Studeerhulpen 4 Flashcards

1
Q

Zijn coërcieve gezinsprocessen een risico- of beschermende factor?

A

Risicofactor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Is controle van ouders een risico- of beschermende factor?

A

Beide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Is zeer sterke gezinscohesie een risico- of beschermende factor?

A

Risicofactor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe scoren de verschillende soorten ouders op responsiviteit en controle?

A

-Autoritaire ouders scoren laag op responsiviteit en hoog op controle.
Democratische ouders scoren hoog op responsiviteit en hoog op controle.
Permissieve ouders scoren hoog op responsiviteit en laag op controle.
Verwaarlozende ouders scoren laag op responsiviteit en laag op controle.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg het diathese-stress model uit.

A

Kinderen met een bepaalde genetische aanleg ondervinden meer negatieve effecten van een negatieve opvoeding dan kinderen zonder die aanleg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leg het differential susceptibility model uit.

A

Kinderen met een bepaalde genetische aanleg ondervinden meer positieve danwel negatieve effecten van een positieve danwel negatieve opvoeding dan kinderen zonder die aanleg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg het vantage-sensitivity model uit.

A

Kinderen met een bepaalde genetische aanleg ondervinden meer positieve effecten van een positieve opvoeding dan kinderen zonder die aanleg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom is het belangrijk om de gezinscontext mee te nemen in het diagnostisch onderzoek?

A
  • Ouders beseffen vaak niet dat zij een betekenisvolle rol kunnen hebben in de behandeling
  • Ouders beseffen vaak niet dat zij de problemen mede veroorzaken

NIET:

  • Ouders hebben vaak de schuld van de problemen (parent blaming)
  • Signalering: ouders van een kind met problemen hebben waarschijnlijk meer kinderen met problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
Waar richten de volgende instrumenten zich elk op?
GKS-II
FRT
NVOS
OKIV-R
GVL
VSOG
OBVL
A
GKS-II → gezinsfunctioneren
FRT → emotionele relaties gezinsleden
NVOS → beleving van de opvoedsituatie
OKIV-R → ouder-kind interacties
GVL → gezinsfunctioneren en opvoeding
VSOG → opvoedvaardigheden
OBVL → opvoedbelasting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het enige instrument waarvan de normen niet verouderd zijn én die door de COTAN tenminste als “voldoende” is beoordeeld?

A

de GVL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen opvoedstijl, opvoeddimensie en losse opvoedpool?

A

Opvoeddimensie = één aspect van opvoeden dat varieert van negatieve tot positieve opvoeding
Opvoedstijl = een combinatie van twee of meer opvoed dimensies
Losse opvoedpool = één positief of één negatief aspect van de opvoeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem voorbeelden van opvoeddimensies.

A

Ouderlijke controle en responsiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem voor beelden van opvoedpolen.

A

Belonen, conflict en organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk type instrumenten kun je inzetten om adequaat danwel inadequaat opvoedgedrag van ouders in kaart te brengen?

A

Zowel observatie als interviews en vragenlijsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly