stimulatie Flashcards

1
Q

soorten stimulatie

A
  1. ENMS elektrische prikkeling van een perifere motorische zenuw = intacte spier
  2. elektrische prikkeling van de spier ikv denervatie
  3. elektrotherapie ikv pijndemping
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

contractie van skeletspieren

A
  1. actiepotentiaal
    - alles of niks
    - voortgeleiding tot op motorische eindplaat = motorisch punt
  2. soorten contractie
    - enkelvoudige contractie = contractie gevolgd door rustpauze
    - tetanische contractie = inkorten van pauze tot continue contractie
    —> doel van ENMS stimulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

soorten spiervezels

A
  1. ST slow twitch
    - type 1 = rode vezel
    - maximale contractie = 30ms
    - totale contractie = 100ms
    - stimulatie voor atrofie
    - vb: immobilisatie of specifieke spieren = lage rug
  2. FT fast twitch
    - type 2 = witte vezel
    - maximale contractie = 15ms
    - totale contractie = 30ms
    - stimulatie voor verdere versterking
    - vb: 2e deel atrofie, compensatoire hypertrofie of specifieke spieren = peronei na distrotie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

soorten tetanisatie

A

= afh van frequentie
1. getande tetanisatie
- lagere frequentie
- spier krijgt nog rustperiodes
- ook summatie maar minder sterk omhoog
2. gladde tetanisatie
- hogere frequentie
- spier krijgt geen rust meer = verdwijnen van rustperiodes
- continue summatie van spieren in gladde lijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

parameters gladde tetanisatie

A
  1. ST
    - 25-45 Hz
    - lange tetanische contractie
    - contractie = relaxatie tijd
  2. FT
    - 60-85 Hz
    - kortere tetanische contractie
    - contractie < relaxatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

summatie

A

= ontwikkelen van kracht
- synchroon laten samentrekken van motorische units
- zoveel mogelijk vezels laten contraheren

  1. temporele summatie
    - summatie door frequentie = parameters
    - ideale frequentie voor gladde tetanisatie
  2. spatiële summatie
    - summatie door intesiteit
    - hogere intesiteit = meer vezels
    –> met limieten wanneer alle vezels bereikt zijn
    - altijd zo hoog mogleijke intesiteit naar verdraagbaarheid van patiënt gebruiken
    - uitgedrukt in mA = miliampere
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

elektroden ENMS

A
  1. gebruik 1 grote & 1 kleine elektrode = stroomkring volledig maken
  2. plaatsen van kleine op motorisch punt = proximale 1/3 v/d spier = meest prikkelbaar punt
    –> m. quadriceps = distale 1/3 van spier
  3. voorkeur naar kleefelektrodes
  4. getatniseerde spier in elongatie houden tijdens behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voor- & nadelen van ENMS

A
  1. voordelen
    - geen mentale of submaximale inspanningen bij tetanisatie + geen pijn inhibitie
    - geen cardiovasculaire belasting
    - trainingseffecten door niet-fysiologische schema’s = meestal 20min
    - gebruik bij CVA verlammingen
  2. nadelen
    - hoge intensiteit = belasting huid
    - prikkeling pijnreceptoren & pijnvezels
    - lokaal fenomeen = veel elektrodes
    - weinig RCTS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

pulsvorm bij ENMS

A
  1. laagfrequente stroom = gebruiken
    - TENS-stroom = Transcutane Electro Neuro Stimulatie
    - difasische gecompenseerde stroom
    - hoekig
    - fase onder 0 voor recuperatie van huid
    - frequentie afh van ST/FT
    - BL = 150-250microsec
    - OL = 250-400
  2. middenfrequente stroom = interferentiële stroom
    - niet gebruiken
    - zelfde frequentie maar sinusoïdaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

schema ENMS

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

rheobase & chronaxie

A

intensiteit/tijd curve = prikkelbaarheids curve
omgekeerd evenredige verhouding

  1. rheobase = minimum intensiteit voor oneindig lange prikkel = minimun intensiteit voor ENIGE reactie te zien
  2. chronaxie = 2 x rheobase
    - ideale prikkel
    - tussen maat voor goede tijdsduur & niet te hoge intensiteit
    - hoger bij onderste lidmaat als BL
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verloop & herstel denervatie van spier

A
  1. verlamming vanuit perifeer
    - trauma
    - ziektes
  2. degeneratie van distaal na trauma
  3. regeneratie
    - sprouting van proximale deel naar distale schede
    - regeneratie snelheid = 1mm/dag = 3cm/maand
    - alles of niets per zenuw vezel
    –> kan leiden tot partiele denervatie van gehele zenuw
  4. therapie
    - spiersysteem onderhouden
    - geen effect op regeneratiesnelheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verschillen zenuwschade

A
  1. perifere zenuwschade
    - macrofagen kuisen op
    - sprouting van proximale naar distale
    - regeneratie van 3cm/maand = reïnnervatietermijn
  2. centrale zenuwschade
    - vrijstelling inhibitoren van groei
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

doel elektrostimulatie bij denervatie

A
  1. doel
    - verlamde spiermyofibrillen regelmatig laten contraheren
    - voorkomen fibrose vorming van actine & myosine
    - enkel spiertwitchen mogelijk
  2. parameters
    - 200 contracties per sessie
    - 0,33Hz
    - 50-100msec
    - 2-3sec rust
    - 2 grote kleine elektroden aan spierpees overgangen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

4 mogelijke situaties

A
  1. volledige denervatie binnen termijn
    - nut van elektrotherapie
    - voorkomen fibrose aan alle spiercellen
    - gebruik van rechthoeksstroom
  2. volledige denervatie buiten termijn
    - elektrotherapeutisch zinloos
  3. onvolledige denervatie binnen termijn
    - enkel gedenerveerde spiercellen contraheren
    - gebruik van driehoeksstroom
    –> intensiteit voor gedenerveerde spier ligt hoger: driehoek stroom waarbij chronaxie van gedenerveerde spieren eerst geraakt wordt door trage insluip = zie grafiek
  4. onvolledige denervatie buiten termijn
    - hypertrofie van geïnnerveerde spiercellen = ENMS
    - gebruik van difasische gecompenseerde stroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

praktische richtlijnen

A
  1. intensiteit opdrijven tot enkelvoudige contractie
  2. 150-250 contracties
  3. kleine elektrodes op de spierbuik
    - afwezigheid motorisch punt op denervatie
    - nieuw motorische punt = midden van spier
    –> bipolaire stimulatie = elektrodes op beide overgangen spierpees
  4. lange rust = 2/3 sec
17
Q

soorten pijndemping

A

= stimulatie van afferente zenuwvezels

  1. acuut = pricipe van gate control
    - spinaal niveau
    - dikke tactiele Aβ vezels
    - hoge frequentie & lage intensiteit TENS
    –> pijn gevoel vervangen door tactiel
    - grote elektrodes = groot opp proberen raken
    - intensiteit tussen sensibel & motorische grens
  2. chronsiche = endorfine release
    - supraspinaal niveau
    - dunnen ociceptieve Aδ- en C- vezels
    - lage frequentie & hoge intensiteit TENS
    - intensiteit tussen motoriek -> pijn & nociceptie grens
  3. burst tens
18
Q

soorten afferente zenuwen

A

van groot -> klein

  1. motoriek = gemyelineerd
  2. sensoriek
    - A afla/beta = gemyelineerd
    –> tast, positie, perveptie
    - A delta = licht gemyelineerd
    –> koude & pijn
    - ongemyelineerd
    –> warmte & pijn
  3. autonoom
    - licht gemyelineerd
    - niet gemyelineerd
19
Q

parameters gate control

A
  1. frequentie
    - bifasisch gecompenseerde stroom
    - basisfrequentie = 100Hz
    - inbouwen van spectrum tegen gewenning = 100-130Hz
    - 1-1 schema = 1 seconde houden & 1 seconden zwel/daling
    - 6-6 schema
    - 1-30 schema = 1 seconde houden & 30 seconden zwel/daling
  2. duur
    - basisduur = 50microsec
    - dalen naar 30 als gevoelig
    - stijgen naar 70 als ongevoelig
  3. intensiteit = tussen sensibele & motorische drempel
  4. tijd = 20min
20
Q

methoden om gewenning te voorkomen

A
  1. frequentie spectrum: 100-130Hz
  2. verhogen van intensiteit maar onder motorische drempel
  3. verhogen van pulsdoor
21
Q

parameters endorphine release

A

= chronische pijn
- productie van enkefalines & beta-endorfines stimuleren
- kleine elektrode op pijnpunt + grote om kring te sluiten
- basisfrequentie = 2-5Hz
- bifafisch met basisduur 200microsec
- net onder pijngrens
- 20 min

22
Q

aandachtspunten

A
  1. quadriceps motorisch punt = distale 1/3
  2. bij compex ook intensiteit tussen schokken goed instellen
  3. behandeltijd altijd 20min buiten bij EMS = 7min
  4. altijd CC-stomen kiezen
  5. polariteit gymna
    - pijnbestrijding, EMS & gelijkstromen = 2 witte kabels met A
    - driehoekpulsen = 1 rode kabel met + onder
    –> volledige denervatie = beter bipolair stimuleren
  6. rood = positieve, aanvoerende pool op kleine elektroden
23
Q

elektroden

A

ENMS = 1 kleine op motorisch punt & 1 grote in de buurt
EMS = 2 kleine op spierpees overgangen
gatecontrol = zoveel mogelijk opp.
endorphine = 1 kleine op pijnlijste punt & 1 grote in de buurt