stratificatie en sociale klassen Flashcards

1
Q

kenmerken vd standenmaatschappij

A
  • deel vh Europese feodaal systeem
  • verschillende plichten en rechten (soms in de wet vastgelegd)
  • individuele mobiliteit
  • 3 standen v Gilles de Rome: aristocratie + lagere adel, clerus, gewone volk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kenmerken vh kastensysteem

A
  • erfelijke basis
  • gebaseerd op Hindoe geloof
  • hiërarchisch
  • endogamie
  • restricties op voedsel, beroep, …
    varieert van streek tot streek
  • Brahmanen, Harijans
  • geen mobiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

kaste =

A

een homogene sociale eenheid waarvan wordt aangenomen dat zij uit verwanten bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kenmerken van slavernij

A
  • individuen die in pers dienstverband staan en dus letterlijk eigendom zijn van anderen
  • varieert van maatschappij tot maatschappij
  • geen mobiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kenmerken vd klassenmaatschappij

A
  • op basis van economische middelen
  • grenzen zijn vager en breder dan bij andere systemen
  • mobiliteit is mogelijk
  • anonieme en onbepaalde interacties tussen strata
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een sociale klasse =

A

een grootschalige groepering v mensen die beschikken over eenzelfde economische middelen en die daardoor grote gelijkenissen vertonen in hun levenswijze, hun belangen en hun opvattingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Klassen volgens Karl Marx

A
  • economische grondslag: bezitten v productiemiddelen (kapitalisten) of niet (proletariaat)
  • polarisatie vd maatschappij rond 2 klassen (uitbuiting, vervreemding)
  • klasse-an-sich, klasse-fur-sich
  • klassenstrijd
  • complexiteit vh klassensysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Klassen volgens Max Weber

A
  • economische dimensie: klasse
  • sociale dimensie: status
  • politieke dimensie: partij
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

klassen volgens Eric Olin Wright

A

aanhanger v Marx:

  • 3 soorten controle (over geldkapitaal, fysieke productiemiddelen, arbeidskrachten)
  • kapitalistische klasse: controle over alle
  • arbeidersklasse: geen controle
  • ambigue klasse: controle over sommigen
  • echte kapitalisten bestaan niet meer (managers, aandelen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

klassen volgens Frank Parkin

A

aanhanger van Weber

  • uitsluiting
  • usurpatie
  • duale sluiting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

klassen volgens Davis & Moore

A

functionalistische theorie:

  • stratificatie helpt de maatschappij functioneren
  • functionele onmisbaarheid
  • stratificatie = beloning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verticale mobiliteit =

A

opwaartse of neerwaartse beweging maken op de sociale ladder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

structurele mobiliteit =

A

een hele beroepsgroep klimt of daalt op de sociale ladder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

individuele mobiliteit =

A

individu klimt omhoog op de sociale ladder tijdens zijn carrière

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

horizontale mobiliteit =

A

van beroep veranderen zonder van sociale status te veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

intragenerationele mobiliteit =

A

sociale status die iemand doorheen zijn carrière verwerft

17
Q

intergenerationele mobiliteit =

A

sociale status van ouders/grootouders vergelijken met die van de kinderen/kleinkinderen