Strafrecht Flashcards
Waarom moet men straffen? Wat maakt straf een verantwoordelijke reactie op criminaliteit?
Grondslag
- bezweren van maatschappelijke onrust;
- kanaliseren van collectieve verontwaardiging;
- herstel van maatschappelijk vertrouwen;
- vergelding: straf als uiting van morele verontwaardiging
Doel
- preventie (afschrikkend effect);
- bescherming v.d. maatschappij;
- rehabilitatie en reïntegratie van de dader in de maatschappij;
- herstel van zowel slachtoffer als dader;
Wat is de functie v.d. Maatschappelijk Werker m.b.t. tot het strafrecht?
Onontbeerlijk is dat een MW op de hoogte is van de momenten in een strafproces waarbij een justitiecliënt op hem beroep kan of moet doen, vandaag of in de toekomst, zij het als dader, als slachtoffer of als derde betrokkene bij een misdrijf.
Minstens zo belangrijk is dat men reflecteert over wat goed en minder goed functioneert in onze strafrechtbedeling: het gevangeniswezen, de internering, het zoeken naar mogelijkheden van alternatief (of creatief) straffen, het al of niet kiezen voor hulpverlening of begeleiding van dader of slachtoffer.
- > kritische functie
- > vertaalfunctie
Wat is strafrecht?
Strafrecht is het geheel van normen die de bestraffingspraktijk van de overheid regelt en begrensd.
Bestraffingspraktijk voor gepleegd onrecht of het recht dat iemand geschonden heeft.
De overheid heeft het recht, het mandaat, de bevoegdheid, het legitiem gezag.
Rechtskarakter: de bestraffingspraktijk heeft een wettelijke basis, vind zijn grondslag in wetskrachtige normen, rechtsnormen.
Wat is het rechtskarakter van het strafrecht?
De bestraffingspraktijk heeft een wettelijke basis, vind zijn grondslag in wetten en rechtsbeginselen.
Strafrecht heeft een sterke band met de mensenrechten, deze beïnvloeden het strafrecht.
Wat zijn de maatschappelijke functies van het strafrecht?
= Janushoofd
1) Beschermende functie: de regels van het strafrecht zijn erop gericht om het individu te beschermen tegen willekeur van de overheid.
Zeer belangrijk omdat de bestraffingspraktijk van de overheid zeer ingrijpend is op een mensenleven.
vb. Beperking v.d. vrijheid -> gevangenisstraf, …
Het strafrecht poogt maximale bescherming te garanderen van de individuele rechten.
2) Handhavingsfunctie: strafrecht formuleert regels en procedures die de orde handhaafd en de naleving van regels en normen verzekert.
Het afdwingen van rechtsregels door middel van straffen.
Een paradigmaverschuiving van strafrecht naar herstelrecht. Bespreek.
Strafrecht staat meer en meer ter discussie vanuit wetenschap, met het oog op mensenrechten.
Men stelt zich meer en meer de vraag of er niet gezocht moet worden naar een meer herstelrechtelijke benadering: herstel van de schade die werd aangericht aan het slachtoffer, alsook, zo het nodig is, herstel van de schade die werd aangericht aan de samenleving, bvb. door het leveren van een prestatie ten bate van de samenleving.
Heeft het strafrecht hoe dan ook wel invloed op misdadig gedrag?
Strafrecht ziet criminaliteit als een inbreuk op een strafrechtelijke norm, overwicht van de staat, sterk op vergelding gericht (passieve verantwoordelijkheid) vooral op het verleden gericht: bestraffen van wat er vroeger gebeurt is.
Herstelrecht ziet criminaliteit als een ontwrichting van menselijke relaties, veel meer actoren, overwicht van de conflictpartijen, participatie van alle actoren, toekomstgericht: wie kan in de toekomst verantwoordelijkheid opnemen voor herstel v.d. schade?
(actieve verantwoordelijkheid)
Wat zijn rechtsbeginselen? Bespreek ze.
Algemene principes die het fundament zijn voor het rechtssysteem.
Rechtvaardigheidsprincipes die het strafrecht zinvol maken.
- Legaliteitsbeginsel
- Schuldbeginsel
- Subsidiariteitsbeginsel
- Proportionaliteitsbeginsel
- Herstelbeginsel
- Procedureel beginsel
- Participatiebeginsel
1) Legaliteitsbeginsel
“Nullum crimen, nulla poena, sine lege.”
“Geen misdrijf zonder wet, geen straf zonder wet.”
Houdt in dat een gedraging alleen strafbaar kan zijn als er op het moment van plegen een wet bestond die de gedraging strafbaar stelde.
Geen vervolging mogelijk (en dus geen straf) voor feiten die niet op voorhand beschreven stonden in de wet. => voorafgaandelijke strafbaarstelling.
De wet verschaft duidelijkheid en precisie over de grens tussen wat strafbaar is en wat niet.
2) Schuldbeginsel
“Nullum crimen sine culpa”
“Geen misdrijf, geen straf zonder schuld”
Het misdrijf moet individueel verwijtbaar zijn, individueel verantwoordelijk zijn.
Consequenties -> wanneer de dader geen individuele schuld treft, kan men dus ook niet spreken over misdrijf/straf.
Schulduitsluitingsgronden:
- wilsvrijheid
- verwijtbaarheid
- toerekenbaarheid
3) Subsidiariteitsbeginsel
Het principe houdt in dat er voorkeur moet gegeven worden aan de minst ingrijpende maatregel.
Sturende en begrenzende functie -> strafrechter, strafwetgever om willekeur te voorkomen.
Taak rechter: evenwicht zoeken tussen belangen van het slachtoffer (respect voor geleden leed) en dader (enkel straf in verhouding tot de daad).
Gevolg => Straf als ultieme remedie, ‘last resort’.
Indien noodzakelijk in een democratische samenleving.
Waarom?
Straf voegt leed toe en is een indringende beperking van de grondrechten.
Verschillende gradaties:
- geldboete
- werkstraf
- gevangenisstraf
4) Proportionaliteitsbeginsel
De zwaarte van de straf moet in overeenstemming zijn met de zwaarte van het misdrijf.
Proportioneel / evenredig -> retributieve rechtvaardigheid (vergelding)
- > vastgelegd via strafminima en strafmaxima in strafwetboek.
5) Herstelbeginsel
Bestraffen gericht op:
- herstel v.d. schade aan het slachtoffer
- herstel v.d. schade aan de samenleving
- zelfherstel (zowel slachtoffer als dader)
6) Procedureel beginsel
= beginsel van een eerlijk proces
- > recht op verdediging en bijstand ‘Equal arms’
- > vermoeden van onschuld ‘De verdachte is onschuldig tot het tegendeel bewezen is.’
- > onpartijdige, onafhankelijke rechter
- > redelijk termijn ‘Justice delayed is justice denied’
- > transparantie:
- van regels en procedures
- openbaarheid proces
- motivering v.d. rechter
7) Participatiebeginsel
=> medezeggenschap, inspraak van alle partijen in het proces en de strafmaat
Bezig aan een opmars o.l.v. herstelrechtelijke gedachtengoed, bottom up, voor groot deel te danken aan het MW.
Opmerking
Subsidiariteitsbeginsel, participatiebeginsel en herstelbeginsel hangen erg nauw samen en zijn gericht op herstel, alternatieve strafrecht, mede door druk van MW en de Dutroux affaire (erkenning van slachtoffers).
Proportionaliteitsbeginsel en schuldbeginsel horen eerder bij het klassieke, vergeldende strafrecht.
Welke drie soorten misdrijven zijn er en wie is bevoegd?
- Overtredingen:
Op een overtreding staat een politiestraf uitgesproken door een politierechtbank.
Het zijn misdrijven die kunnen bestraft worden met een gevangenisstraf van 1 tot 7 dagen, een werkstraf en/of een geldboete van 1 tot 25 EUR en/of een bijzondere verbeurdverklaring.
- Wanbedrijven:
Op een wanbedrijf staat een correctionele straf, uitgesproken door een correctionele rechtbank.
Dit zijn misdrijven die kunnen bestraft worden met een gevangenisstraf van 8 dagen tot 5 jaar, een werkstraf en/of een geldboete van 26 EUR en meer, ontzetting van bepaalde politieke en burgerlijke rechten en/of een bijzondere verbeurdverklaring.
- Misdaden:
Op een misdaad staat een criminele straf uitgesproken door een Hof van assisen.
Dit zijn misdrijven die kunnen bestraft worden met opsluiting of hechtenis van 5 jaar tot 30 jaar of levenslang, ontzetting van bepaalde politieke of burgerlijke rechten en/of een bijzondere verbeurdverklaring.
Bespreek de kwalificatie van het misdrijf
De gepleegde feiten dienen door het Openbaar Ministerie gekwalificeerd te worden. Het O.M.:
- kan zelfstandig vervolgen op eigen initiatief los v.d. klacht
(uitz. klachtmisdrijven) - feiten kwalificeren onder een wettelijke strafbaarstelling -> discretionaire vrijheid van het O.M.
- correctionaliseren of contraventionaliseren
(feiten niet zwaar genoeg voor C.R., worden voor een lagere rechtbank gebracht)
Bespreek de bestanddelen waaraan moet voldaan zijn om van een misdrijf te kunnen spreken.
Om van een misdrijf te kunnen spreken moet aan volgende bestanddelen voldaan zijn:
- Materieel element
- Zedelijk element
- Wederrechtelijkheid
- Toerekenbaarheid
- Strafwaardigheid
- Er moet een materieel bestanddeel zijn, nl. een uitwendige waarneembare menselijke gedraging, die oorzaak is van het wederrechtelijke gevolg;
- Er moet een zedelijk bestanddeel zijn, met name dat de dader het misdrijf moet hebben gewild. De dader moet schuld hebben aan het misdrijf. Een bepaalde ingesteldheid, intentie moet aanwezig zijn.
Onderscheid tussen:
- bijzondere opzet: ingesteldheid met het oogmerk om te vernederen;
- algemene opzet: willens en wetens de strafwet overtreden;
- nalatigheid: niet opzettelijk, maar wel nalatig.
Door bepaalde ontoerekenbaarheidsgronden kan het zedelijk element van de dader vervallen.
- De gedraging moet ook wederrechtelijk zijn, dus in strijd met het recht;
Rechtvaardigingsgronden: bepaalde handelingen die op het eerste gezicht aan de voorwaarden voldoen, kunnen toch een wettelijk kader hebben waardoor de gedragingen niet strafbaar zijn en de wederrechtelijkheid dus vervalt.
- Toerekenbaarheid
Het misdrijf moet verwijtbaar zijn aan de persoon. Het misdrijf moet aan hem kunnen worden toegerekend;
Schulduitsluitingsgronden, bvb. dwang, nemen de toerekenbaarheid van het gedrag weg;
- Het misdrijf moet ook strafwaardig zijn, de wetgever moet het misdrijf strafbaar willen stellen.
Als één van de bestanddelen niet aanwezig is, dan is er ook geen misdrijf.
Bespreek de rechtvaardigingsgronden.
De rechtvaardigingsgronden nemen de wederrechtelijkheid van het gedrag weg.
- Wettelijk voorschrift of bevel van de overheid;
- Wettelijke zelfverdediging;
- Noodtoestand;
- Toestemming v.h. slachtoffer
- Wettelijk voorschrift of bevel van de overheid
“Er is geen misdrijf wanneer het feit door de wet voorgeschreven en door de overheid bevolen wordt.”
Het bevel v.d. overheid beperkt zich tot de ondergeschikte uitvoerders die een bevel krijgen v.d. overheid.
bvb. binnen de ordehandhaving handelt de individuele politieman in opdracht van zijn oversten.
Een onrechtmatig bevel daarentegen zou normaal gezien kunnen en moeten worden geweigerd.
bvb. wel veroordeling van het Europees Hof voor bewakers van de voormalige DDR omdat ze vluchters op bevel van hun oversten neerschoten.
2. Wettelijke zelfverdediging
“Er is noch misdaad, noch wanbedrijf, wanneer de doodslag, de verwondingen en de slagen geboden zijn door de ogenblikkelijke noodzaak van de wettige zelfverdediging van zichzelf of van een ander.”
Het gaat om de verdediging van een persoon tegen een wederrechtelijke aanranding.
De verdediging moet onmiddellijk en noodzakelijk zijn en in verhouding staan tot de aanval.
- Noodtoestand
“Nood breekt wet.”
Dit begrip is ontwikkeld in de rechtspraak.
Het gaat om een toestand, die zich voordoet bij rampen, waar ieder redt wat er te redden valt.
Het gaat om een werkelijke nood, waarbij het beschermende belang een grotere waarde heeft dan het opgeofferde belang, terwijl het opofferen van het ene noodzakelijk is voor het beschermen van het andere.
vb. schending van het beroepsgeheim bij het melden van vrij zware feiten, zoals kindermishandeling of incest.
Beschermend belang: bescherming van het leven van een kind > opgeofferd belang: privacy v.d. client.
- Toestemming van het slachtoffer
Wordt regelmatig naar voren geschoven als rechtvaardigingsgrond. Strikt theoretisch is dit onmogelijk. De burger kan immers niet vrij beschikken over zijn eigen fysieke integriteit.
vb. veroordeling Mechelse SM-rechter toch veroordeeld ondanks toestemming van zijn echtgenote.
Euthanasie is wettelijk slechts onder zeer strenge voorwaarden toelaatbaar.
Bespreek de ontoerekenbaarheidsgronden.
De ontoerekenbaarheidsgronden zijn:
- Krankzinnigheid
- Overmacht
- Dwaling
- Minderjarigheid
- Krankzinnigheid
“Er is geen misdrijf, wanneer de beschuldigde op het ogenblik van het feit in staat van krankzinnigheid was…”
De wil om het misdrijf te plegen is afwezig, er is dus geen misdrijf en er kan dus ook niet gestraft worden.
Er wordt evenwel een maatregel genomen, dit ter beveiliging van de samenleving. Het betreft de internering.
- Overmacht
“… wanneer hij gedwongen werd door een macht die hij niet heeft kunnen weerstaan.”
Overmacht als ontoerekeninbaarheidsgrond is zeer moeilijk in te roepen.
Het gaat om een dwang, die vreemd is aan de persoon van de dader, die van buitenaf op hem inwerkt, op het ogenblik dat het misdrijf gepleegd wordt.
Voorwaarden zijn:
- de dwang moet onweerstaanbaar zijn: de wilsvrijheid moet volledig zijn uitgeschakeld;
- de dwang moet bestaan op het ogenblik van het misdrijf;
- de dwang moet vreemd zijn aan de wil van de dader: in principe moet men zich kunnen beheersen, dus passies zijn uitgesloten. Ook dronkenschap of intoxicatie zou een uitschakeling van het bewustzijn tot gevolg kunnen hebben, maar ook hier zal zelden worden bewezen dat deze volledig buiten de wil van de dader is tot stand gekomen.
3. Dwaling
Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen de rechtsdwaling en de feitelijke dwaling.
De feitelijke dwaling bestaat in de onwetendheid omtrent een essentieel element van het misdrijf.
vb. een jachtongeval waar een medejager wordt geraakt i.p.v. het dier dat men probeerde te schieten.
De rechtsdwaling zou in principe onmogelijk moeten zijn omdat elke Belg wordt verondersteld de wet te kennen. Maar, indien een redelijk en voorzichtig mens, in die zeer specifieke situatie, ook zou gedwaald hebben, dan is rechtsdwaling mogelijk.
- Minderjarigheid
Strafrechtelijke meerderjarigheid is bepaald op 18 jaar.
Jongeren onder de 18 jaar kunnen geen misdrijf plegen, wel een als misdrijf omschreven feit (MOF).
De jongeren worden dus niet gestraft, er wordt wel een beschermingsmaatregel opgelegd.
Bespreek de strafbare poging.
Uitbreiding van de strafbaarheid naar poging.
De strafbare poging
“Wanneer het voornemen om een misdaad of een wanbedrijf te plegen, zich heeft geopenbaard door uitwendige daden, die het begin van uitvoering van de misdaad of van het wanbedrijf uitmaken en alleen ten gevolge van omstandigheden, van de wil van de dader onafhankelijk, zijn gestaakt, of hun uitwerking hebben gemist”.
Bij overtredingen is de poging niet strafbaar.
Voor wanbedrijven geeft de wet de eventuele strafbaarheid en straf uitdrukkelijk aan.
Een poging tot misdaad wordt gestraft met de straf die de graad heeft die onmiddellijk onder die van het voltooide misdrijf ligt.
Voor de beoordeling is dus zowel de intentie als de uitkomst van belang.
Bespreek de strafbare deelneming.
De strafbare deelneming
Een misdrijf brengt vaak verschillende daders samen, men kan ofwel als mededader ofwel als medeplichtige aanzien worden.
Mededader is hij, die rechtstreeks aan het misdrijf heeft meegewerkt, noodzakelijke hulp heeft verleend, of rechtstreeks tot het misdrijf heeft aangezet.
vb. opdrachtgever huurmoord, chauffeur vluchtwagen bij overval.
Zelfde straf als dader.
Medeplichtige is hij die geen noodzakelijke hulp heeft geboden, onderrichtingen heeft gegeven, wapens, werktuigen of andere middelen heeft verschaft. Ook hij die onderdak heeft verleent aan zij die gezocht zijn, voor zover hij van het misdrijf op de hoogte was.
De straf voor medeplichtigheid aan een misdaad ligt een graad lager dan de straf voor de dader.
Medeplichtigheid aan een wanbedrijf levert 2/3 van de straf van de dader op.
Niet van toepassing op overtredingen.
Geef de indeling van de straffen.
Er is een dubbel onderscheid in de wettelijke opdeling van de misdrijven:
Enerzijds is er een opdeling van de straffen volgens de graad van misdrijf:
- politiestraffen -> overtreding
- correctionele straffen -> wanbedrijf
- criminele straffen -> misdaad
Anderzijds is er een opdeling in hoofd- en bijkomende straffen.