T4 Fysieke symptomen Flashcards

1
Q

Wat is pijn? Geef een beschrijving van de definitie van pijn.

A

Volgens de American Medical Association (2003) is pijn een onaangename sensorische en emotionele ervaring die in verband wordt gebracht met een bestaande of dreigende weefselbeschadiging of irritatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijf de belangrijkste twee pijnsensaties, de twee dimensies waaronder oorzaken van pijn gerangschikt kunnen worden en de twee dimensies waarin de duur van pijn wordt uitgedrukt.

A

Pijnsensatie: scherpe pijn (prikkelend of stekend) versus doffe pijn (warm, kloppend)

Oorzaken: organische pijn (wordt veroorzaakt door weefselbeschadiging) versus psychogene pijn (weefselbeschadiging kan niet worden aangetoond). Deze dimensies bevinden zich op een continuüm. Pijnervaringen zijn vaak het gevolg van een mix tussen psychogene en organische oorzaken.

Duur pijn: chronisch (pijn houdt langer dan een paar maanden aan) versus acuut (pijn is tijdelijk, minder dan drie maanden). Chronische pijn kan worden geclassificeerd als chronisch/terugkerend, chronisch/aanhoudend/goedaardig, of chronisch/progressief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Beschrijf hoe pijnsensaties via het perifere zenuwstelsel tot stand komen en waarin de pijnsensaties zich van elkaar onderscheiden.

A

Nociceptoren (vrije zenuwuiteinden) reageren op fysische (druk), chemische of thermische prikkeling. Speciale afferente perifere vezels (de A-delta en C-vezels) geleiden de pijnprikkels via het ruggenmerg naar de hersenen. De C-vezels zijn dunne zenuwvezels die ongemyeliniseerd (niet omvat door een mantel van myeline) zijn. Deze vezels geleiden langzamer dan de gemyeliniseerde A-deltavezels.

Signalen van de A-delta vezels gaan naar de motorische en sensorische gedeelten van de hersenen. Signalen van de C-vezels gaan naar de hersenstam en naar de voorhersenen. Prikkeling van A-deltavezels is verantwoordelijk voor een ervaring van scherpe, stekende pijn die goed gelokaliseerd is, meestal van korte duur en onmiddellijk met een verwonding in verband wordt gebracht.

Prikkeling van C-vezels veroorzaakt doffe, brandende pijn die slecht te lokaliseren is, langzamer ontstaat en langer aanhoudt. De respons op signalen van de A-deltavezels is met name gericht op direct handelen (bijvoorbeeld terugtrekken hand bij een te hete warmtebron) terwijl de signalen van de C-vezels meer invloed hebben op stemming, algemene emotionele toestand en motivatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In het tekstboek worden drie verschillende theorieën besproken waarmee de beleving van pijn verklaard kan worden.

4.1.3.1 Hoe wordt pijn verklaard door elk van deze drie theorieën?

A

De specificiteitstheorie (Specificity theory) stelt dat er speciale zenuwbanen zijn die vanuit de verschillende delen van het lichaam naar de hersenen lopen. Elke zenuw loopt rechtstreeks naar een speciaal gebied in de hersenen. De voorgestelde structuur is echter onjuist en de theorie is achterhaald.

De patroontheorie (Pattern theory) gaat ervan uit dat pijn veroorzaakt wordt door overmatige prikkeling van niet-specifieke zenuwvezels die op hun beurt een patroon van impulsen genereren dat als pijn ervaren wordt. Deze theorie gaat net als de specificiteitstheorie uit van een eendimensionaal begrip van pijn.

De poorttheorie (Gate Control Theory) is de bekendste moderne theorie die een alomvattende verklaring voor het verschijnsel pijn tracht te geven. Een mechanisme in de ganglia in het ruggenmerg zou als een ‘poort’ de transmissie van zenuwsignalen reguleren die tot de ervaring van pijn aanleiding zijn. A-betavezels kunnen de signalen van de pijnvezels (A-deltavezels en C-vezels) inhiberen (de poort sluiten), zodat een zwakker pijnsignaal afkomstig van de pijnvezels wordt doorgegeven naar de hersenen. Een ander mechanisme in de poorttheorie is dat hogere hersenprocessen via afdalende banen een regulerende invloed op de transmissie van het pijnsignaal door de poort uitoefenen. Hogere processen, zoals emoties, aandacht en cognities beïnvloeden zo de doorgifte van het pijnsignaal op de hoogte van het ruggenmerg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarin onderscheidt de poorttheorie (Gate control theory) zich van eerdere pijntheorieën?
6x

A

De poorttheorie verschilt op een aantal fundamentele punten van de eerdere pijntheorieën: pijn is met name een kwestie van perceptie en ervaring in plaats van puur een sensatie.

  1. Pijn wordt bepaald door centrale én perifere vezels.
  2. Pijn kan worden gezien als een actief proces in plaats van een passief proces.
  3. Variatie in pijnperceptie kan worden begrepen in termen van de mate waarin ‘de poort’ zich opent of sluit.
  4. Verschillende factoren zijn betrokken bij pijnperceptie en niet slechts een fysieke oorzaak.
  5. De meeste pijn is een combinatie van iets fysieks en iets psychologisch.
  6. Er is sprake van een interactie tussen de geest en het lichaam.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In het eerste thema maakte u kennis met de interventiecyclus. Inmiddels hebt u de nodige theoretische kennis over pijn opgedaan. Voor welke fase van de interventiecyclus is kennis van de bovengenoemde theorieën belangrijk?

A

De theorieën zijn van belang in de diagnosefase. Ze gaan namelijk over de wijze waarop pijn ontstaat en waardoor deze wordt beïnvloed. Interventies voor pijnbestrijding worden in de voorbereidingsfase gemaakt of uitgekozen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Omschrijf hoe de leerprocessen klassieke en operante conditionering een rol spelen in het ontstaan en handhaven van pijn en geef van beide een voorbeeld.

A

Klassieke conditionering: een ogenschijnlijk neutrale stimulus wordt herhaaldelijk gevolgd door een onprettige respons waardoor de stimulus op een gegeven moment automatisch de onprettige respons uitlokt. De neutrale stimulus is een geconditioneerde stimulus geworden. De onprettige respons is een geconditioneerde respons geworden.
Voorbeeld: er volgt pijn (ongeconditioneerde respons) door het gaan zitten op een stoel (neutrale stimulus). Als herhaaldelijk pijn volgt op het gaan zitten op een stoel, dan kan alleen al het zien van de stoel de pijn uitlokken: het zien van de stoel wordt de geconditioneerde stimulus en pijn de geconditioneerde respons.

Operante conditionering: pijn heeft onbedoelde en bedoelde gevolgen (zoals sociale aandacht, geruststelling) die het gedrag kunnen versterken, dat wil zeggen dat de kans op herhaling van het gedrag toeneemt.
Voorbeeld: iemand die zich ziek meldt met rugpijn, maar die ook andersoortige problemen op het werk heeft, is tijdelijk verlost van de problemen en zijn verantwoordelijkheid om er wat aan te doen. Hierdoor wordt het ziekmelden beloond (het levert iets positiefs op) waardoor hij/zij zich mogelijk in de toekomst sneller ziek zal melden, ook al valt de ernst van de rugklachten wel mee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een huisarts schrijft pijnmedicatie voor aan honderd patiënten met lage rugpijn. De helft van de patiënten krijgt de medicatie mee naar huis met de instructie ‘gebruik wanneer nodig’ (groep A). De andere helft krijgt de pillen mee met de instructie ‘slik om de drie uur één pil’. De groepen houden de maand erna een dagboek bij waarin ze de pijnbeleving rapporteren. Na een maand analyseert de huisarts de gerapporteerde pijnbeleving van de twee groepen.

(overgenomen van Passchier & Turk, 2000 in “Psychology in medicine” van A. Kaptein, A. Appels, K.O. Comér)

Welke van de twee groepen die hierboven zijn beschreven zal de hoogste pijnbeleving hebben en hoe kunt u dat verklaren?

A

Groep A zal de hoogste pijnbeleving hebben vanuit het leertheoretisch perspectief van operante conditionering. De pijnvermindering door het innemen van medicatie bekrachtigt de pijn waardoor de kans op pijn in de toekomst toeneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschrijf op basis van informatie uit het tekstboek welke sociale, cognitieve en demografische factoren het pijngedrag van iemand kunnen beïnvloeden en geef aan hoe ze dat doen.
6x

A
  1. Algemene sociale factor: hoe meer sociale beloning er wordt gegeven voor het pijngedrag/de pijnuiting, hoe meer pijn, beperkingen en inactiviteit de persoon gaat vertonen.
  2. In directe sociale omgeving: gebrek aan familiecohesie en het tonen van een grote mate van bezorgdheid ten opzichte van de persoon met pijn, leidt tot een grotere pijnervaring. De mensen met pijn stellen zich afhankelijker op en vertonen lagere eigen-effectiviteitsverwachtingen en een lager self-esteem.
  3. Cognitieve processen mediëren de relatie tussen pijnervaring en emotie. Zo ervaren angstige patiënten en type A-patiënten over het algemeen meer pijn.
  4. Emoties zijn gerelateerd aan pijn maar het is niet duidelijk in hoeverre emoties pijn kunnen veroorzaken.
  5. Mannen en vrouwen verschillen van elkaar in pijnervaring. Mannen lijken over het algemeen meer pijn te ervaren als het gaat om cardiale pijn, terwijl vrouwen meer pijn rapporten als het gaat om migraine. Vrouwen rapporteren vaker dat pijn interfereert met de dagelijkse bezigheden.
    Pijngrens is hetzelfde, maar verschillen in reactie op pijn en soort pijn die ze ervaren.
  6. Mensen met verschillende culturele achtergronden kunnen verschillen in pijnbeleving.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Mensen verschillen in de manier waarop ze met pijn omgaan. Beschrijf de copingstrategie die mensen met chronische pijn het meest hanteren en leg uit waarom dit zo is.

A

Mensen met chronische pijn gebruiken vaak een emotiegerichte copingstrategie, waarbij bijvoorbeeld vermijden, hopen, bidden en het verleggen van aandacht worden gebruikt. Bij mensen met chronische pijn komt deze copingstrategie voort uit het idee dat men zelf weinig persoonlijke controle heeft over de pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Beschrijf de invloed van chronische pijn op het psychisch welbevinden van patiënten.

A

Mensen met chronische pijn laten op de Minnesota Multiphasic Personality Inventory (MMPI) een neurotisch profiel zien, dat wil zeggen dat ze hoger scoren op angst, depressie en hypochondrie, ongeacht of de pijn organisch of psychogeen is. Patiënten met chronische ziekten ontwikkelen vaak gevoelens van hulpeloosheid en hebben de neiging een catastrofaal gedachtepatroon te ontwikkelen. Dit kan depressie tot gevolg hebben maar ook leiden tot meer pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

elke methoden om pijn te meten worden in het tekstboek genoemd? 3x

Beschrijf bij elk van de bij de vorige vraag genoemde methoden een sterk en zwak punt.

A

In het tekstboek worden de methoden om pijn te meten in drie categorieën ingedeeld:

  1. zelfrapportagemethoden (interview, dagboek, vragenlijsten, waarderingsschalen)
  2. gedragsmetingen (klinische observaties, rapportage van pijn in alledaagse situaties door observaties door bekende van de patiënt)
  3. psychofysiologische metingen (spierspanning, autonome activiteit, hersenactiviteit).

Zelfrapportagemethoden
Sterk: ze zijn vaak gemakkelijk en snel.
Zwak: bij vragenlijst is goede kennis van de taal vereist (kan problematisch zijn bij kinderen, gehandicapten).

Gedragsmetingen
Sterk: bij rapportage van pijn in alledaagse situaties worden naast de pijnervaringen van de patiënt ook de impact op zijn of haar leven en de sociale context gemeten.
Zwak: rapportage door buitenstaanders kan discrepanties vertonen met wat de patiënt zelf ervaart.

Psychofysiologische metingen
Sterk: sluit subjectiviteit zoveel mogelijk uit.
Zwak: de waargenomen fysiologische veranderingen kunnen ook door iets anders zijn veroorzaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Tot nu toe hadden we vooral aandacht voor pijn en pijnbeleving bij volwassenen. In deze opdracht ligt de nadruk op de beleving van pijn bij kinderen. Vroeger dacht men dat kinderen relatief weinig pijn ervaren omdat hun zenuwstelsel nog niet volledig ontwikkeld is. Kleine ingrepen werden soms zelfs zonder verdoving uitgevoerd. Inmiddels is duidelijk dat kinderen al van voor hun geboorte pijn voelen. In deze opdracht leert u meer over pijn bij kinderen.

Wat is specifiek aan pijn bij kinderen?

A

Kinderen uiten pijn vaak anders dan volwassenen. Vooral jonge kinderen met nog weinig verbale vermogens kunnen de pijn niet beschrijven en zullen met name huilen of over het pijngebied wrijven.
Ouders fungeren vaak als rolmodel en zijn bekrachtigers als het gaat om de pijnbeleving van het kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe is pijn bij kinderen te meten?

A

Hiervoor kunnen de drie eerder genoemde categorieën van meetmethoden worden gebruikt.

Zelfrapportagemethode
Bij kinderen onder de vijf jaar wordt vaak gekeken naar uitingen in gedrag (geluiden en gezichtsexpressies). Bij kinderen boven de vijf jaar kunnen waarderingsschalen worden gebruikt.

Gedragsrapportage
Pijndagboeken bijhouden door kinderen zelf dan wel door hun ouders. In de klinische praktijk kunnen hulpverleners het pijngedrag observeren en in kaart brengen.

Fysiologische metingen
Deze zijn hetzelfde als bij volwassenen en ook eerder genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is organische pijn?

A

Pijn die te maken heeft met druk op of schade aan weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is psychogene pijn?

A

Als pijn voortkomt uit psychologische processen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Vroeger werden organische en psychogene pijn als afzonderlijke entiteiten gezien. Hoe is het nu?

A

Nu wordt erkend dat vrijwel alle pijn het resultaat is van een wisselwerking van zowel fysiologische als psychosociale processen. Hierbij is sprake van een continuum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een somatische symptoomstoornis?

A

Als pijn te maken heeft met overmatige bezorgdheid over symptomen of gezondheid. Vaak kunnen symptomen niet verklaard worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke 3 vormen van chronische pijn zijn er?

A
  1. Chronische terugkerende pijn: goedaardige oorzaak en betreft herhaalde en heftige episodes met pijn, afgewisseld met perioden zonder pijn.
  2. Chronische onherleidbare goedaardige pijn: betreft ongemak dat voortdurend aanwezig is, varieert in heftigheid, en niet gerelateerd is aan een kwaadaardige aandoening
  3. Chronische progressieve pijn: gekenmerkt door voortdurend ongemak door een kwaadaardige aandoening, dat verergert wanneer de toestand veslechterd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Het gevoel van pijn heeft een aantal unieke eigenschappen. Welke 3?

A
  1. Receptorcelen voor pijn zijn anders dan die van andere zintuiglijke systemen, die specifieke receptorcellen hebben die uitsluitend info van een bepaalde type stimulus versturen. Het lichaam heeft geen specifieke receptorcellen die uitsluitend info over pijn versturen.
  2. Het lichaam ervaart pijn in reactie op allerlei soorten schadelijke prikkels
  3. Bij de ervaring van pijn hoort bijna altijd een sterke emotionele component
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn nociceptoren?

Waar komen ze voor?

A

De afferente zenuwuiteinden die reageren op pijnprikkels en signalen versturen. Komen in elk weefseltype voor behalve de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is verwezen pijn?

A

PIjn aan inwendige organen wordt waargenomen als afkomstig van andere lichaamsdelen, meestal de huid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is neuropathische pijn?

Wat is de oorzaak?

Wat zijn 3 veel voorkomende vormen hiervan?

A

Pijn waarvoor bij medisch onderzoek geen waarneembare oorzaak gevonden kan worden.

Komt voor uit een aandoening van of letsel aan de perifere zenuwen.

  1. Neuralgie: pijnaanvallen
  2. Causalgie: aanvallen van brandende pijn
  3. Fantoompijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe heten mensen die pijn prettig vinden?

A

Masochisten

25
Q

Wat is het grootse bezwaar tegen de specificiteitstheorie en de patroontheorie van pijn?

A

Ze verklaren niet waarom pijn wordt beinvloed door psychologische factoren.

26
Q

Waar bevindt zich het “poortmechanisme” van de poorttheorie?

A

Substantia gelatinosa in de dorsale doorn, een deel van de grijze stof in het ruggenmerg.

27
Q

Welke 3 factoren bepalen of de poort open of dicht is bij de poorttheorie?

A
  1. De hoeveelheid activiteit in de pijnvezels
    Activiteit opent meestal de poort. Hoe sterker de pijnlijke stimulatie, hoe actiever de pijnvezels zijn
  2. De hoeveelheid activiteit in de perifere vezels
    Zogenaamde A-betavezels brengen info over onschadelijke stimuli over. Activiteit in deze vezels sluit meestal de poort
  3. Boodschappen vanuit de hersenen
    Neuronen in de hersenstam en cortext hebben efferente routes naar het ruggenmerg en hun impulsen kunnen de poort openen of sluiten.

N.B. Dat hersenimpulsen van invloed zijn op het poortmechanisme verklaart waarom mensen die onder hypnose of sterk afgeleid zijn, geen pijn opmerken. Bevestigd door onderzoek.

28
Q

Wat is stimulation-produces analgesia?

welke neurotransmitter is betrokken?

Wat is de invloed van stoffen op endorfine hierop?

A

Verschijnsel waardoor stimulatie van de hersenstam leidt tot ongevoeligheid voor pijn.

neurotransmitter substantie P wordt afgescheiden door pijnvezels en gaat naar transmissiecellen. SPA treedt op als een andere chemische stof (bijv. endorfine) de afgifte van substantie P blokkeert.

29
Q

Wat functioneert niet goed bij mensen met chronische pijn?

A

Het endogene pijnstillersysteem

30
Q

Welke 4 soorten pijngedrag zijn er?

A
  1. Gezichtsuitdrukkingen of hoorbare uitingen van ongemak
  2. Verstoorde loop of houding
  3. Negatief affect
  4. Vermijden van activiteit
31
Q

Geef in eigen woorden weer wat wordt verstaan onder klinische pijn en waarom het nodig is die te behandelen.
.

A

Klinische pijn is pijn die professionele aandacht behoeft of verkrijgt. Pogingen om pijn te verminderen vinden zowel om humanitaire als praktische redenen plaats. Bijvoorbeeld om medische ingrepen gemakkelijker te laten verlopen, om stress bij de patiënt te verminderen, en om patiënten te helpen sneller en zonder complicaties te herstellen. Het verlichten van chronische pijn is belangrijk vanwege de ernstige en indringende invloed die pijn kan hebben op alle aspecten van het leven van patiënten

32
Q

Wanneer is er sprake van een chronisch pijnsyndroom? 2x

Beide komen samen voor met één van welke 5 symptomen?

A

Er is sprake van een chronisch pijnsyndroom bij:

  1. weefselbeschadiging of irritatie
  2. blijvende pijnklachten en gedrag waarmee de pijn wordt geuit.

Beide komen voor samen met één van de volgende symptomen:

  1. verstoorde patronen in dagactiviteiten (reductie dan wel fluctuatie in dagactiviteiten)
  2. verstoorde sociale, partnergerichte, werkgerichte en recreatiegerichte activiteiten
  3. excessief gebruik van pijnstillers of herhaaldelijk gebruik van chirurgische methoden om de pijn te verlichten
  4. verstoorde slaappatronen
  5. toegenomen angst en depressie.
33
Q

Omschrijf de vormen van medische pijnbehandeling.

Welke 2 hoofdcategorieen zijn er en welke 3 of 4 subcategorieen?

A

Chirurgische pijnbehandeling:
a neuroablatie: verwijderen of loskoppelen van delen van het perifere zenuwstelsel of het ruggenmerg zodat pijnsignalen niet naar de hersenen kunnen. Wordt nauwelijks nog toegepast want geeft zelden langdurige verlichting.
b laminectomy: het verwijderen van een deel van een wervel om druk op de zenuwen van rugwervels te verminderen
c spinal fusion: verbinden van twee wervels

Chemische pijnbestrijding waarbij vier typen geneesmiddelen worden gebruikt:
a perifeer werkende pijnstillers
b centraal werkende pijnstillers
c lokaal werkende verdovingsmiddelen
d indirect werkende medicijnen zoals kalmerende middelen en antidepressiva

34
Q

Waarom volstaat het bij chronische pijn vaak niet om alleen chemische pijnbestrijding te geven? 3x

A
  1. Vanwege de (vermeende) verslavende werking en eventuele overige bijwerkingen van verschillende pijnstillers.
  2. Naast pijnbestrijding zelf moeten ook misconcepties die bij de patiënt kunnen leven over medicijngebruik worden besproken. Angst voor de verslavende werking van de medicatie kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat de patiënt onvoldoende medicijnen gebruikt of vraagt.
  3. Bij de ontwikkeling en handhaving van pijn spelen ook psychosociale factoren een rol (placebo-effect, contraproductieve vormen van coping, gevoelens van hulpeloosheid) die om andere vormen van pijnbestrijding vragen.
35
Q

Behalve medische pijnbestrijding zijn er diverse andere methoden voor de behandeling van chronische pijn, die al dan niet in combinatie met medische pijnbestrijding kunnen worden toegepast. In deze opdracht maakt u kennis met overige methoden voor behandeling van chronische pijn.

Omschrijf het doel en de vormen van gedrags- en cognitieve pijnbehandelingen. 2 vormen per soort.

A

De belangrijkste doelen van deze methoden voor het behandelen van met name chronische pijn zijn de patiënten te helpen effectiever met de pijn om te gaan en zo het medicijngebruik van de patiënt te reduceren.

Vormen van gedragsmatige pijnbehandelingen
1. De operante benadering richt zich op het verminderen van pijngedrag door uitdovingsprocedures en het verhogen van ‘gezond’ gedrag door middel van bekrachtiging.

  1. Progressieve spierontspanning en biofeedback gebruikt men om stress en spierspanning die de pijn die patiënten ervaren, kan veroorzaken of verergeren, te verminderen. Onderzoek bij met name hoofdpijnpatiënten heeft aangetoond dat training in ontspanning en biofeedback effectieve en aanhoudende verlichting van pijn tot gevolg kan hebben.

Cognitieve technieken bij pijnbehandelingen

Deze technieken richten zich op het veranderen van denkpatronen die de ernst en de frequentie van pijnervaringen vergroten.

  1. Methoden zoals afleiding en het zich voorstellen dat men geen pijn heeft (nonpain imagery), blijken met name effectief te zijn bij milde of matige acute pijn of voor korte perioden van toegenomen chronische pijn.
  2. Het herdefiniëren van pijn kan bestaan uit het helder maken hoe een pijnervaring zal zijn, het gebruiken van positieve uitspraken over jezelf, en het corrigeren van foutieve opvattingen en redenaties. Herdefiniëring blijkt te helpen bij het verminderen van sterke pijn en chronische pijn.
36
Q

Geef een korte beschrijving van het gebruik van hypnose en interpersoonlijke therapie in de behandeling voor (chronische) pijn.

A

Hypnose: de patiënt wordt in een staat van onderbewustzijn gebracht. Uit onderzoek blijkt dat het een kleine groep patiënten helpt de pijn te verlichten en dat cognitieve strategieën in wakkere toestand net zo effectief zijn.

Interpersoonlijke therapie: gebruikt psychoanalytische en cognitieve gedragsperspectieven om mensen te leren omgaan met emotionele problemen die verband houden met de pijn. Psychotherapie voor pijnpatiënten kan inhouden dat patiënten zich bewust worden van de pijnspelletjes die ze spelen of hoe anderen denken over hun pijntoestand.

37
Q

Benoem de verschillende fysieke methoden en stimulatietherapieën voor de behandeling van (chronische) pijn en geef hiervan een korte beschrijving. 3x

A

Contra-irritatie is een procedure waarbij een korte en matige pijn een langer durende of sterkere pijn doet stoppen. Een techniek om pijn te controleren gebaseerd op deze procedure is de transcutane elektrische zenuwstimulatie waarbij een lichte elektrische stimulatie wordt toegepast op de huid van het pijnlijke gebied. Deze techniek is effectief voor het verlichten van en sommige vormen van chronische pijn.

Acupunctuur is een oude oriëntaalse procedure voor het verminderen van pijn. Deze techniek blijkt bij sommigen, maar niet bij alle patiënten, een sterke pijnstillende werking te veroorzaken. Acupunctuur lijkt niet te werken bij chronische pijn.

Fysiotherapie omvat benaderingen zoals oefeningen, massage, tractie en het toepassen van warmte en koude op pijnlijke gebieden. Deze methoden kunnen helpen pijn te verminderen en beschadigde of verzwakte weefsels in spieren en gewrichten te herstellen. Precieze oefeningen kunnen helpen om bijvoorbeeld lage rugpijn te voorkomen.

38
Q

Omschrijf op basis van de informatie uit het tekstboek waardoor de specifieke zorg voor patiënten in pijncentra zich kenmerkt (2x), de doelen (5x) en of deze specifieke zorg positieve effecten heeft.

A
  1. Kenmerken zijn de multidisciplinaire benadering van patiënten door een pijnteam waarin verschillende disciplines zijn vertegenwoordigd.
  2. Kenmerkend is ook dat verschillende technieken van pijnbestrijding worden gecombineerd.

Assessment (diagnose) en behandeling hebben zowel betrekking op de medische als op de psychosociale factoren die met de pijn verband houden. Globaal genomen streeft men de volgende doelen na:
1. reductie van de pijnervaring
2. verbeteren van functioneren op lichamelijk en leefstijlgebied
3. verminderen van of stoppen met chemische pijnbestrijding
4. ondersteunen social support en familiebetrekkingen
5. verminderen van gebruik van zorg door patiënten.
De behandeling bestaat uit een integratie van specifieke programmacomponenten die elk aansluiten bij een specifiek doel (zie de hierboven beschreven doelen).

Uit diverse studies en meta-analyses blijken de positieve effecten van deze vorm van pijnbehandeling, met name bij mensen met chronische ziekten. Het blijkt dat deze mensen na de behandeling minder pijn rapporteren, minder pijnmedicatie gebruiken, eerder en vaker terugkeren naar arbeid, actiever zijn en minder angstig zijn.

39
Q

Hoe wordt chronisch ongemak genoemd dat niet samenhangt met kwaadaardigheid, maar wel altijd aanwezig is in variërende intensiteit?
Uw antwoord

progressieve pijn

myofasciale pijn

hardnekkige pijn

terugkerende pijn

A

hardnekkige pijn

40
Q

Aanhoudende pijn kan men classificeren als
Uw antwoord

chronisch/terugkerende pijn.

chronisch/aanhoudende/goedaardige pijn.

chronisch/progressieve pijn.

Alle drie de antwoorden zijn juist.

A

Alle drie de antwoorden zijn juist.

41
Q

Welke van de onderstaande uitspraken over de afferente perifere zenuwen, die pijnsensaties veroorzaken, is juist?
Uw antwoord

Prikkeling van de A-deltavezels veroorzaakt een doffe, brandende pijn die slecht te lokaliseren is, meestal van korte duur en onmiddellijk met een verwonding in verband wordt gebracht.

Prikkeling van A-deltavezels is verantwoordelijk voor een ervaring van scherpe, stekende pijn die goed gelokaliseerd is.

De respons op signalen van de C-vezels is met name gericht op direct handelen (bijvoorbeeld terugtrekken voet bij het stappen in een glasscherf).

Prikkeling van C-vezels veroorzaakt een ervaring van scherpe, stekende pijn die goed gelokaliseerd is.

A

Prikkeling van A-deltavezels is verantwoordelijk voor een ervaring van scherpe, stekende pijn die goed gelokaliseerd is.

42
Q

Welke drie dimensies van pijn liggen ten grondslag aan de McGill Pain Questionnaire?
Uw antwoord

affectief, emotioneel, gedragsmatig

affectief, sensorisch, evaluatief

emotioneel, sensorisch, gedragsmatig

sensorisch, cognitief, fysiologisch

A

affectief, sensorisch, evaluatief

43
Q

Chronisch zieken hanteren vooral
Uw antwoord

een probleemgerichte copingstrategie, waarbij vooral gebruik wordt gemaakt van het vermijden van het gedrag dat de pijn veroorzaakt.

een emotiegerichte copingstrategie, waarbij vooral het ontkennen van de pijn wordt gebruikt.

een probleemgerichte copingstrategie, waarbij vooral het actief zoeken naar/verwerven van sociale steun worden gebruikt.

een emotiegerichte copingstrategie, waarbij vooral hopen, bidden en het verleggen van aandacht worden gebruikt.

A

een emotiegerichte copingstrategie, waarbij vooral hopen, bidden en het verleggen van aandacht worden gebruikt.

44
Q

Welke van de onderstaande uitspraken over multidisciplinaire pijnklinieken is juist?
Uw antwoord

Multidisciplinaire pijnklinieken richten zich zelden op meer dan één effectieve benaderingswijze.

Geen van de drie uitspraken is juist.

Multidisciplinaire pijnklinieken proberen patiënten minder afhankelijk te maken van sociale steun bij het omgaan met pijn.

Multidisciplinaire pijnklinieken richten zich op het verminderen van medicijngebruik.

A

Multidisciplinaire pijnklinieken richten zich op het verminderen van medicijngebruik.

45
Q

Welke van de onderstaande mogelijkheden werkt als een ‘poortsluiter’ (gate-closer) in de poorttheorie?
Uw antwoord

medicatie

depressie

angst

focussen op pijn

A

medicatie

46
Q

Welke cognitieve strategie gebruikt Marcel als hij tijdens het ondergaan van een aantal pijnlijke injecties bij de dokter denkt aan lekker zonnen op een prachtig strand?
Uw antwoord

reflectie

verbeelding

aandacht afleiden

herdefiniëren

A

verbeelding

47
Q

Welke neurotische triade wordt vaak een dominant aspect van de persoonlijkheid als pijn chronisch wordt?

A
  1. Hypochondrie
  2. Depressie
  3. Hysterie
48
Q

Chirurgische ingrepen voor pijn zijn ingrijpend. Zijn ze effectiever voor acute of voor chronische pijn?

A

Acuut

48
Q

Chirurgische ingrepen voor pijn zijn ingrijpend. Zijn ze effectiever voor acute of voor chronische pijn?

A

Acuut

48
Q

Chirurgische ingrepen voor pijn zijn ingrijpend. Zijn ze effectiever voor acute of voor chronische pijn?

A

Acuut

49
Q

Wat betekent het als een chemisch middel bij acute pijn in de epidurale ruimten wordt geinjecteerd?

A

Dit is een plaatselijke verdoving. Injectie in de ruimten buiten het harde ruggenmergvlies waardoor de pijnsignalen niet worden doorgegeven aan de hersenen.

50
Q

Psychosociale factoren kunnen de kans vergroten op de overgang van acuut naar chronisch. Welke vooral? 2x

A

Angst en depressie

51
Q

Waarom is het aanpakken van de psychosociale factoren voordeliger in groepen dan individueel? 5x

A
  1. Efficienter
  2. Minder isolatie
  3. Geloofwaardige feedback
  4. Nieuwe referentiegroep voor patienten
  5. Nieuwe perspectief voor therapeut
52
Q

De poorttheorie veranderde de manier waarop werkers in de gezondheidszorg met pijn omgaan. Door het uitgangspunt dat pijn niet alleen op biochemische manier beheerst kan worden, maar ook door het veranderen van motivatie- en cognitieve processen, konden psychologen methoden ontwikkelen die patienten helpen effectiever te copen met hun pijn en andere stressoren. Sommigen maken gebruik van cognitieve gedragstechnieken

Wat zijn de 2 doelen van de operante benadering?

Wat zijn 2 beperkingen van operante benadering?

A
  1. Verminderen afhankelijkheid pijnmedicatie
  2. Verminderen belemmeringen die vaak samengaan met chronische pijn
  3. Terugval na beeindiging interventie in inactiviteit en pijngedrag
  4. Niet iedereen profiteert van de aanpak. Meer geschikt voor mensen met chronische terugkerende en chronische onherleidbare goedaardige, dan voor mensen met chronische progressieve pijn.
53
Q

Veel mensen hebben pijn als gevolg van fysiologische processen die versterkt worden door angst en stress. Controle over deze fysiologische processen zou de frequentie of intensiteit van hun pijn moeten kunnen verminderen.

Ontspanning en biofeedback blijken effectief te zijn. Wat zijn 4 kanttekeningen die geplaatst moeten worden?

A
  1. Meeste onderzoeken richten zich op hoofdpijn en lage rugpijn
  2. Biofeedback is bij het verlichten van hoofdpijn effectiever dan progressieve spierrelaxatie
  3. Hoofdpijnpatienten krijgen meer verlichting door combi biofeedback en progressieve spierrelaxatie, maar sterke variatie in hoeverre ze er baat bij hebben.
  4. Andere psychologische factoren kunnen een rol spelen
54
Q

Wat is passieve coping?

Wat is actieve coping? In welke 3 categorieen zijn ze in te delen?

A

Vicieuze cirkel van pijn, passieve coping en gevoelens van hulpeloosheid en depressie.

Actief blijven en pijn negeren

  1. Afleiding: aandacht verleggen
  2. Niet-pijnlijke verbeelding/dagdromen: in gedachten beelden oproepen die geen verband houden met de pijn
  3. Pijnherdefiniering: onprettige gevoelens vervangen door constructieve, realistische gedachten
55
Q

Hoe kunnen therapeuten actieve coping en pijnacceptatie bevorderen? Wat is het?

Wat is pijnacceptatie?

A

ACT: patienten leren hun toestand en emoties direct te ervaren, zonder negatieve implicaties die er gewoonlijk mee samen gaan.

Pijnacceptatie: wil om actief te blijven ondanks pijn

56
Q

Wat is contra-irritatie?

Wat is hiervoor de verklaring uit de poorttheorie?

Welke pijncontroletechniek is ontwikkeld op basis van deze theorie?

A

Het veranderen van de pijn door een andere pijn te creeeren.

Activiteit in de perifere vezels die signalen over milde stimuli overbrengen leidt meestal tot sluiting van de poort, waardoor overdracht van pijnsignalen door transmissiecellen naar de hersenen voorkomen worden. Contra-irritatie activeert deze vezels.

Transcutaneous electrical nerve stimulation (TENS)

57
Q

Waar kunnen mensen met chronische pijn effectief geholpen worden?

Welke soort klinieken hebben het hoogste succespercentage?

A

Pijnkliniek

Multidisciplinaire pijnklinieken