partim Luc Flashcards

1
Q

pijn

A
  1. wat is pijn
    - onaangename senosrieke prikkel
    - beïnvloed door emotionele ervaringen
    - pijn = emotie!
  2. pijn indeling
    - acute/chonrische
    - weefselstructuur
    - structurele/functionele
    -> vb: patellofemoraal syndroom bij jonge voruwen = pijn zonder weefselschade
    - centrale sensitisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

acute/chronische pijn

A
  1. acute pijn
    - meteen na letsel -> weg na 48i
    - biologische beschermende functie
    - waarschuwing van actieve weefselbeschadigiing
    - sterke reactie op klassieke pijnstillers
  2. chronische pijn
    - niet nuttig
    - 6maand na trauma nog aanwezig & geen kanker pijn
    - blijvende nociceptieve input
    - is een ziekte op zich
    - vaak ten gevolge van slecht behandelde acute pijnsituatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

getroffen weefselstructuur

A
  1. nociceptieve pijn
    - somatisch = vanuit bot of weke delen
    –> knagend & scherp
    - visceraal = ingewanden
    –> vaak bij maligne & vage, diepe pijn
  2. neuropathische pijnen
    - slechte reactie op klassieke pijnstillende medicatie
    - te onderscheiden door verschillende pathofysiologische mechanismen
    - branderig, tintelent & schieten
    - continu of paroxysmaal
  3. doorbraakpijn
    - episodische toename van vorige pijn
    - seconden tot uren
    - end-of-dose fenomeen
    - frequent bij kanker patiënten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

centrale sensitisatie

A
  1. aandoening
    - versterking van pijnsignaal binnen CZS
    - pijn is niet in verhouding met aandoening
    - gegeneraliseerde hypersensitiviteit
    - fellicht, geluiden, smaken, geuren
    - klachten uitloggen & toenemen
  2. belang OS & ontregeling
    - inspanningstollerantie & qpierpijn
    - verlaging immuniteit
    - uitputting endocrien
    - slechte doorbloeding -> vb: spijsverteringsstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

pijnevaluatie

A
  1. accurate evaluatie patiënt
  2. anamnese
    - onset
    - karakteristieken
    - lokatie
    - medicatie
    - voorgeschiedenis
  3. psychosociole factoren
  4. culturele factoren
  5. pijnschalen VAS

opletten bij pijn bij kind!
- groeien is pijnloos
- groeipijn = uisluitingsdiagnose
- adolecente meisjes = geen oorzaak
- bilateraal in rust = redflag
–> leukemie
- familiaal
- regelmatige controles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

cortisol

A
  1. normale reactie of weefselschade
    - fosfolipiden (weefselschade) + arachidonzuur
    –> prostaglandines
    - leidt tot inflammatie
    - vasodilatatie & hogere permeabiliteit
  2. cortisol
    - remming reactie
    - remming herstel in inflammatoire fase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

aberrante oorzaken van pijn

A
  1. gebit
    - granulomen = afgekapseld abcess van tandwortel
    - kan oorzaak zijn van gewrichtsproblemen
    - pijn kan van overal komen!
  2. interoleranties
  3. dysbiose
    - bacteriën normaal van moeder krijgen
    - na infectie = te weinig
    –> slechte opname & spierstijfheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

therapie tijdens acute fase

A

= preventie van chronisch worden

  • therapie met voldoende pijnstilling
  • soms heelkundig op hyperactue problemen op te lossen
  • patient regelmatig terugzien
  • patient wijzen op risico van chroniciteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

fibrose

A

= non-resolving chronic inflammation

  1. acute fase
    - inflammatie toelaten
    - deel van herstelprocess
    - warmte, roodheid, zwelling, verlies eetlust, …
  2. chronische fase
    - niet meer nuttig
    - remmen door vb: NSAID & cortisol
    - NSAID ≠ pijnstiller ondanks pijnstillend effect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

fractuurheling

A
  1. breuk
  2. hematoom, inflammatie & granulatie
  3. kraakbeenremoddeling
  4. verbeniging met callus vorming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vicieuze cirkel artrose

A
  1. kraakbeen = verdeler van druk op subcondrale bot
  2. kraakbeenschade vb: fissuur
  3. effecten
    - vochtophoping
    - stijging gewrichtstemperatuur van 32->37°C
  4. vrijkomen cytotoxische lysosymen
  5. kraakbeen op andere plaatsen beschadigen
    ….
  6. subcondraalbot vormt oesteofyten voor breder draagvlag

neovascularisatie in pathologisch kraakbeen
–> zenuwuitlopers = ook pijn ervaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

arachidon reacties

A

arachidon + COX1 = thromboxaan
arachidon + COX2 = prostaglandines = inflammatie
arachidon + 5LOX = leukotrienes
–> attractie witte bloedcellen & lysosymes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

farmacologische therapie

A
  1. niet-opioïde analgetica
    - niet centraal werkend
    - paracetamol
    - NSAID
    - COX2-remmers
  2. centraal werkende
    - opioïde analgetica
    - anti-epileptica
  3. niet centraal werkende
    - antidepressiva
    - lokale pijnbestrijding vb: manuele therapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

schema elektrotherapie

A
  1. continue applicatie = galvanisch effect creeëren
    - pijndempende elektrotherapie
    - vb: galvanisatie & iontoforese
  2. gepulseerde applicatie
    1 zenuwcellen
    - sensibele = pijndemping vb: TENS
    - motorische = EM stimulatie vb: NMES
  3. spiercellen
    - EM stimulatie
    - spierstimulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

andere vormen van elektrotherapie

A
  1. laagfrequente wisselstroom
    - diadynamsiche stromen
    - faradische strome
  2. middenfrequente wisselstoom
    = interferentiële stromen
  3. hoogfrequente wisselstrool
    - ultrason
    - diathermie
    - lichttherapie: UV, laser, …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

effecten van een elektrische prikkel

A
  1. mechanische spiercontractie
  2. drukveranderingen in weefsel
  3. verplaatsing van molecule & vorming van bepaald moleculen
    - NaOH aan kathode
    - HCl aan anode
  4. eletrische polarisatie = effect op actiepotentialen
  5. thermische vasodilatatie (indirect) <=> directe door drukveranderingen
  6. placebo
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

voorwaarden van elektrische prikkel

A
  1. lokatisatie
    - direct vs indirect
  2. keuze van middelen
    - aard weefsel
    - aard pathologie
    - indicaties & contra-indicaties
    - keuze van patient & therapeut = shared disccion making
  3. dosering prikkel
    = prikkelsterke x prikkelduur
    - subjecties
    - goede communicatie & anamnese
    - voorafgaand sensibiliteit onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

gradaties sensibiliteit

A
  1. dosis submitis = net niet waarneembaar
  2. dosis mitis = juist waarneembaar
  3. dosis normalis = duidelijk waarneembaar
  4. dosis fortis = net submaximaal

bij iedereen anders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

pijndemping elektrotherapie

A
  1. lokale hyperaemie
    - activatie van polumodale sensoren bij galvanisatie
    - drempelwaardes verleggen
  2. prikkelen perifere sensorische zenuwvezels
    - pijnpoort theorie
    - endorfine release
    –> endogene morfine stimuleren
    - elektrische stromen
    - prikkeling van A-beta-vezels = supraspinaal pijn systeem beïnvloeden
    –> korte impulstijd met hoge frequentie: > 50Hz
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

elektriciteit & de cel

A
  1. rustpotentiaal
    - membraampotentiaal normaal -70mV
    - depolarisatie door Na-influx
    - prikkeling van cel
    - repolarisatie door K-efflux
    - depolarisatie golf in zenuw normaal 50-100m/s
  2. gelijkstroom
    - galvanisatie
    - bewerken van rustpotentiaal = minder pijn
    - toename weefseldoorbloeding door deactivatie OS
    - afname verhoogde tonus skeletspieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

structuren ivm pijn

A
  1. cerebrale cortex = pijnperceptie
  2. paraventriculaire kernen = downregulatie & defensief gedrag
  3. thalamus = relaisstation
    –> verspreiding signalen
  4. limbisch = regelcentrum van pijn & emotionele reacties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

pathofysiologie van nocisensoriek

A
  1. nocireceptoren
    - unimodale sensoren: mechano- & thermo-, …
    - polymodale nocisensoren
  2. vezels
    - A-beta = mechanosensoren
    - A-delta = mechano & thermonocisensoren
    - C-vezels = polymodale nocisensoren
  3. ontvangst in ruggenmerg
    - dorsale hoorn
    - laterale divisie = A-delta & C
    - mediale divisie = A-beta
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

pijnverwerking

A
  1. pijninhibitie perifeer
    - conductie blokkade bij zeer toxische prikkel
    - eerste seconden niks voelen = desentisatie
    - door sterke K-efflux = gehele zenuwmembraam positief geladen
  2. spinaal niveau = pijnpoort theorie
  3. supraspinaal niveau
    - directe endorfine-release
    - enkefalines-interneuronen in SGII
    - descending pain supression system
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

galvanisatie

A
  1. definitie
    - elektrotherapie door gelijkstroom
    - continue stroom met gelijke richting & intesniteit
    - apparatuur = stroomomvormers
    –> wisselstroom -> gelijkstroom
  2. effecten
    - chemische reacties
    - elektrische reacties
    - fysiologische reacties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
huid als weerstand
1. definitie - 80% elektriciteit door follikels, klieren, ... --> parallelschakeling van weertsanden - de condensator = huid = oneindig grote weerstand - als zweetkleiren inactief & huid zelf vochtig = 70% via huid 2. veranderingen - dikte van de laag - zweettoestand = minder weerstand bij meer zweet - ≈ vochtigheid 3. effecten - dalende weerstand = toename van stroomsterkte --> gebruiken voor motorisch punt te zoeken - dalende weerstand = gelijke spanning & daling intensiteit
26
chemische reacties galvaisatie
1. galvanische cel - kathode = positieve pool - alkalische werking --> verwekende werking = colliquatie - anode = negatieve pool - zuuretsende werking --> uitdrogende werking = coagulatie 2. wondes - kathode = vochtige brandwonden --> eerst roze, later grijs - anode = uitdrogende brandwonden = droger & korstachtig
27
effecten chemische reacties
1. prikkeling polumodale sensoren - neurogene onstekingsreactie door prikkeling ongemyeliniseerde zenuwverzels - antodrome impuls - prikkelend/branderig gevoel - axonreflex = vrijgave substance-P - lokale vasodilatatie 2. algemene inflammatie door weefselbeschadiging
28
elektrische reacties galvanisatie
1. rustpotentiaal - niet doel van activatie cel - doel verleggen drempelwaarden - kathode = hypopolarisatie = stimulerend - anode = hyperpolarisatie = inhiberend 2. uiteindelijke affecten - anode = sedatie & analgetisch = pijnstillend - kathode = prikkelend & hyperemie
29
fysiologische reacties galvanisatie
1. verbetering doorbloeding - werking vasomotirsche vezels - roodheid, hyperemie & branderig gevoel - tot enkele uren - vorm van elektroden - sterkst onder kathode - door directe prikkeling, histamine vrijgave & ph-veranderingen - 500% in huid & 300% in musculatuur 2. motorische & senosrische vezels - sensorisch = anode = pijninhiberend - motorisch = kathode = stimulerend
30
neveneffecten galvanisatie
1. lengte-applicatie - sacrum - cervicaal - afdalende stroom = totale sedering - stijgende = totale stimulatie - verklaring ongekend 2. prikkelhoest door prikkeling n. vagus 3. metaalsmaak door prikkeling n. glossopharyngeus 4. lichtflitsen door prikkeling n. opticus 5. duizeligheid, nausea & braken door prikkeling vestibulaire orgaan
31
indicaties & contraindicaties galvanisatie
1. chronische aandoeningen van bewegingsstelsel - circulatoire stoornissen vb: raynaud (vingers & tenen) & bürger (volledige ledematen - perifere zenuwaandoeningen --> lumboischialgie, cervicobrachialgie & neuroalgieën-zona vb: herpes 2. contra-indicaties - opp. geimplanteerde metalen - huiddefecten vb: wonden - sensibiliteitsstoornissen - hartaandoeningen vb: hypertensie --> stijging temperatuur = hypertermie
32
gebruiken van galvanisatie
1. duur - 20min - acute aandoeningen = dagelijks - chronische = 3x per week 2. elektroden - anode proximaal - kathode distaal - dwarsgalcanisatie = anode op pijnpunt - 0,2mA/cm^2 3. stangerbad - galvanische stroom in bad - tot 4 cellen (apparte baden) - stroom tot 300mA
33
etsend effect
= kans op verbranding 1. contact met metaal & elektrode 2. hoge intensiteiten 3. sensibiliteitsstoornissen = hyposensibel 4. huidletsels = snel binnendringen stroom 5. punteffecten 6. bepaalde medicatie vb: PG-remmers
34
iontoforese
1. TDD transdermal drug delivery - ionen - nu ook non-ionische materialen --> vb: polypeptiden & bepaalde medicijnen - gelijkstroom - deeltjes door elektriciteit beter laten absorberen in huid 2. mechanisme - ionentransport door elektrisch veld -> like poles repel, unlike poles attract - flip-flopmodel
35
flip-flop model
1. normale huid - keratine laag = celloos buitenste laag - ondoorlaatbaar 2. gelijkstroom 3. flip-flop - alfa-helixen omdraaien - vorming kanaaltjes --> artificiële shunts 4. doorlaatbaar = verklaring niet ionaire stoffen ook
36
effecten van iontoforese
1. lokaal effect - lagere dosis nodig als gewoon medicament stoffen met - hyperemisch effect = vasodilatoren - ontstekinsremmend effect --> glucocorticoiden & NSAID - pijnverminderend effect --> anesthetica - slecrolytisch effect = anion - sclerotisch effect = kationen - bacteriostatisch effect 2. systemisch effect - opname in bloedbaan via huid - vb proteïnen & peptiden --> diabetes insuline
37
parameters iontoforese
1. fysico-chemische factoren - moleculaire grootte tot 10micrometer - pH =ionen in juiste lading houden - concentratie van product = 1-2% - chemische enhancer vb: bepaalde enzymen - ionencompetitie --> enkel therapeutisch te buntten ionen vb: co-ionen & counter-ionen 2. elektrische factoren 3. fysiologisch = factoren van huiddikte vb: oudere & vrouwen 4. behandeltijd = 10-20min
38
elektrische factoren iontoforese
1. stroomsterkte - max 0,5mA/cm^2 - stroomsterke ≈ ingebrachte stof - veranderingen in weerstand --> constant current apparaat 2. stroomvorm - direct current = continu of gepulseerd - alternate current = polariteit wisselen --> verlaagde kans op elektrochemische brandwonden 3. elektroden - inert = Nikkels & platinum - reversibele = beter --> ionenwisselaar zorgt voor minimale pH veranderingen
39
voor & nadelen iontoforese
1. voordelen - doeltreffend & lokaal - non-invasief - pijnloos - veilig 2. nadelen - kans op brandwonden aan kathode - kans op elektrische shocks - huidirritatie - onnauwkeurige dosage - enkel opp. aandoeningen
40
indicaties & contra-indicaties iontoforese
1. indicaties - dematologische aanpassingen - cellulities, hyperhydrosis - nko (neus, keel, oor) 2. contra-indicaties - absolute = pasemaker & opp. implantaten of osteosynthese materiaal - relatieve - huiddefecten & ontstekingen - sensibiliteitsstoornissen - koorts - tumoren - trombose - zwangerschap
41
TENS
1. transcutaneous electrical nerve stimulation - conventionele TENS = high frequency - acupunture-like TENS = low - - burst TENS = tetanische contractie voor endorfine release 2. fysiologische effecten - pijndemping - toename weefseldoorbloeding door contracties & relaxaties - invloed AZS
42
mechanisme TENS
1. conventionele - fysiologische blokking - gate controlmechanisme --> Ab-vezels prikkelen met high freq & low intensity - remmen van prikkeles C & A-delta vezels - remmen verhoogde OS tonus = post exitoire depressie 2. acupunture-like & burst - enkefaline-afgifte - door stimulatie A-delta = interneuronen produceren - descending pain suppression system
43
parameters TENS
1. duur = afh van te stimuleren vezels - A-beta <100 microseconden - A-delta & C >100 2. pulsfrequentie - bepalen van welke aff zenuwvezels - verschil van conventionele/acupunctuur/burst - low frequency & high intensity = dunne & niet gemyeliniseerde vezels - <=> high frequency & low intesnsity
44
samenvatting parameters tens
1. conventioneel - 10-100 microsec - 50-200Hz - subtreshold = 2-3x sens grens - 30min+ 2. acupuncture like - 100-300 microsec - 1-10Hz - pain tolerance = 3-5x sens grens - 20-45min 3. burst - 100-300 microsec - 1-10Hz - subtreshold of pain tolerance - 20-45min
45
voor & nadelen tens
1. voordelen - weinig complicaties - goedkoop & zelftoepasbaar --> zelf kopen voor eigen gebruik - geen destructieve ingreep 2. nadelen - lichte huidirritatie bij conventionele TENS - allergie reacties op elektrode & gel - huidverbrading
46
indicaties & contra- tens
1. indicaties - lage rugpijn & ischialgie - epicondylitis - fantoompijnen - hoofdpijn & acut migraine - pijn gedurende bevalling & postoperaties - causalgie - postherpetische neuralgie 2. contra-indicaties - absoluut = on-demand pacemaker & openhuidletsel - relatief: - sinus-carotis - zwangerschap - ogen - sensibiliteit - hartklachten & CVA - psychogene pijn
47
TENS stoppen
1. geen klachten 2. geen effecten 3. verandering van klachten patroon 4. allergie onbehandelbaar 5. geen medewerking van patient
48
elektrostimulatie
= contractie van een spier door elektrische prikkel 1. gebruik - diagnostisch door veranding motorisch punt bij denervatie - therapeutisch voor normale spieren & aandoeningen bepaard met functievermidnering 2. onderbroken galvanische stroom - 1-1000ms - direct op spier - enkelvoudige prikkeling = enkelvoudige contractie - rechthoekige, driehoekige of exponentiele stroom 3. faradische stroom = gelijkgerichte wisselstroom - 1msec - indirect op zenuw - meervoudige prikkeling = tetanische contractie
49
elektrodiagnostiek
1. I/T-curve - intensiteit tov. tijd - informaite over elektrische prikkelbaarheid - gelijkstroom = exoponentieel afzwakken naar rechte - diehoekspuls = naar rechte & terug stijgen 2. accomodatie bij diehoekspulscurve - aanpassing van weefsel aan progessief stijgende intensiteit - accomodatie-coëfficient = accomodatiedrempel/rheobase - of intensiteit driehoekspuls bij 1000ms / intensiteit rechthoekspuld bij 1000ms
50
perifere zenuwvezels
1. FES bij hemiplegiepatienten - vb: peroneusstimulator bij voetdrop patienten - krachttoename, inhibitie van spasmes, correctie contracutren & toename ROM 2. FAS bij paraplegiepatienten - sta- & loopfunctie verbeteren - voorkomen van complxaties = spasticiteit, contracture, osteoporose & diepe veneuze thrombose
51
indeling perifere zenuwletsel
1. poliomyelitis anterior acute = storins motorische voorhoorncel 2. radiculopathie 3. plexusletsels 4. perifere zenuwletsels = mono & polyneuropathie
52
specifieke perifere letsel
1. neuropraxis = tijdelijke onderbreking zenuw - herstel na 3 weken - geen effectieve schaduw aan zenuw - diagnose = faradisatie 2. axonotmesis - beschadiging met intacte myeline - partieel of totaal = walleriaanse degeneratie - herstel na 3m-1j - diagnose = galvanisch 3. neurotmesis - volledige onderbreking van zenuw - therapie = suturatie = alle vezels aan elkaar naaien - gebruik van intercostaal zenuwen als vervangers - diagnose = galvanisch
53
gevolgen van zenuwletsel = examen
1. sympatische stoornissen - paralyse van cappilairen - daling arteriële circulatie - daling spierpompwerking = daling veneuzee retoer - stase & vochtophoping leidt tot langdurige inflammatie - adhesie & fibrose leiden tot gewrichtstijfheid 2. atrofie - degeneratie Z-lijnen & myofilamenten - reductie mito & vesiculair SR - afname BW
54
elektrodiagnositiek bij denervatie
1. elektrisch - lagere prikkelbaarheid = hogere intensie - hogere refractaire periode - verschuiving van motorisch punt naar midden van spier 2. rechtstromen rheobase - net na beschadiging = daling tot helft - regerantie = stijging tot 3x - reinnervatie = langzaam normaliseren chronaxie - denervatie = stijging met op 20e dag top - reinnervatie = normaliseren 3. driehoekstromen - partieel = beperkt - totaal = geen accomodatie
55
elektrotherapie
1. wanneer - enkele dagen na optreden denervatie - reele kans op reinnervatie - bij spierkracht = minder als 3 2. parameters - intensiteit = grootste verdraagbaar - frequentie = 1-2x per dag, 20-30x per zitting - pulspauze = 2x pulstijd = meestal 2000msec
56
bespreek de klinische gevolgen van een ontregeld autonoom zenuwstelsel. beschrijf de 3 stroomvormen dewelke een invloed uitoefenen op het autonome ZS & leg uit hoe dit werkt
1. ontregeld AZS - centrale sensitisatie - inspanningstolerantie & spierpijn - verlaging immuniteit - uitputting endocriene stelsel - slechte doorbloeding 2. TENS - gate-control mechanisme door stimulatie van Ab-vezels - enkefaline-afgifte door stimulatie van A-delta interneuronen = descending pain suppression system 3. iontoforese - TTD trans dermal drug delivery - ontstekingsremmende & pijnstillende effecten - slecrolytisch effect aan anion - sclerolytisch effect anion 4. galvanisatie - verbeterde doorbloeding - pijninhiberend aan anode - motorisch stimulerend aan kathode
57
een dame komt langs met gordelroos. ze heeft bandvormige pijn tot aan het sternum met kleine blaasjes. welke stroomvormen kan je hier hanteren & waarom.
= geen enkele vorm - oppassen met stromen door dat blaasjes beter geleiden - lagere weerstand - maar vatbaar voor joule effect = verbranding - voor elke stroom is het voorkomen van huidletsels een contra-indicatie
58
bespreek de verschillende pijnvormen en vergelijk de structurele & functionele pijn. schets de verschillende manieren van pijnstilling & maak een overzicht
1. vormen van pijn - acute pijn = meteen na letsel, biologisch beschermend, goede reactie op pijnstillers - chronische pijn = na 6 maand, niet meer nuttig - doorbraak pijn = episodisch - nociceptieve pijn = effectieve schade: somatisch of visceraal - neuropathische pijn = onderliggend pathofysiologische werking = functioneel 2. pijnstilling - niet-opioïde analgetica = niet centraal werkende: paracetamol, NSAID, COX2-remmers - centraal werkende: opioïde analgetica & anti-epileptica - andere: anti-depressiva & lokale pijnbestrijding --> manuele therapie, elektrotherapie, ...
59
bespreek de gevolgen van denervatie of zenuwschade en bespreek de elektrische eigenschappen bij denervaties
1. sympatische gevolgen = paralyse van cappillairen - daling arteriële circulatie - dalingspierpompwerking & veneuze retour - stase & vochtophoping - langdurige inflammatie - adhese & fibrose leiden tot gewrichtstijfheid 2. atrofische gevolgen - afname BW, mitochondrion & vesiculair sarcoplasmatisch reticulum - degeneratie van Z-lijnen & myofilamenten 2. elektrische eigenschappen - verandering van motorisch punt naar midden in spier - lagere prikkelbaarheid = stijging van rheobase --> herstel na 20e dag
60
beschrijf in 2 lijnen
1. glidemeistereffect ?? 2. enkefalines = pijnverwerking op supraspinaal niveau door SGII voor inhibitie van C-systeem 3. chronaxie = de minimale intensiteit om een spiervezel te prikkelen (bij een oneindig lange puls) 4. wedensky-remming = amplitude spectrum inbouwen voor gewenning van gate-control te voorkomen door interferentie stroom 5. centrale sensitisatie = een versterking van alle pijnsignalen door een ontregeld CZS. kan leiden tot leiden tot ontregeling van AZS
61
bespreek de gate-control theorie en schets een toepassingsvoorbeeld uit het dagelijkse leven alsmede een voorbeeld uit de therapie.
1. gate-control - schets = alle toekomende signalen in ruggenmerg naar hersenen - niet pijnlijke sensibele input kan pijnlijke input reduceren 2. voorbeelden - dagelijkse leven = wrijven over pijnlijke plaats - elektrotherapie = high frequency, low intensity
62
wat kan een it-curve u leren, bespreek dit uitvoerig
1. parameters op I/t-curve - chronaxie = minimale intensiteit om een spiervezel te doen activeren - rheobase = intensiteit van chronaxie x 2 = perfecte middenweg van intensiteit & duur voor elektrostimulatie - accomodatie coëficient = accomodatie drempel/rheobase = 2. veranderingen op I/t-curve - daling van prikkelbaarheid door rechts & omhoog verschuiving - onderste lidmaat = lagere prikkelbaarheid - denervaties = lagere prikkelbaarheid
63
bespreek de elektrochemische eigenschappen van gelijkstroom
1. gelijkstroom = galvanisatie - bewerking van rustpotentiaal - toename weefseldoorbloeding door deactivatie OS - afname verhoogde tonus skeletspieren 2. elektrochemisch - kathode = positief: hypopolarisatie = stimulerend - anode = negatief: hyperpolarisatie = inhiberend (pijnstillend)
64
wat zijn de algemene en morfologische veranderingen die ontstaan ten gevolge van zenuwletsel
zelfde als vraag 4?
65
TENS & galvanisatie: waarom voorkeur voor TENS & waarom soms niet
1. indicaties TENS - lage rugpijn & ischialgie - epicondylitis - fantoompijnen - hoofdpijn & acut migraine - pijn gedurende bevalling & postoperaties - causalgie - postherpetische neuralgie 2. contra-indicaties TENS - absoluut = on-demand pacemaker & openhuidletsel - relatief: - sinus-carotis - zwangerschap - ogen - sensibiliteit - hartklachten & CVA - psychogene pijn
66
pijnstilling bij acuut weefseltrauma. waar catalogeert u het gebruik van ontstekingsremmende medicatie, via mond of iontforese, in dit geval en leg uit
1. geen ontstekingsremmende medicatie - acuut trauma met weefsel schade is inflammatie de eerste dagen een nuttige fysiologische reactie - ontstekingen zijn een contra-indicatie voor iontoforese 2. pas gebruiken in chronische fase - remming door NSAID & cortisol - kan leiden tot fibrose