachtiging): de rush die men kan voelen na het opsteken van een sigaret versterkt het gedrag (opnieuw een sigaret hopend op hetzelfde gevoel).

  1. Voorkomen ontwenningsverschijnselen: door te blijven drinken voorkomt men het ontstaan van ontwenningsverschijnselen (feitelijk ook de ‘kater’ na het drinken, opnieuw alcohol drinken kan die kater ‘uitstellen’).
  2. Aan de stof gerelateerde cues (aansporingen): op een gezellige stapavond met een aantal kenmerken (gezellig, met een groep, alcohol aanwezig, sigarettenrook aanwezig) voelen veel (ex-)rokers de onbedwingbare behoefte tot roken.
  3. Personality (persoonlijkheid): bij mensen die een verslaving hebben, is vaker sprake van een lage zelfregulatie. (toevoeging t.o.v. oude versie)
  4. Expectancies (verwachtingen): mensen koppelen allerlei verwachtingen aan de desbetreffende stof (na een biertje word ik losser en ben ik meer ontspannen en gezellig in een gezelschap; door te drinken ben ik volwassen en sociaal).
  5. Genetische factoren: er is een genetische invloed aanwezig, waardoor sommige mensen (met een genetische predispositie) makkelijker verslaafd raken aan een bepaalde stof en eerder overgaan tot overmatig gebruik van die stof.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat zijn de negatieve gezondheidseffecten van roken?

A

De negatieve gezondheidseffecten van roken zijn duidelijk omschreven door Sarafino en Smith. Roken leidt tot een verhoogd risico voor verschillende vormen van kanker, vooral longkanker, en verschillende vormen van hart- en vaatziekten. Daarnaast hebben rokers ook een verhoogd risico op COPD (Chronic Obstructive Pulmonary Disease) en acute infecties aan de luchtwegen. Tussen roken en het risico op deze aandoeningen lijkt een zogenaamde dosis-responsrelatie te bestaan: hoe meer men rookt, hoe hoger het risico.
NB Een overzicht van alle gezondheidseffecten vindt u ook op de website van het RIVM (zoekterm: roken). De informatie op deze website is geen tentamenstof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat zijn de negatieve gezondheidseffecten van alcoholgebruik?

A

Aan alcohol zitten ook gezondheidsrisico’s, maar die risico’s hebben vooral te maken met het gebruik van veel alcohol, het zogenaamde alcoholmisbruik. Mensen die overmatig alcohol drinken, hebben een verhoogde kans op leveraandoeningen, (verkeers)ongevallen hebben vaak met alcoholmisbruik te maken, maar overmatig alcoholgebruik zou ook het risico op bepaalde vormen van kanker en hart- en vaatziekten verhogen. Er zijn ook aanwijzingen dat matig alcoholgebruik bepaalde gezondheidsrisico’s (zoals bepaalde vormen van hart- en vaatziekten) kunnen verlagen. Overmatig alcoholgebruik verhoogt de gezondheidsrisico’s van de persoon zelf maar – zoals hierboven gesteld – brengt het ook risico’s met zich mee voor de personen in diens omgeving. Een bijzonder geval is het ongeboren kind. Alcoholgebruik tijdens de zwangerschap is slecht voor het ongeboren kind en kan onder andere leiden tot het fetal alcohol syndrome.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat zijn de negatieve gezondheidseffecten van drugsgebruik (softdrugs, harddrugs)?

A

Over de gezondheidsconsequenties van het gebruik van drugs is nog niet zoveel bekend, omdat het nog niet zo veel werd gebruikt tot 1960 en het moeilijk is om goed onderzoek te doen naar gewoonten die bij wet verboden zijn. Bij sommige drugs is het daarnaast moeilijk om de gezondheidsconsequenties van het drugsgebruik te scheiden van de gezondheidsconsequenties van een verslaving aan een geldverslindende gewoonte waardoor minder geld overblijft voor bijvoorbeeld goede voeding en een goede lichamelijke verzorging.
Het is wel duidelijk dat soft- en harddrugs gezondheidsrisico’s met zich mee brengen. Voorbeelden zijn de risico’s voor het ongeboren kind bij zwangerschap, ongevallen in het verkeer en overdosis. Specifieke drugs hebben specifieke gezondheidseffecten. Zo zijn de drugs die worden gerookt slecht voor het ademhalingssysteem en kan het gebruik van cocaïne negatieve effecten hebben op hart- en bloedvaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Welke soorten strategieën of programma’s worden gebruikt om te voorkomen dat mensen gaan starten met het gebruik van tabak, overmatig alcoholgebruik of drugs?

A

Met programma’s om gebruik of misbruik van tabak, alcohol en/of drugs te voorkomen, wordt geprobeerd om de determinanten van dat starten met gebruik of misbruik te beïnvloeden. Dit zijn de in het hoofdstuk genoemde ‘Health promotion and education programs’ maar ook de ‘Family involvement approaches’.

Veel van die preventieprogramma’s proberen een sociale invloed te creëren of te bevorderen die negatief is ten aanzien van het ongewenste gedrag. Daarnaast worden ook (sociale) vaardigheden getraind, onder andere om de groepsdruk te leren weerstaan. Een derde poot van strategieën betreft beleidsmaatregelen zoals rook- of drinkverboden en accijnsverhogingen.
Veel van dit soort programma’s richten zich op jongeren, omdat die de leeftijd hebben waarop mensen starten met gebruik of misbruik van tabak, alcohol en/of drugs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Welke soorten strategieën of programma’s worden gebruikt om mensen die roken, overmatig drinken of drugs gebruiken, te helpen met het stoppen met hun gezondheidsbedreigende gedrag?

A

Programma’s met het doel gebruikers van dat gebruik of misbruik af te helpen, gaan vaak verder dan programma’s die gericht zijn op het voorkomen dat mensen gaan gebruiken of misbruiken. Dit, omdat het afleren van een verslaving vaak heel moeilijk is. Hoewel veel mensen proberen om op eigen kracht hun gedrag te veranderen, is er een groot aantal therapieën beschikbaar om mensen van het roken, van het drinken of van het gebruik van drugs af te krijgen. Deze therapieën maken gebruik van psychologische technieken, maar ook van farmacologie.
Belangrijke psychologische technieken zijn het verhogen van eigen effectiviteit, motiverende gespreksvoering en cognitieve-gedragsmethoden. Vier belangrijke cognitieve gedragsmethoden zijn: het veranderen van persoonlijkheid en cognities; stressmanagement; positieve bekrachtiging; cue exposure.

Daarnaast is meer en meer evidentie voor de effectiviteit van zelfhulpgroepen in de aanpak van verslaving.

In het hoofdstuk worden ook diverse effectieve farmacologische middelen genoemd maar daarbij wordt eveneens gesteld dat ze vaak het beste werken als ze gecombineerd worden met psychologische technieken in zogenoemde multidimensionele programma’s.

Ook beleidsmaatregelen zoals rookverboden (bijvoorbeeld op het werk), en accijnsverhogingen kunnen mensen motiveren om hun ongezonde gedrag te veranderen. Zij doen dat vervolgens op eigen kracht of maken gebruik van de eerder genoemde therapieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Noem drie belangrijke oorzaken van relapse.

ontwenningsverschijnselen

A

ontevredenheid over de uitwerking van het niet
meer gebruiken van het middel (wat heeft het opgeleverd, hoe voelt de persoon zich?)

het zich niet bekwaam voelen om het vol te houden om het middel niet te gebruiken, bijvoorbeeld in specifieke omstandigheden zoals emotioneel of gestresst zijn

het in gedachten minimaliseren van de risico’s van het middel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Eén nog steeds belangrijke strategie voor de preventie van terugval is de relapse-preventiemethode van Marlatt & Gordon (1980). Benoem de belangrijkste principes en licht die kort toe. 3x

A

De kern van de relapse-preventiestrategie is het aanleren van zelfmanagement. Dit houdt in dat de persoon leert om het eigen gedrag onder controle te houden en te sturen.

Kernprincipes zijn:

in kaart brengen van en leren herkennen van de eigen risicosituaties waarin het moeilijk is om van de het middel af te blijven

aanleren van copingstrategieën om met die situaties om te gaan

oefenen van de genoemde copingstrategieën onder supervisie van een deskundige.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Waarom willen mensen wel stoppen met roken?

A

Mensen willen wel stoppen met roken voor de gezondheid, dat is meestal de belangrijkste reden. Daarnaast speelt kostenbesparing (zeker ook door alle recente accijnsverhogingen), voorbeeldgedrag, stimulans door mensen in de omgeving (vrienden, familie en kennissen), ook een rol. In het algemeen kan men stellen dat mensen willen stoppen met roken als ze de nadelen van roken belangrijker vinden dan de voordelen. Als men de voordelen belangrijker vindt dan de nadelen, wil men over het algemeen niet stoppen met roken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Definitie verslaving

A

Verslaving is een toestand die voortkomt uit herhaald gebruik van een natuurlijk of synthetisch psychoactief middel, waarin iemand fysiek en psychologisch afhankelijk is geworden van dat middel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Welke 2 processen zijn kenmerkend voor een fysieke afhankelijkheid?

A
  1. Tolerantie

2. Ontwenning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat is het verschil tussen positieve en negatieve bekrachtiging?

A

Positief: gevolg is aangenaam en de persoon in kwestie wil meer

Negatief: verminderen of wegnemen van een aversieve factor

47
Q

Op welke 2 manieren hangen cues samen met fysiologische mechanismen?

A
  1. Lichaam kan door het aanleren van cues anticiperen op en compenseren voor de effecten van een middel.
  2. Sensitisatietheorie: dopamine vergroot de saillantie van stimuli die gekoppeld worden aan middleengebruik, waardoor ze in teonemende mate gedrag bepalen.
48
Q

Wat is een vooraanstaande verklaring voor blijven roken?

A

Het nicotineregulatiemodel: rokers gaan door met roken om een bepaald nicotineniveau in stand te houden en ontwenningsverschijnselen te vermijden.
Model geeft maar een gedeeltelijke verklaring.

49
Q

Definitie zwaar drinken

A

Meedoen aan binge drinking, ofwel 1x in een periode van 30 dagen 5 of meer glazen bij 1 gelegenheid drinken

50
Q

Wat zijn 4 psychosociale verschillen tussen mensen die met mate drinken en probleemdrinkers?

A
  1. Drinkers zien minder negatieve en meer positieve gevolgen van drinken
  2. Hogere niveaus van stress en leven in een omgeving die drinken aanmoedigt
  3. Bijzonder sterke middelgerelateerde cues
  4. Mensen die met mate drinken hebben strategieen om de controle te behouden
51
Q

In welke 4 categorieen zijn drugs te verdelen?

A
  1. Stimulantia
  2. Antidepressiva, zoals benzo’s
  3. Hallucinogenen
  4. Narcotica of opiaten
52
Q

Wat zijn 6 factoren die kunnen leiden tot terugval?

A
  1. Lage eigen-effectiviteit
  2. Negatieve emoties en slechte coping
  3. Craving
  4. Verwachting van bekrachtiging
  5. Weinig motivatie
  6. Interpersoonlijke kwesties
53
Q

Op welke gedachte is het relapse-preventiemodel gebaseerd?

Welke stappen omvat het relapse-preventiemodel? 3x

Wat zijn 4 aanvullingen die de bescheiden effectiviteit vergroten?

A

Terugvallen ontstaan door de cognitieve aspecten van het effect van het overtreden van de onthouding. Die betreffen schuldgevoel en een verminderde eigen-effectiviteit.

  1. Leren herkennen van risico situaties
  2. Verwerven van specifieke copingstrategieen
  3. Oefenen met effectieve copingstrategieen
  4. Regelmatige telefonische consulten
  5. Blijven gebruiken van chemische middelen
  6. Vergroten zelfbeheersing
  7. Ontwikkeling steun biedende netwerken.
54
Q

Waarin onderscheidt voedingsgedrag zich van andere gezondheidsgedragingen zoals roken?

A

Voldoende eten en drinken is noodzakelijk om gezond te blijven. Voor roken geldt het tegenovergestelde, roken is geen noodzakelijkheid. Zonder eten en drinken kan een mens slechts een (zeer) beperkte tijd overleven. Wát we eten is ook van belang. De samenstelling en hoeveelheid van onze dagelijkse voeding is van invloed op de lichamelijke groei, de weerstand tegen bijvoorbeeld virusinfecties, het risico op chronische aandoeningen als hart- en vaatziekten, bepaalde vormen van kanker en suikerziekte.

Voedingsgedrag is principieel verschillend van veel andere gezondheidsgedragingen. Als we even terugdenken aan de onderwerpen van hoofdstuk 7, kan dit wellicht duidelijk worden gemaakt. Laten we voedingsgedrag vergelijken met roken. Roken wordt in de gezondheidspsychologie meestal als een dichotoom gedrag beschouwd: je rookt wel of je rookt niet, wel roken is slecht voor de gezondheid, en de aanbeveling is dan ook om te stoppen met roken. Bij voeding ligt het niet zo eenvoudig. Van stoppen met voeding ga je dood, maar door onbeperkt en overdadig te eten verhoog je ook de kans dat je vroegtijdig sterft. Voeding is niet een dichotoom gedrag, maar eten doe je in meer of mindere mate en op zeer veel verschillende manieren.

55
Q

In hoeverre kan eten of voedingsgedrag als één op zichzelf staand gedrag worden beschouwd? Welke gevolgen heeft dit voor de aanbevelingen voor gezonde voeding?

A

Eten is eigenlijk een veelheid van verschillende gedragingen. Een mens eet geen voeding, maar een verscheidenheid aan levensmiddelen, die op verschillende manieren worden bereid en gecombineerd. Die verschillende combinaties van levensmiddelen bestaan uit een groot aantal voedingsstoffen, die in bepaalde hoeveelheden en verhoudingen de gezondheid kunnen bevorderen maar in andere hoeveelheden de gezondheid juist schade kunnen berokkenen.

Daarnaast bestaat voedingsgedrag ook uit hele verschillende soorten gedrag. Denk bijvoorbeeld aan kopen van voedingsproducten, het bewaren en verwerken ervan, het koken ervan, enzovoort. Allemaal verschillende gedragingen die allemaal ook weer heel breed kunnen zijn (koken kan bijvoorbeeld ook weer op zeer veel manieren)

Omdat voedingsgedrag eigenlijk een gecompliceerde combinatie van gedragingen is, zijn de aanbevelingen voor een gezonde voeding niet eenvoudig. Er is bijvoorbeeld geen lijst van voedingsmiddelen die voor een gezonde voeding vermeden moeten worden. Eigenlijk is niet één voedingsmiddel taboe, maar er zijn ook nauwelijks voedingsmiddelen waarvoor geldt: hoe meer hoe beter.

Aanbevelingen voor een gezonde voeding worden dan ook slechts beperkt gedaan in termen van voedingsmiddelen (zoals groente, brood, vlees, enzovoort) maar meestal in termen van voedingsstoffen (zie ook vraag 4 t/m 6), of in termen van gedragsaanbevelingen (kook met beperkte hoeveelheid zout, gebruik olie in plaats van boter).

56
Q

Welke zijn de belangrijkste voedingsstoffen?

A

De belangrijkste voedingsstoffen zijn in vijf groepen in te delen:
Koolhydraten (carbohydrates). Dit zijn verbindingen van een of meer suikermoleculen (glucose of fructose). Gewone kristalsuiker is bijvoorbeeld een verbinding van een glucose- en een fructosemolecule en zetmeel, het hoofdbestanddeel van veel plantaardige producten zoals aardappels. Een graanproduct zoals meel, brood, rijst en pasta, is een verbinding van een groot aantal glucosemoleculen. Koolhydraten zijn een belangrijke bron van energie voor het menselijk lichaam. Koolhydraten kunnen maar in beperkte mate worden opgeslagen in het lichaam. Een overschot aan koolhydraten wordt in het lichaam omgezet in vet en als vetweefsel opgeslagen.
Vetten (lipids). Ook vetten zijn een belangrijke bron van energie. Het menselijk lichaam kan vet, in tegenstelling tot koolhydraten, bijna onbeperkt als lichaamsvet opslaan. Vetten worden op basis van de chemische constructie van vetmoleculen verdeeld in verzadigde en onverzadigde vetten. Verzadigd vet is meestal van dierlijke oorsprong (vlees, melk, boter) en is minder bevorderlijk voor de gezondheid. Voeding met een hoog gehalte aan verzadigd vet vergroot bijvoorbeeld de kans op hart- en vaatziekten. Onverzadigde vetten, en met name meervoudig onverzadigde vetten, zijn meestal van plantaardige oorsprong en hebben, zij het in beperkte mate, een gezondheidsbevorderend effect.
Eiwitten (proteins). Eiwitten zijn een belangrijke bouwstof voor het lichaam. Eiwitten bestaan uit ketens van verschillende aminozuren. Een aantal van die aminozuren kan het lichaam zelf aanmaken maar de rest, de zogenaamde essentiële aminozuren, moeten via de voeding worden opgenomen. Dierlijke producten zoals vlees, vis en melk zijn de belangrijkste eiwitbronnen, maar er zijn ook plantaardige producten die rijk zijn aan eiwit.
Vitamines. Vitamines spelen een belangrijke rol in verschillende lichaamsfuncties. Sommige vitamines zijn essentieel voor de verbranding van energie in het lichaam, andere voor het afweersysteem, voor de aanmaak van bloedcellen, enzovoort. Vaak wordt een onderscheid gemaakt in enerzijds (in) wateroplosbare vitamines zoals vitamine C en de B-vitamines en anderzijds (in) vetoplosbare vitamines zoals vitamine A en D. Het lichaam kan vitamines (vooral de wateroplosbare) slechts in zeer beperkte mate opslaan, zodat de meeste vitamines regelmatig via de voeding moeten worden opgenomen. Groenten en fruit zijn een belangrijke bron van de meeste wateroplosbare vitamines. Vetoplosbare vitamines zitten vooral in dierlijke producten. De vetoplosbare vitamines A en D worden in Nederland aan margarines en halvarines toegevoegd.
Mineralen. Dit zijn anorganische stoffen die zeer verschillende functies in het lichaam hebben. Het mineraal calcium is bijvoorbeeld een belangrijke bouwstof voor de beenderen. IJzer is een essentieel onderdeel van rode bloedlichaampjes en daarmee belangrijk voor het zuurstoftransport door het bloed. Mineralen komen in meer of mindere mate voor in een groot aantal voedingsmiddelen. Melkproducten zijn bijvoorbeeld de belangrijkste bron van calcium. IJzer zit in vlees, maar bijvoorbeeld ook in bladgroenten.
Voedingsvezel is ook een belangrijke stof in de voeding. Voedingsvezel wordt echter niet als een voedingsstof gezien. Voedingsvezel, de voor de mens onverteerbare delen van plantaardig voedsel, wordt namelijk niet door het lichaam opgenomen en dat is nu juist waarom vezel belangrijk is. Voedingsvezel stimuleert een vlotte passage van voedsel door het maagdarmkanaal en zorgt hierdoor mede voor het gezond houden van dat maagdarmkanaal.

57
Q

Hoe luiden de aanbevelingen voor goede voeding in Nederland? Zoek uw antwoord op de RIVM-website Volksgezondheidenzorg.info (zoekterm: voeding volwassenen richtlijnen).
Volksgezondheidenzorg.info

A

Op de website van het RIVM zijn de Richtlijnen Goede Voeding weergegeven zoals die zijn vastgesteld door de Gezondheidsraad (2015):
• Eet volgens een meer plantaardig en minder dierlijk voedingspatroon conform de onderstaande richtlijnen • Eet dagelijks ten minste 200 gram groente en ten minste 200 gram fruit

  • Eet dagelijks ten minste 90 gram bruin brood, volkorenbrood of andere volkorenproducten
  • Eet wekelijks peulvruchten
  • Eet ten minste 15 gram ongezouten noten per dag
  • Neem enkele porties zuivel per dag, waaronder melk of yoghurt
  • Eet een keer per week vis, bij voorkeur vette vis
  • Drink dagelijks drie koppen thee
  • Vervang geraffineerde graanproducten door volkorenproducten
  • Vervang boter, harde margarine en bak- en braadvetten door zachte margarine, vloeibaar bak- en braadvet en plantaardige oliën
  • Vervang ongefilterde door gefilterde koffie
  • Beperk de consumptie van rood vlees en met name bewerkt vlees
  • Drink zo min mogelijk suikerhoudende dranken
  • Drink geen alcohol of in ieder geval niet meer dan één glas per dag
  • Beperk de inname van keukenzout tot maximaal 6 gram per dag
  • Het gebruik van voedingsstofsupplementen is niet nodig, behalve voor mensen die tot een specifieke groep behoren waarvoor een suppletieadvies geldt
58
Q

Bekijk die uitkomsten op de bovenstaande RIVM-website over de voedselconsumptiepeiling en geef in enkele kernpunten weer in hoeverre de Nederlandse bevolking aan die richtlijnen voldoet (uitgaande van de gegevens 2012-2016 zoals gepresenteerd op de website).

A

De mate waarin de Richtlijnen Goede Voeding worden opgevolgd varieert van productgroep tot productgroep. Zo worden de richtlijnen voor vis, alcohol en volkorenproducten het beste opgevolgd. De richtlijnen die het minst worden gevolgd zijn die van groente, fruit, ongezouten noten, peulvruchten, suikerhoudende dranken en zout. Alhoewel er in de afgelopen jaren gunstige veranderingen zichtbaar lijken de zijn in de consumptie van suikerhoudende dranken, vlees, groente, fruit en noten wordt aan het merendeel van de richtlijnen dus nog niet voldaan. Verder zijn bij het merendeel van de richtlijnen verschillen tussen bevolkingsgroepen zichtbaar, bijvoorbeeld mannen eten vaker rood vlees dan vrouwen

59
Q

Hoe hangt een tekort aan voedingsstoffen samen met gezondheid?

A

Een tekort aan vitamine A kan tot een verminderd gezichtsvermogen en zelfs tot blindheid leiden. Een tekort aan vitamine D kan tot broze of onderontwikkelde botten leiden en een ijzertekort heeft bloedarmoede tot gevolg. In veel ontwikkelingslanden zijn de gevolgen van voedingstekorten nog steeds de belangrijkste voedingsgerelateerde problemen. Een tekort aan voedingsstoffen leidt daarnaast ook tot algehele ondervoeding met als gevolg onder meer een verminderde weerstand tegen allerlei ziekten. Naast te weinig voeding speelt in ontwikkelingslanden ook het probleem van een slechte kwaliteit voeding (bijvoorbeeld gemaakt met besmet water), en een te eenzijdige voeding (doordat men slechts beschikking heeft over een beperkt aantal voedingsmiddelen).

60
Q

Hoe hangt een teveel aan voedingsstoffen (wat de westerse wereld beschouwt als ongezonde voeding) samen met gezondheid?

A

In de Verenigde Staten en West-Europa zijn tegenwoordig de belangrijkste voedingsgerelateerde gezondheidsproblemen eerder een gevolg van een teveel aan voeding. Te veel eten, en vooral te veel (verzadigd) vet eten is gerelateerd aan een verhoogd risico op hart- en vaatziekten, verhoogde bloeddruk, overgewicht, bepaalde vormen van kanker en type II (ouderdoms) diabetes mellitus. Een te hoge inname van keukenzout (natriumchloride) vergroot de kans op een verhoogde bloeddruk en het te veel en te vaak eten van suikerhoudende voedingsmiddelen bevordert tandbederf en vergroot de kans op overgewicht.
NB Zie voor een overzicht van alle gezondheidseffecten ook de RIVM-website Volksgezondheidenzorg.info (zoekterm: voeding). De informatie op deze website is geen tentamenstof.

61
Q

In hoeverre is er in de westerse landen sprake van te weinig inname van bepaalde voedingsmiddelen en is er daarbij een relatie met gezondheid?

A

Er zijn voedingsmiddelen en voedingsstoffen waarvan in de westerse wereld (waaronder Nederland) te weinig wordt gegeten. De groente- en fruitconsumptie is relatief laag in Nederland. Deze plantaardige voedingsmiddelen die weinig vet bevatten en veel vezels, vitamines en mineralen, zouden een beschermende werking hebben tegen bepaalde vormen van kanker en hart- en vaatziekten.

62
Q

Hoe hangt voeding samen met lichaamsgewicht?

A

Wanneer iemand meer eet dan hij of zij verbrandt, zal het lichaamsgewicht toenemen. Dit leidt uiteindelijk tot overgewicht. Sommige mensen hebben meer aanleg om dik te worden dan anderen. Bij de gelukkigen onder ons, de mensen die kunnen blijven eten zonder aan te komen, past het metabolisme zich waarschijnlijk beter aan een hogere energie-inname aan.

63
Q

Hoe hangt lichaamsgewicht samen met overgewicht?

A

Lichaamsgewicht is niet zo’n geschikte maat voor overgewicht, omdat grote mensen nu eenmaal gemiddeld zwaarder zijn dan kleine mensen. Daarom wordt als maat voor overgewicht meestal gebruikgemaakt van de verhouding tussen gewicht en lichaamslengte. De meest gebruikte maat is de quetelet-index (QI) of Body mass-index (BMI) waarvoor het lichaamsgewicht in kilo’s wordt gedeeld door het kwadraat van de lengte in meters. Een extreem laag lichaamsgewicht is overigens ook niet gezond. In Nederland worden de normen van de Wereldgezondheidsorganisatie gehanteerd. Een QI van 18,5-25 reflecteert een gezond gewicht. Alhoewel er kanttekeningen zijn te plaatsen bij het gebruiken van de BMI ter bepaling van een gezond gewicht (zie bijvoorbeeld https://www.voedingscentrum.nl/nl/bmi-meter) is momenteel BMI nog de algemeen wetenschappelijk geaccepteerde norm: derhalve gebruiken wij ook de BMI in deze cursus.

64
Q

ls het gaat om gewichtscontrole spelen waarschijnlijk zowel biologische factoren als ook psychosociale factoren een rol. Hoe hangen biologische factoren samen met gewichtscontrole?

A

Onderzoek laat met steeds meer zekerheid zien dat de biologische factor ‘erfelijke aanleg’ een rol speelt bij gewicht en het verkrijgen van overgewicht. De manier waarop erfelijkheid een rol in het gewicht speelt is beschreven in de set-point theory die stelt dat elk lichaam een ‘set’ (aanleg) gewicht heeft dat het lichaam probeert te behouden. Dat betekent dat het lichaam zich aanpast om dit gewicht te behouden: als er plotseling weinig voedingsstoffen binnen komen (dieet), zal het lichaam het metabolisme aanpassen (op een laag pitje zetten) zodat het lichaam niet van de reserves (vet of overgewicht) gebruik hoeft te maken. Dat betekent dat, nadat iemand in een beginperiode snel afvalt, het lichaam zich aanpast zodat afvallen steeds moeilijker wordt. De set-point theory verklaart overigens niet alles en de set-point van een individu is met name in de kindertijd en in de adolescentieperiode aan verandering onderhevig. Ook specifieke hormonen als insuline, ghreline en leptine en hun interactie met iemands toestand (bijvoorbeeld stress) spelen een rol.

65
Q

Hoe hangen psychosociale factoren samen met gewichtscontrole? 7x

A

Ook psychosociale factoren spelen een rol bij overgewicht. In hoofdstuk 8 wordt een hele reeks van factoren genoemd die ervoor zorgen dat een individu meer eet, wat kan leiden tot overgewicht:

  1. misperceptie van het eigen gewicht
  2. negatieve emotie, stress & verveling (op zichzelf staand maar kunnen ook leiden tot binge eten)
  3. het eetgedrag van het sociale netwerk
  4. andere leefstijlfactoren: het consumeren van calorierijke dranken (suikerrijke of alcoholische dranken) en
  5. weinig bewegen
  6. de gevoeligheid van een persoon voor voedingsgerelateerde cues in de omgeving
  7. portiegrootte.
66
Q

Hoe hangt overgewicht samen met gezondheid?

A

Er worden meerdere gradaties van overgewicht onderscheiden. Enig overgewicht is niet schadelijk voor de gezondheid. Extreem overgewicht (BMI > 30), men spreekt dan ook wel van obesitas of vetzucht, verhoogt het risico op een aantal chronische ziekten zoals hart- en vaatziekten, kanker en suikerziekte of diabetes mellitus (zie ook figuur).

67
Q

Hoe kan overgewicht worden voorkomen en behandeld?

A

De meest voor de hand liggende manier om overgewicht te voorkomen of kwijt te raken, is minder te eten en/of meer te verbranden. Interventies ter vermindering van lichaamsgewicht bevelen dan ook een combinatie van veranderingen in de voeding en een toename van de lichaamsbeweging aan.

Het is belangrijk dat overgewicht al vanaf de vroege kindertijd wordt voorkomen. Een blijvend lager lichaamsgewicht lijkt alleen bereikt te kunnen worden door blijvend anders te eten en meer te bewegen. Zogenaamde Crash-diëten werken vaak alleen op korte termijn en zijn tijdelijk. Zodra men weer ‘gewoon’ gaat eten, neemt het lichaamsgewicht vaak weer snel toe.

68
Q

Hoe voorkom je overgewicht op volwassen leeftijd?

A

Het voorkomen van overgewicht moet tijdens de kindertijd beginnen, door gezonde voeding en veel bewegen. Kinderen met overgewicht worden vaak ook volwassenen met overgewicht (zie ook figuur). Het idee dat kinderen met overgewicht daar weer gemakkelijk bovenuit groeien, klopt dus vaak niet.

69
Q

Hoe voorkom je overgewicht op volwassen leeftijd?

A

Het voorkomen van overgewicht moet tijdens de kindertijd beginnen, door gezonde voeding en veel bewegen. Kinderen met overgewicht worden vaak ook volwassenen met overgewicht (zie ook figuur). Het idee dat kinderen met overgewicht daar weer gemakkelijk bovenuit groeien, klopt dus vaak niet.

70
Q

Naast de gezondheidsproblemen die ontstaan door ongezonde voeding en toegenomen prevalentie van overgewicht zijn ook zogenaamde ‘eetstoornissen’ (eating disorders) een groeiend probleem.

3.3.3.11 Benoem de belangrijkste eetstoornissen en beschrijf welke de belangrijkste risicogroep is voor deze eetstoornissen.

A

Anorexia nervosa is hiervan de bekendste en wordt net als boulimia nervosa tegenwoordig beschouwd als een psychiatrisch ziektebeeld. Voor beide ziektebeelden geldt dat ze vooral voorkomen bij blanke vrouwen, vaak al op jonge leeftijd (begin adolescentie). Anorexia wordt gekenmerkt door dwangmatig lijnen en door een soms extreme daling van het lichaamsgewicht. Boulimia wordt gekenmerkt door eetbuien, waarbij in korte tijd vaak heel veel wordt gegeten, meestal gevolgd door overgeven, gebruik van laxeermiddelen of dwangmatige lichaamsbeweging, om de overmaat aan voedsel weer kwijt te raken.

71
Q

Hoe hangt volgens het tekstboek lichaamsbeweging samen met gezondheid?

A

Het hebben van voldoende lichaamsbeweging hangt volgens onderzoek samen met gezondheidswinst op psychosociaal- en lichamelijk gebied. Positieve psychosociale gevolgen zijn een verminderd stress- en angstniveau, betere cognitieve functies (onder andere het geheugen verbetert) en een positiever zelfbeeld. Op lichamelijk gebied bevordert regelmatige lichaamsbeweging de conditie van hart- en bloedvaten en verkleint het de kans op overgewicht. Daarnaast verlaagt voldoende lichaamsbeweging het risico op bepaalde vormen van kanker en suikerziekte (diabetes mellitus).

Lichaamsbeweging heeft niet alleen maar positieve consequenties. Beoefening van bepaalde vormen van sport kan bijvoorbeeld het risico op blessures verhogen en sommige intensieve sporten verhogen de kans op acute hartdood.

72
Q

Hoeveel lichaamsbeweging is nodig voor een goede gezondheid? Zijn er normen voor voldoende bewegen in Nederland? Voldoen Nederlanders aan die beweegnormen? Gebruik voor het beantwoorden de informatie op de RIVM-website (zoekterm: lichamelijke activiteit of sport en bewegen).

A

Tot voor enkele jaren werd aanbevolen om ten minste drie keer per week gedurende ten minste twintig minuten met een hoge intensiteit actief te zijn (zo intensief dat de hartslag oploopt tot 60-80 procent van de maximale hartslag). Deze aanbeveling, die ook wel de fitnorm wordt genoemd, is vooral gebaseerd op onderzoek naar conditieverbetering. Om het uithoudingsvermogen te vergroten, moet regelmatig met een vrij hoge intensiteit inspanning worden geleverd. Iemand die slechts één keer per week gaat hardlopen, zal niet sneller worden. Twee keer in de week is net voldoende om een goede conditie te behouden, maar om de conditie te verbeteren moet minstens drie keer per week getraind worden.

In 2017 werden er nieuwe Beweegrichtlijnen gepubliceerd. Volgens de nieuwe Beweegrichtlijnen zouden volwassenen wekelijks ten minste 150 minuten matig intensief moeten bewegen en kinderen dagelijks minstens een uur. Ook worden voor beide groepen spier- en botversterkende activiteiten aanbevolen. Dit alles verlaagt het risico op chronische ziekten als diabetes en, hart- en vaatziekten, en depressieve symptomen en, bij ouderen, botbreuken. Verder wordt in de Beweegrichtlijnen benoemd dat langer, vaker of intensiever bewegen meer gezondheidsvoordeel oplevert en dat veel stilzitten voorkomen dient te worden.

Lang niet iedereen in Nederland voldoet aan de Beweegrichtlijnen. In 2019 voldeed 49,1% van de Nederlanders van 18 jaar en ouder aan de Beweegrichtlijnen. Dit percentage is het hoogst onder 18-34-jarigen en neemt af met de leeftijd. Bij kinderen voldeed 55,9% van de 4 tot en met 11-jarigen en 40,5% van de 12 tot en met 17-jarigen aan de Beweegrichtlijnen. Jongere kinderen voldeden in 2019 dus beduidend vaker aan de Beweegrichtlijnen dan oudere kinderen. (zie RIVM-website Volksgezondheidenzorg.info).

73
Q

Hoe ontwikkelt beweeggedrag zich tijdens het leven van mensen? Gebruik voor het beantwoorden de informatie van het tekstboek en van de RIVM-website (zoekterm: lichamelijke activiteit of sport en bewegen).
.

A

Mensen veranderen hun lichamelijk activiteitenpatroon ook vaak tijdens hun leven. Gemiddeld vindt een eerste daling in lichamelijke activiteit plaats gedurende de puberteit. Een tweede daling vindt plaats tussen het twintigste en dertigste levensjaar. Tot slot vinden veranderingen in de hoeveelheid lichamelijke activiteit plaats na pensionering

74
Q

Hoe ontwikkelt beweeggedrag zich tijdens het leven van mensen? Gebruik voor het beantwoorden de informatie van het tekstboek en van de RIVM-website (zoekterm: lichamelijke activiteit of sport en bewegen).
.

A

Mensen veranderen hun lichamelijk activiteitenpatroon ook vaak tijdens hun leven. Gemiddeld vindt een eerste daling in lichamelijke activiteit plaats gedurende de puberteit. Een tweede daling vindt plaats tussen het twintigste en dertigste levensjaar. Tot slot vinden veranderingen in de hoeveelheid lichamelijke activiteit plaats na pensionering

75
Q

Hoe is lichamelijk inactiviteit terug te dringen? Gebruik voor het beantwoorden de informatie van het tekstboek en van de RIVM-website (zoekterm: lichamelijke activiteit of sport en bewegen).

A

Wil men profiteren van de gezondheidseffecten van extra lichamelijke activiteit, dan is het niet voldoende om een poosje meer te bewegen. Om volledig van het gezondheidsbevorderende effect van lichamelijke activiteit te profiteren, zou men eigenlijk extra beweging moeten inpassen in het normale levenspatroon en dit het hele leven moeten volhouden.

Recente studies suggereren dat het heel moeilijk is om met alleen voorlichting lichamelijke activiteit blijvend te bevorderen. Dit geldt vooral voor risicogroepen, zoals mensen met een lage opleiding en ouderen. Preventieprogramma’s voor deze groepen vragen dan ook vooral om een integrale aanpak, waarbij voorlichting (over voordelen van bewegen en hoe bewegen kan worden ingepast in het dagelijks leven) wordt gecombineerd met structurele faciliteiten, zoals veilige fietspaden en speelplaatsen. Ook is samenwerking van lokale en nationale organisaties op het gebied van welzijn en volksgezondheid belangrijk voor een integrale aanpak van preventie.
Bij het bevorderen van lichamelijke activiteit zou het accent moeten liggen op eenvoudige, aantrekkelijke en laagdrempelige vormen van bewegen, zoals fietsen en wandelen. Deze bewegingsvormen zullen eenvoudiger als een structurele leefgewoonte behouden blijven dan intensievere vormen zoals sport. Voor kinderen blijken beweegprogramma’s op school effectief. Maar ook voor hen geldt dat beweging na school ook gestimuleerd moet worden (dus een integrale aanpak).

In hoofdstuk 8 van het tekstboek worden in tabel 8.9 zeven strategieën genoemd die effectief zijn om lichaamsbeweging te bevorderen. Daarnaast zijn de volgende zaken belangrijk voor het stimuleren van lichaamsbeweging: belonen van activiteit, artsadvies om meer te gaan bewegen, het zien van goede voorbeelden in de omgeving, het goed kunnen omgaan met terugval (dus na een periode van verminderde activiteit de draad weer oppakken). Daarnaast is het makkelijker vol te houden om vaker per week te bewegen dan om intensiever te gaan bewegen. Ook een hogere eigen effectiviteit helpt om tot voldoende lichaamsbeweging te komen en het te behouden.

76
Q

Hoe hangt veiligheid of onveiligheid volgens het tekstboek samen met gezondheid?

A

Onveilig gedrag of onveilige omstandigheden zijn een belangrijke oorzaak van ongevallen. De meeste dodelijke ongevallen vinden plaats in het verkeer, maar ook in de werkomgeving zorgen onveilige situaties jaarlijks voor dodelijke ongevallen. Voor jonge mensen tot 45 jaar zijn ongevallen de belangrijkste doodsoorzaak; en ongevallen zorgen voor arbeidsverzuim en kosten voor de gezondheidszorg.

77
Q

Welke aanpak wordt volgens het tekstboek het meest gebruikt bij de preventie van ongevallen?

A

Bij de preventie van ongevallen wordt, vaak meer dan bij andere soorten gezondheidsbevordering, een combinatie van gedragsverandering via voorlichting en regelgeving toegepast. Een duidelijk voorbeeld is het gebruik van autogordels. Er is een wettelijke verplichting tot het dragen van autogordels (regelgeving) en deze wetgeving wordt gecombineerd met voorlichting om mensen ertoe aan te zetten het dragen van de gordels tot een gewoonte te maken (gedragsverandering). Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor het verbieden van alcohol in het verkeer. Veiligheid is een gebied waar regelgeving meer geschikt is dan de meeste eerder genoemde gedragingen. Zo kan men alcohol in het verkeer wel wettelijk verbieden, voor het nuttigen van alcohol zelf (of het roken, of het niet bewegen of ongezond eten) zijn wettelijke maatregelen slechts heel beperkt mogelijk.

78
Q

Een ander aspect dat in het kader van veiligheid door Sarafino en Smith wordt genoemd, zijn gevaren afkomstig uit het milieu of de omgeving. Hoe hangen deze gevaren samen met gezondheid?

A

In het dagelijkse leven komen we in aanraking met vele meer of minder potentieel gezondheidsbedreigende stoffen of straling. Bekende voorbeelden zijn: bepaalde delen van uitlaatgassen van auto’s en industrie, zoals lood en koolmonoxide, sommige materialen waarvan na gebruik werd ontdekt dat ze minder onschuldig zijn dan werd aangenomen, zoals asbest, en straling van nucleair afval, maar in potentie ook uv-straling van de zon. Een ander voorbeeld zijn de vluchtige bestanddelen van verf, lijm en oplosmiddelen die vooral bij beroepsgroepen die dagelijks met die middelen werken, ernstige gezondheidsschade tot gevolg kan hebben. Veel van deze omgevingsgevaren komen ook van nature in ons milieu voor. Deze stoffen of straling worden pas gevaarlijk als ze in onnatuurlijk hoge concentraties voorkomen. Het radioactieve radongas komt op sommige plaatsen in redelijk hoge concentraties voor in de bodem en kan leiden tot gevaarlijk hoge concentraties in de kelders van woningen. Zonnestraling in hoge concentraties op een onbeschermde huid kan (zeker met het dunner worden van de ozonlaag) ook tot ernstige gezondheidsschade (zoals huidkanker) leiden.

79
Q

Wat is de belangrijkste oorzaak van overgewicht?

A

De belangrijkste oorzaak van overgewicht is meer energie opnemen dan verbranden, of met andere woorden: te veel eten en/of te weinig bewegen.

80
Q

Wat is het belangrijkste voedingsprobleem met betrekking tot gezondheid in Nederland?

A

Het belangrijkste voedingsprobleem in Nederland is de te hoge consumptie van verzadigd vet.

81
Q

Welke chronische ziekten worden mede veroorzaakt door dat voedingsprobleem?

A

Het risico op veelvoorkomende chronische aandoeningen en de belangrijkste doodsoorzaken in Nederland hangt samen met bepaalde voedingsgewoonten: hart- en vaatziekten worden mede veroorzaakt door een te hoge consumptie van verzadigd vet. Bepaalde vormen van kanker lijken mede te worden veroorzaakt door een te hoge vetconsumptie en een te lage consumptie van groente en fruit. Diabetes mellitus type II (ouderdomssuikerziekte) lijkt mede te worden veroorzaakt door een te hoog lichaamsgewicht. Ook gewrichtsproblemen op latere leeftijd worden mede veroorzaakt door overgewicht.

82
Q

Hoeveel lichaamsbeweging is minimaal nodig voor een optimale gezondheid?

A

Voor een verbetering van het lichamelijk uithoudingsvermogen wordt aangeraden om ten minste drie maal per week gedurende ten minste twintig minuten lichamelijk actief te zijn met een intensiteit die de hartslag doet oplopen tot 60-80 procent van de maximale hartslag. Voor een lager risico op bepaalde chronische aandoeningen en overgewicht is het waarschijnlijk voldoende om dagelijks ten minste een half uur lichte lichamelijke arbeid te verrichten.

83
Q

Aan de preventie van welke chronische ziekten kan voldoende lichaamsbeweging bijdragen? 4x

A

Lichamelijke activiteit heeft een preventieve werking ten aanzien van hart- en vaatziekten, kanker, diabetes mellitus en overgewicht.

84
Q

Welke vitamines zijn in vet oplosbaar en welke in water oplosbaar?

A

Vet: A, D, E, K
Water: B, C

85
Q

Waar kan een te veel aan voedingsstoffen toe leiden?

A

Vergiftiging door opstapeling in het lichaam,

86
Q

Wat is in veel landen het belangrijkste voedingsprobleem?

Waar kan het toe leiden? 3x

A

Overmaat

Atherosclerose (dmv afzetting cholesterol), hypertensie, kanker

87
Q

Van alle stoffen ie van invloed zijn op bloeddruk, is welke de belangrijkste?

A

natrium, maar ook cafeine

88
Q

Of vet wordt afgezet in onze bloedvaten hangt af van de aanwezigheid van verschillende soorten lipoproteinen die bestaan uit vet en eiwitten. Welke zijn de belangrijkste 2?

A

Lipoproteinen met lage dichtheid (LDL): verantwoordelijk voor toename aderverkalking, slecht cholesterol
Lipoproteinen met hoge dichtheid (HDL): gelinkt aan afname van kans op aderverkalking, goed cholesterol

89
Q

Hoe is de hypothalamus betrokken bij gewichtsregulatie?

Welke 3 hormonen zijn belangrijk?

A

Door monitoren van bloedspiegels van specifieke hormonen.

Ghreline: gaat naar hypothalamus als er weinig energie wordt ingenomen en de maag leeg is
Leptine: reguleert cirtuits in de hypothalamus die eten en stofwisseling stimuleren of inhiberen
Insuline: door bijnier aangemaakt en vergelijkbaar effect als leptine, maar reguleert ook hoeveelheid suiker in bloed, omzetting van glucose in vet en opslag van vet. Mensen met obesitas hebben meestal te veel insuline

90
Q

Bij de vraag of mensen met een normaal gewicht en met overgewicht even gezond zijn, spelen 3 factoren mee. Welke 3?

A
  1. Mate van overgewicht
  2. Conditie
  3. Vetverdeling
91
Q

Leefstijlinterventies blijken effectief als ze welke elementen bevatten volgens onderzoek van Stuart? 5x

A
  1. Voedings- en bewegingsadvies
  2. Bijhouden van gewicht en voedselinname
  3. Controle van stimuli
  4. Aanpassingen aan de handelingen rond het eten
  5. Beloningssysteem
92
Q

Wat zijn 4 redenen van terugval na gewichtsverlies?

A
  1. Hormonen blijven nog minstens een jaar een signaal afgeven dat het lichaam voedsel nodig heeft
  2. Bestaan van voedsel cues
  3. Negatieve emoties
  4. Verveling
93
Q

Uit onderzoek komen welke 3 psychosociale voordelen van beweging naar voren?

A
  1. Minder stress en angst
  2. Cognitieve vaardigheden en geheugen verbeteren
  3. Zelfbeeld verbetert
94
Q

Hoe beschermen beweging en fysieke gezondheid ons tegen hart- en vaatziekten wat betreft bloeddruk, lipiden en reactiviteit op stress?

A
  1. Bloeddruk: actieve en gezonde mensen hebben een lagere bloeddruk en een lagere kans op hypertensie
  2. Lipiden: fysieke activiteit verbetert lipidebloedspiegels, doet de HDL toenemen en de LDL en de hoeveelheid triglyceriden afnemen
  3. Reactiviteit op stress: gezonde personen hebben een lagere hartslag en bloeddruk in reactie op stress dan ongezonde mensen
95
Q

Wat zijn 7 strategieen die mensen kunnen helpen om te gaan en te blijven bewegen?

A
  1. Voorafgaande beoordeling
  2. Selectie van activiteiten
  3. Omstandigheden
  4. Doelen
  5. Gevolgen
  6. Sociale invloed
  7. Resultaten bijhouden
96
Q

Wat is motiverende gespreksvoering?

A

Een methode om motivatie voor gezond gedrag te bevorderen.
Het wordt steeds vaker succesvol toegepast om mensen te ondersteunen bij gedragsverandering. Het helpt clienten te motiveren, en geeft inzicht in wat hen weerhoudt om de stap naar verandering te zetten en hun doelen te bereiken.

97
Q

Wat is de stijl van motiverende gespreksvoering?

Welke 3 elementen bevat het?

A

Het is niet een techniek maar een behandelstijl waarmee je de eigen beweegredenen voor verandering van patienten uitlokt.

  1. Cooperatief: motiverende gespeksvoering berust op een gelijkwaardige werkrelatie tussen patient en behandelaar. Er is sprake van een gezamenlijk proces van besluitvorming.
  2. Evocatief: motiverende gespreksvoering probeert bij de patienten iets op te roepen at ze al in zich hebben, en hun motivatie te activeren
  3. Met respect voor de autonomie van de patient: motiverende gespreksvoering vereist dat je accepteert dat mensen zelf uitmaken hoe hun leven verloopt.
98
Q

Wat zijn de 4 uitgangspunten van motiverende gespreksvoering?

A
  1. De reparatiereflex onderdrukken.
    De neiging van hulpverleners om anderen te helpen kan een paradoxaal effect hebben. De patient moet zelf met de argumenten voor verandering komen.
  2. Motivatie van de patient begrijpen
    Belangrijk om interesse te hebben in de zorgen, waarden en beweegredenen van de patient zelf.
  3. Luisteren naar de patient
    Minstens even veel tijd besteden aan luisteren naar de patient als aan informatie geven. De antwoorden voor gedragsverandering zitten in de patient verborgen. Toon empathische interesse.
  4. De patient positief bekrachtigen
    De behandelresultaten zijn beter als patienten belangstelling opbrengen voor en een rol spelen in hun eigen gezondheid. Versterk als behandelaar de hoop van patienten, waardoor zij steeds meer voor mogelijk houden dat er iets verandert.
99
Q

Wat is de stijl van communicatie bij motiverende gespreksvoering?

A

Gidsende, doelgerichte stijl, waarbij de ander centraal staat en je vanuit samenwerking de eigen intrinsieke motivatie voor verandering (van gedrag) uitdaagt en centraal stelt.

100
Q

Wat zijn de 4 basistechnieken van motiverende gespreksvoering?

A
  1. Open vragen stellen
  2. Reflectief luisteren
  3. Bevestigen en ondersteunen
  4. Samenvattingen geven.
101
Q

Welke van de volgende uitspraken over gezondheidsgerelateerd gedrag is juist?
Uw antwoord

Verschillende cognities zijn van invloed op gezondheidsgerelateerd gedrag.

Gezondheidsgerelateerd gedrag is in het algemeen heel stabiel in de tijd.

Gezondheidsgerelateerd gedrag wordt sterk bepaald door sociaal-demografische factoren.

Verschillende gezondheidsgerelateerde gedragingen vertonen een sterke samenhang.

A

Verschillende cognities zijn van invloed op gezondheidsgerelateerd gedrag.

102
Q

De Theory of Planned Behavior onderscheidt een aantal determinanten van gedrag.

Welke van de volgende hoort niet in het model thuis?
Uw antwoord

subjectieve norm

ervaren dreiging

attitude

ervaren gedragscontrole

A

ervaren dreiging

103
Q

Het gedrag waarbij een individu op zoek is naar informatie over en/of hulp bij een gezondheidsklacht wordt door Kasl en Cobb beschreven als
Uw antwoord

gezondheidsgedrag (health behavior).

ziekte-rolgedrag (sick-role behavior).

symptoomgebaseerd gedrag (symtom-based behavior).

cognitief gedrag (cognitive behavior).

A

symptoomgebaseerd gedrag (symtom-based behavior).

104
Q

Het verwijderen van een onplezierige stimulus is
Uw antwoord

uitdoving (extinction).

negatieve bekrachtiging (negative reinforcement).

positieve bekrachtiging (positive reinforcement).

straf (punishment).

A

negatieve bekrachtiging (negative reinforcement).

105
Q

Een community-project (communitywide intervention) toegepast op gezondheidspsychologie is
Uw antwoord

een project waarbij mensen samen stoppen met roken.

Geen van de drie bovenstaande antwoorden is van toepassing.

een gezondheidsbevorderende interventie waarbij men door een mix van methoden een hele gemeenschap tracht te bereiken.

een samenlevingsvorm van gezond levende individuen.

A

een gezondheidsbevorderende interventie waarbij men door een mix van methoden een hele gemeenschap tracht te bereiken.

106
Q

Het Stages of Change-concept uit het transtheoretisch model onderscheidt een aantal fasen van gedragsverandering.

Welke van de onderstaande wordt niet als een aparte fase in dat model onderscheiden?

Uw antwoord

pre-action

preparation

contemplation

maintenance

A

pre-action

107
Q

In onderzoek naar verschillende lifestylefactoren wordt meestal een verband gevonden tussen
Uw antwoord

vetconsumptie en lichaamsbeweging.

vetconsumptie en alcoholgebruik.

roken en lichaamsbeweging.

roken en alcoholgebruik.

A

roken en alcoholgebruik.

107
Q

In onderzoek naar verschillende lifestylefactoren wordt meestal een verband gevonden tussen
Uw antwoord

vetconsumptie en lichaamsbeweging.

vetconsumptie en alcoholgebruik.

roken en lichaamsbeweging.

roken en alcoholgebruik.

A

roken en alcoholgebruik.

108
Q

Periodieke borstkankerscreening is een vorm van
Uw antwoord

secundaire preventie.

primaire preventie.

Geen van de drie preventievormen is van toepassing.

tertiaire preventie.

A

secundaire preventie.

109
Q

Eigen-effectiviteitsverwachtingen zijn de inschattingen die iemand maakt over
Uw antwoord

de effectiviteit van een bepaald gedrag.

de effectiviteit van een gedragsverandering.

de eigen vaardigheden en mogelijkheden om bepaald gedrag uit te voeren.

Geen van de drie hier genoemde mogelijkheden is juist.

A

de eigen vaardigheden en mogelijkheden om bepaald gedrag uit te voeren.

110
Q

Wat is de belangrijkste doodsoorzaak voor mensen jonger dan 45 jaar?
Uw antwoord

hart- en vaatziekten

ongevallen

geweldsmisdrijven

kanker

A

ongevallen

111
Q

Welke van de hieronder genoemde behandelmethoden voor middelenmisbruik is niet effectief bewezen?

Uw antwoord

het positief bekrachtigen van het stoppen met het verdovende middel

het in het vooruitzicht stellen van een financiële vergoeding bij succesvol stoppen met een middel

cue exposure

acupunctuur

A

acupunctuur

112
Q

Welke van onderstaande beweringen over het effect van regelmatige, intensieve lichaamsbeweging is niet juist?
Uw antwoord

Het verlaagt het slagvolume van het hart.

Het verlaagt de bloeddruk.

Het verlaagt de hartslag.

Het verhoogt het endorfinegehalte in het bloed.

A

Het verlaagt het slagvolume van het hart.