symptomatologie I, II & III Flashcards
dorsale stroom
waar?
ventrale stroom
wat?
lage orde visuele stoornissen
verwerking basis visuele info, visuele velddefecten
midden orde visuele stoornissen
vormen, objecten, ruimtelijke relaties
hogere orde visuele stoornissen
meest complex: interpretatie van gezichten,..
hemianopsie
lage orde
verlies van half van het gezichtsveld
scotoom
lage orde
blinde vlek
kawadrantianopsie
lage orde
defect van een kwart van het gezichtsveld
blindsight
hoge orde
visuele info wordt onbewust verwerkt via alternatieve visuele banen
gezichtsscherpte
lage orde
geeft aan hoeveel details iemand kan onderscheiden
10-15% van patiënten met posterieure hersenbeschadiging zien wazig of onscherp
contrastgevoeligheid
lage orde
geeft aan hoe gevoelig men is voor verschillen in intensiteit die gelijktijdig in het gezichtsveld aanwezig zijn
75% van patiënten met posterieure hersenbeschadiging
licht-donkeradaptatie
lage orde
geeft aan hoe snel men zich kan aanpassen aan de verschillende lichtsterktes in de omgeving
syndroom van Charles Bonnet
ook bij kinderen
complexe hallucinaties, met bewaard ziekte-inzicht
veroorzaakt door een gestoorde toevoer van info naar de visuele cortex
syndroom van Anton
anosognosie voor corticale blindheid
confabulaties
ziekte van Parkinson
hallucinaties bij 30-50% van de patiënten
pallinopsie na CVA
zien van nabeelden
vaak gepaard met visueel velddefecten
cerebrale achromatopsie
V4 letsel (dorsaal)
geen kleurwaarneming: fletse tinten, grijs, kunnen geen kleuren waarnemen, benoemen en sorteren (wel grijstinten sorteren)
cerebrale akinetopsie
V5 letsel
vloeiende beelden zien als reeks van statische beelden
=> moeite met veilig oversteken, haarkammen, tandenpoetsen, sociaal,..
ordes visuele agnosie
midden orde (apperceptief) of hogere orde (associatief)
apperceptieve agnosie
midden orde
onvermogen om objecten correct samen te voegen tot een geheel maar intact vermogen om kleuren te onderscheiden, texturen waar te nemen etc. –> kunnen geen objecten/ voorwerpen kopiëren
kunnen kleuren en tinten onderscheiden maar niet vormen tot een object
kunnen wel beroep doen op context bv. ligt altijd op dezelfde plaats
tekenen uit het geheugen lukt beter dan kopiëren
associatieve agnosie
hogere orde
stoornis in het herkennen van objecten ondanks een intacte visuele waarneming
kan kopiëren of tekenen maar niet identificeren
letsel in hogere gebieden bv. interieur temporale cortex
criteria:
1. visuele herkenningsproblematiek bij het benoemen of categoriseren van objecten
2. normale herkenning in de andere niet-visuele modaliteiten
3. intacte visuele waarneming
kleuragnosie
selectieve stoornis in kleurkennis en vaak ook objectkleurkennis
kunnen kleuren waarnemen maar niet herkennen/ benoemen
helderheidsagnosie
selectieve stoornis met het herkennen van helderheid
niet kunnen zeggen of iets licht of donker is
objectagnosie
het benoemen van objecten en het ordenen van objecten uit dezelfde categorie
= ernstigste vorm van associatieve agnosie
= disconnectie tussen visuele systeem en het semantische systeem