T1 situering van psychodiagnostiek Flashcards
EFPA definitie PD
a systematic method or procedure for ascertaining the psychological characteristics of an individual or group of individuals or performace of a group of individuals or individuals
6 kenmerken psychologische test
- soort proces of materiaal
- dat informatie oplevert
- over een SP van
- gedrag of cognitieve processen
- op systematische en gestandaardiseerde wijze
- resulterend in een of andere kwantiteit
individuele test (volgens instructie en afname)
- testleider formuleert vragen/opdrachten en registreert reacties/prestaties van de onderzochte tijdens een individueel contact
- vb. WISC
VOORDELEN - onderzochte kan gestimuleerd w indien nodig
- testleider kan nagaan of onderzochte de instructies begrepen heeft
- mogelijkheid tot observatie en verzamelen van kwalitatieve gegevens over het gedrag van een testpersoon
groeptest (volgens instructie en afname)
- testleider geeft collectieve instructie voor de hele groep tegelijk, surveilleert, geeft aanwijzingen tijdens afname en verzamelt de voltooide opgaven
- vb. Covat
VOORDELEN - efficiënt
- tijdbesparend en geldbesparend
- gebruiksvriendelijk
NADELEN - niet altijd mogelijk
- moeilijker bij kinderen en bepaalde patiënten
snelheidtest (volgens instructie en afname)
- peilt naar snelheid waarin de onderzochte kan werken
- maat = aantal opgave dat onderzochte kan voltooien binnen bepaalde tijd
- aantal opgave is groter dan wat de meeste mensen binnen de voorziene tijd kunnen voltooien
- opgave vaak ongeveer zelfde moeilijkheidsgraad
- opgave zijn makkelijk opdat er nauwelijks fouten gemaakt worden - maar je moet ze snel oplossen
niveautest (volgens instructie en afname)
- peilt naar prestatieniveau dat onderzochte behaald
- maat = aantal correcte opgaven
- opgaven variëren in moeilijkheidsgraad
- opgaven w meestal in volgorde van oplopende moeilijkheidsgraad voorgelegd
- geen tijdsdruk
cultuurvrije test (volgens aard van de vragen)
- geen beroep doen op VH/eigenschappen die door culturen en onderwijs w beïnvloed
- vaak non verbaal (want taal=cultuurbepaald)
- geschikt voor onderzoek naar verschillen tussen volkeren en culturen in psychologische eigenschappen
- gradueel begrip: volledig cultuurvrij bestaat niet omdat het bijna onmogelijk is om dat te ontwikkelen
- vb. Ravens progressive matrices
niet-cultuurvrije test (volgens aard van de vragen)
- wel beroep op condities die door cultuur of onderwijs bepaald worden
- verbale tests zijn bijna vanzelfsprekend niet cultuurvrij
- ook veel non-verbale test cultuurbepaald
- test kan niet zomaar bij iedereen afgenomen worden
directe test (volgens aard van de vragen)
- voor onderzochte is het duidelijk wat men wil voorspellen/meten
- prestatieniveautests, vorderingstests, biografische informatievragenlijsten, opinievragenlijsten, attitudetests, ..
indirecte test (volgens aard van de vragen)
- voor onderzochte is het niet duidelijk wat men wil voorspellen/meten
- projectieve methoden zoals Rorschach test voorgesteld als fantasietest, boomtest voorgesteld als tekentest
- vragenlijsten met indirecte vragen
test met vrije antwoorden (volgens aard van de vragen)
- test waarbij onderzochte zelf het antwoord moet bedenken en formuleren
- open vragen
- ongecodeerde vragen
VOORDELEN
-je kan meer dingen gaan observeren - laat meer ruimte voor bijzondere antwoorden en uitzonderingen waar je niet aan dacht
test met keuze antwoorden (volgens aard van de vragen)
- test waarbij de onderzochte wordt verzocht een keuze te maken uit door de testconstructeur geformuleerde antwoordmogelijkheden
- gesloten vragen
- geprecodeerde vragen
VOORDELEN - meer betrouwbaarscore: weinig foutenmarge in score (interbeoordelaarsbetrouwbaarheid is hoog)
- tijds-efficiënter om in te vullen voor de cliënt - heeft invloed op betrouwbaarheid want hierdoor kunnen er ook meer items aangeboden worden
testen voor prestatieniveau = T data (volgens testgedrag)
- van onderzochte persoon w maximale prestatie gevraagd
- duidelijke norm wat goed is en wat fout
- meting van intelligentie, cogn. capaciteiten,inzicht, …
- algemene niveautesten, speciale niveautesten, vorderingstesten
algemene niveautest (volgens testgedrag - testen voor prestatieniveau = T data)
- meten ‘general ability’ en leiden tot één indicatie van intelligentie
- doel = algemene niveaubepaling, niet differentiatie in deelaspecten
3 soorten - intelligentietest kinderen: WISC-V, CoVaT-CHC- RAKIT-2
- intelligentietest volwassenen: WAIS-IV
- geschiktheden= minder zuivere vaardigheden, maar wel belangrijk voor schools-of beroepspresteren: General aptitude test battery (GATB)
GATB
= general aptitude test battery
- meet cognitieve vaardigheden relevant om veelheid aan functies met succes te vervullen
- 8 schriftelijke subtests
- 4 apparaten test
speciale niveautesten (volgens testgedrag - testen voor prestatieniveau = T data)
- testen peilend naar meer specifieke vaardigheden zoals logisch redeneren, aandacht en EF, GH, kleurenblindheid of andere vaardigheden nodig in bepaalde prestatiecontext
3 soorten - test voor speciale intelligentiefactoren: Ravens progressive matrices (redeneervaardigheid) -test enkel fluïde intelligentie
- test voor speciale geschiktheden: d2 (aandacht en concentratie)
- test voor speciale niet intelligentiefactoren: test voor kleurenblindheid, handvaardigheid
vorderingstesten (volgens testgedrag - testen voor prestatieniveau = T data)
- testen peilend naar in hoeverre de cliënt het doel van een opleiding bereikt heeft
- schoolvorderingstest (achievement test - spec. gericht op schoolse kennis) vs. vaardigheidstest (proficiency test - gericht op VH buiten de directe cognitieve sfeer en kennis)
testen voor gedragswijze (volgens testgedrag)
- meet niet hoe goed je iets doet maar beschrijft gedrag - hoe je iets doet en op welke manier
- focus op hoe iemand iets doet of op welke manier zijn reactie of prestatie plaatsvindt - wat is kenmerkend gedrag
- geen vooraf gekende goed of fout sleutel
- meting van PH trekken, voorkeuren, houdingen
- observatiemethode (o-data), somatofysiologische methoden (t data), zelfbeoordelingen (s data), projectietechnieken
observatiemethoden (volgens testgedrag - testen voor gedragswijze)
- beoordelaar observeert de cliënt (individueel of in groep)
- vb. assessment center -> presentatie, gesprekssimulatie, postbakoefening, groepsdiscussie
- getrainde beoordelaars vs. gekende - real life vs. testlocatie
- aanvangsgegevens zijn al resultaat van een informatieverwerkingsproces
somatofysiologische methoden (volgens testgedrag - testen voor gedragswijze)
- psychologische kenmerken afgeleid uit meting van lichamelijke kenmerken of processen
- morfologische methoden (vooral historisch belang - fysionomiek, zoölogische methoden, frenologie,..)
- fysiologische methoden (t-data ) - EEG, hersenscans, huidgeleiding,…)
zelfbeoordelingen (volgens testgedrag - testen voor gedragswijze)
- persoon rapporteert over zichzelf - meestal vragenlijsten
-> klassieke meerkeuze vragenlijsten - interessetest - waarde-& attitudetest - biografische vragenlijsten - PH vragenlijsten - maar ook andere soorten metingen naast klassieke vragenlijsten
-> Osgood-schalen/ semantic differentiation scale = vragenlijst waarbij twee extreme uiteinde zijn - aangeven waar jij je op de schaal bevindt
-> Q-sort tast = kaartjes met stellingen die je moet categoriseren -> voordeel: er moet duidelijke meting gegeven worden omdat je niet alles als matig kan aanduiden
-> gecontextualiseerde vragenlijsten/vignetten = denken aan bepaalde situatie in bepaalde context -> kijken aar reacties, hoe je je ergens bij voelt, wat zou je doen
-> herhaaldemetingen= dagboek, ESM
projectieve technieken
- perceptietest zoals Rorschach - opletten als je hier conclusies uit wil trekken want empirische evidentie voor sommige technieken is schaars
- interpretatietesten zoals TAT - hoe bepaalde ambigue stimuli interpreteren?
- expressietest zoals boomtest - boom tekenen en op basis van wat getekend w, verschillende PH eigenschappen afleiden, maar oppassen met interpretatie
- constructietest zoals wereldspel - cognitieve aspect (hoe verwerkt kind wereld die gecreëerd is?), affectieve aspect (hoe beleeft het kind die wereld?), gedragsmatigaspect (hoe gaat kind ermee om?)
- vrije associatietest zoals zinnen aanvullen
- keuzetest zoals Szondi (=een non verbale projectieve persoonlijkheidstest)
abductie
terug redeneren vanuit conclusie naar premissen
besliskunde
kennis over hoe oordelen tot stand komen, kan benut w om diagnostische praktijk te optimaliseren