groepen en organisaties Flashcards
sociale groep =
een verzameling mensen met:
- een uitgesproken wij-bewustzijn
- lidmaatschap (waar gedragsverwachtingen aan vast hangen)
- regelmatige communicatie
- vormen een onderscheiden entiteit met een eigen identiteit
primaire groep =
een groep waarvan je lid bent vanaf het begin van je leven en waarbij je met je volledige persoonlijkheid bij bent betrokken
secundaire groep =
een groep waarvan je later in je leven lid wordt zijn minder alomvattend en leggen geen beslag op je emotionele leven en hebben praktische doeleinden
sociaal aggregaat =
een verzameling van mensen die zich toevallig op dezelfde plaats bevinden
sociale categorie =
een statische eenheid v mensen die op grond van een kenmerk samen worden geclassificeerd
referentiegroep =
een groep die een grote invloed heeft op een individu, omdat het individu zich daarmee vergelijkt of daarbij wilt horen
kenmerken van Gemeinschaftliche interactiepatronen
Ferdinant Tönnies:
- persoonlijk
- affectief
- gehele betrokkenheid
- kleinschalig met een gesloten netwerk
- men is gebonden/vastgeschroefd in de gemeneeschap
kenmerken van Gesellschaftliche interactiepatronen
Ferdinant Tönnies:
- zakelijk
- affectief neutraal
- segmentele betrokkenheid
- grootschalig met een open netwerk
formele organisatie (def + kenm)
= mensen werken zakelijk samen om een doelstelling te bereiken
kenmerken:
- onpersoonlijke interacties
- specifieke doeleinden (org is middel tot doel)
- ontworpen organisatie
instrumenteel leiderschapstype
heeft aandacht voor de middelen die je kan inzetten om een doel te berielen
expressief leiderschapstype
heeft aandacht voor het emotionele, voor hoe mensen zich voelen binnen een organisatie
Weber’s ideaaltype vd bureaucratie
- arbeidsindeling
- gezagshiërarchie
- geschreven regels
- voltijds en gesalarieerd
- strikte scheiding privé en organisatie
- geen controle over productiemiddelen
ideaaltype =
een manier om een begrip zodanig te beschrijven dat de essentiële kenmerken worden uitvergroot dat men het fenomeen beter kan vatten en analyseren
complexe maatsch kan bureaucratie niet missen omdat:
volgens Weber:
- bureaucratische procedures en strikte taakverdeling (zorgt voor rationaliteit en efficiëntie)
- hoog competentie niveau (waardoor iedereen gelijk behandelt wordt en er geen geknoei is van amateurs)
- salaris verkleint het risico op corruptie
- kans op willekeur en nepotisme verkleint
nadelen vd bureaucratie
- daling vd betrokkenheid
- ‘papiermolen’ is de keerzijde vd rationaliteit (zie Parkinsons law)
- weinig flexibel