fysica Flashcards

1
Q

wet v. Coulomb

A

F = Q1 x Q2 / 4πεr^2

  1. betekenis
    - F = kracht = vector
    - Q = lading uitgedrukt in Coulomb
    –> alle voorkomende ladingen = veelvoud van elementaire e lading
    - π = pi
    - ε = epsilon = constante (gegeven)
    - r = straal
  2. kenmerken
    - gelijke ladingen stoten elkaar af <=> tegenovergestelde
    - F ≈grootte v/d ladingen
    - F omgekeerd evenredig met straal
    - meerdere ladingen = vector som mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

elektrische veldvector

A

= eletrische aantrekkingskracht van een lading op elk punt

kracht werking tussen 2 geladen deeltjes kan niet beschouwd worden als rechtreekse ogenblikkelijke werking
1. lading Q1 verwekt in de ruimte een elektrisch veld
2. dit veld heeft effect op lading Q2 = uiting van een kracht F
3. omgekeerd geld hetzelfde voor Q2 op Q1
symterische toestand: lading Q1 <=> veld <=> lading Q2

veld = uitgedrukt in E
–> lijnen = positieve puntvormige eenheidslading ondervindt
E = F/Q

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

elektrische potentiaal

A

= elektrische potentiaal verschil tussen 2 punten is de arbeid die een uitwendige kracht moet uitoefenen omo de positieve eenheidslading van A naar B te brengen

  1. V = W / Q0
    - SI-eenheid = Volt V = 1 J/C joule per coulomb
    - onafhankelijk van afgelegde weg
  2. kenmerken
    - elektrische potentiaal op afstand oneindig = 0
    - V > 0 bij positieve lading
    - V < 0 bij negatieve lading
    - alle punten met zelfde elektrische potentiaal = equipotentiaal oppervlak
    - arbeid over dit opp = 0
  3. veltsterkte
    - El = -dV/dL
    - volt per meter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

elektromotorische kracht

A

= EMK = batterijen & elektrische generatoren zijn in staat om potentiaal verschillen te behouden wanneer die opgenomen worden door een elektirsche stroomkring

  1. symbolen
    - negatief = lage potentiaal = dikke korte
    - positief = hoge potentiaal = lage dunne
  2. formule
    - ε = W / Q
    - W = positieve arbeid op een positieve lading
    - onbelast = V hoge potentiaal - V lage potentiaal = ε
    - verbonden = in elk punt een elektrisch veld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

elektrische stroom

A
  1. elektrisch veld
    - veroorzaakt een elektronen beweging in de richting van -E (richting gebaseerd op positieve lading)
    - E = verschil in V / verschil in L
    - als V = cte dan i = q/t
    –> i = stroom vergesteld als A ampère = C/s
  2. snelheden
    - i = driftsnelheid = gemiddelde snelheid in riching van het veld
    - ogenblikkelijke = effectieve snelheid van e- met vele botsingen
    - richting = van een bewegende positieve lading
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

stroomdichtheid

A

= J
- geeft stroom per eenheid van oppervlakte doorsnede aan
- vectoriele grooteheid
1. de richting bepaald door bewegingsrichting van positieve ladingsdragers
2. grootte bepaald wordt door j=di/DA
–> stroom / opp

  1. algemene afspraken stroom & spanning
    - positieve pool van EMK hoger potentiaal
    - convectionele stroomzin van + -> -
    - gelijkstroombronnen = gelijkstroom met zelfde richting
    - wisselstroombronnen = wisselspanning met continu andere polen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

elektrische weerstand

A
  1. weerstand
    - weerstand R = potentiaal verschil van een stroom die over een materiaal vloeit
    - R = verschil in V / i
    - SI-eenheid = 1ohm Ω = 1V/A
    - 0,5 MΩ bij droge huid, 10KΩ bij vochtige houd
  2. soortelijke weerstand ρ
    - E / j = AR / L = ρ
    - onafhankelijk van geometrie
    - goede geleiders = 10^-7 = metalen
    - isolatoren = 10^16
  3. geleidbaarheid
    - Ω = 1/ρ
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wet van Ohm

A
  1. materialen
    - weerstand R constant afhankelijk van spanning: R = V/i
    - enkel bij metalen = geleiders
    - niet bij halfgeleiders = dioden
  2. 1 ohmse weerstand
    - stroom op kring: i = ε/R
    - kringtheorema van Kirchhoff
    –> door EMK = geen potentiaal verschil over gehele kring
    –> ε = iR
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

energieoverdracht in enkelvoudige kring

A
  1. energie
    - W = εQ = εit
    - wet van behoud van energie = energie moet ergens naartoe
    - in weerstand wordt potentiaal omgezet in warmte
  2. joule-effect
    - elektonen botsing = thermische vibratie
    - meer botsingen bij hogere weerstand
    - thermodynamisch omkeerbaar
  3. snelheid van overdracht
    - P = R x i^2
    - P = vermogen uitgedrukt in Watt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

weerstanden in netwerk

A

= toepassing kringtheorema van Kirchhof

  1. serie
    - ε = iR1 + iR2 + iR3
    - i = ε / R1 + R2 + R3
    –> i = ε / R dus R = R1 + R2 + R3
  2. parallel
    - verdeling van stromen
    - i = i1 + i2 + I3
    - junctietheorema van Kirchhoff
    - i1 = ε/R1, i2 = …
    - 1/R = 1/R1 + 1/R2 + 1/R3
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vlakke plaatcondensator

A
  1. condensator
    - 2 evenwijdige platen met lading
    - gescheiden door condensator
    - verbinden op EMK = vorming van potentialen
    - condensatoren laden op tot maximale capaciteit
  2. elektrisch veld tussen platen: E = Va-Vb/d
  3. capaciteit van condensator: C = q/Va-Vb
    - uitgedrukt in Farad: 1F = 1C/V
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

materiaal tussen condensator

A

= dielektricum

  1. capaciteit van condensator: C = q/Va-Vb
    –> wordt V = ε0S/d = C0k
    - k = kappa = evenredigheidsconstante
    –> afh van materiaal
  2. gevolg
    - toename van capaciteit condensator & lading op platen
    - door afzwakking elektrisch veld door slechte geleider
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

condensatoren in elektrisch systeem

A

ε = q/C

  1. condensatoren in serie
    - ε = (Va-Vb) + (Vb-Vc) + (Vc-Vd)
    - ε = q/C1 + q/C2 + q/C3
  2. condensatoren in parallel
    - q = q1 + q2 + q3
    - C = C1 + C2 + C3
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

RC-keten

A
  1. opladen van condensator
    - afh van capaciteit
    - stroom i in begin tot als condensator vol zit
    - lading q stijgt progressief met vulling van condensator
  2. kringtheorema van Kirchhoff
    Cε - q(t) / Cε = e^-t/RC
  3. ontladen van condensator
    - teruglopen van stroom naar evenwicht
    - geen energie levering
    q(t) / Cε = e^-t/RC
    𝜏 = 𝑅𝐶 = zelfde tijdsconstante

opladen & ontladen bij grotere capaciteit of weerstand = trager

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wisselspanning

A
  1. sinusoïdaal verloop
    - V(t) = V0sin(𝜔𝑡+𝜙)
    - V0 = amplitude
    - t = periode
    - f = frequentie = 50Hz in europa
    - hoekfrequentie = 𝜔 =
    2𝜋𝑓
    - faseconstante 𝜙 = fasehoek bij t = 0
  2. spanningsfasor & stroomfasor
    - andere amplitudes
    - in fase = gelijke hoeken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

effectieve waarde van wisselspanning

A
  1. ogenblikkelijk vermogen
    - joele effect
    - sinusoidale functie
    - kwadraat altijd gelijk aan 0
  2. gemiddeld vermogen over 1 periode
    - i = V^2/R
    - Pgem = VO^2/2R = RI0^2/2
  3. effectieve waarde
    - Veff = V0/√2
    –> europa = 230V
    - Ieff = I0/√2
    - Pgem = Veff/Ieff
17
Q

impedantie

A

18
Q

stroomdoorgang menselijk lichaam

A
  1. algemeen
    - wisselspanning bij elektrotherapie
    - stroom = afh van impedantie
    - tot 10kHz: huid ≈ parallelle RC-keten
  2. factoren die beïnvloeden
    - Zhuid = 1 / √ (1/R^2+(WC)^2)
    - lagere weerstand = betere geleiding
    - vochtige huid
    - geleidende gel
    - hogere frequentie = omega & WC^2 hoger
19
Q

gevolg stroomdorgang menselijk lichaam

A
  1. accidentiele stroomdoorgang
    - verbranding door joele-effect = gedissipeerd vermogen
    - cannot-let-go-current = zo hoog dat alle spieren samentrekken = blijven vasthouden
  2. kamerfibrillaties
    - ongecoördineerde contractie patronen
    - afh van stroomdichtheid door hartweefsel
    - elektrische defibrillatie door gecontroleerde stroomstoot
20
Q

didynamische stromen

A
  1. wisselstroom omzetten naar gelijkstroom door gelijkrichter
    - bruggelijkrichter = organisatie van diodes
    –> laten maar 1 richting van stroom door
    - langs beide richtingen wordt altijd omgezet naar 1
  2. wisselstroom omzetten naar pulserende gelijkstroom
    - negatieve stukken wegknippen = gelijkgerichte wisselstroom aan zelfde frequentie
    - negatieve stukken omdraaien naar positieve = gelijkgerichte wisselstroom met dubbele frequentie
    –> dubbelfase gelijkgerichte wisselstroom
  3. mengvorm
    - enkelfasis/dubbelfasis gelijkgerichte wisselstroom
    - enkele sec enkelfasig afwisselen met enkele sec dubbelfasig
21
Q

onderbroken laagfrequente stroom

A

= 1-80Hz voor elektrotherapie

  1. series
    - serie duur = tijd van impulsen bij elkaar
    - serie afstand = tijd van pauze
    - zweltijd = opbouw van amplitude
  2. binnen een serie
    - impuls tijd
    - impuls pauzes
22
Q

middenfrequente wisselstroom

A
  1. gebruik
    - therapie van dieper gelegen zones
  2. stroom
    - sinusoïdale wisselstroom met gemoduleerde amplitude
    –> 2 stroombronnen met licht verschillende frequenties
    - 1-100kHz
  3. soorten interferrentie
    - contructieve interferrentie = elkaar versterken
    - destructieve = afzwakken
    –> bekomen door superpositie of modulatie diepte
23
Q

medische echografie

A
  1. SONAR
    - pulse-echo techniek
    - geluidspuld door medium
    - botsen tegen voorwerp
    - deel doorlaten & deel weerkaatsen
    - opvangen van reflectie = echo
    –> tijd van weerkaatsing meten = afstand
  2. golven
    - infrageluid - 16 - hoorbaar - 20.000 - ultrageluid
    - frequentie van echo = 1 - 10 MHz
  3. toepassingen
    - grensovergangen tussen organen
    - verschillen in akoestische impedantie
    - werking hartkleppen, foetus, tumoren, abnormale zwellingen
24
Q

trillingen

A
  1. piëzo-elektrische kristallen
    - materiaal dat mechanische trillingen in elektrische energie kan omzetten
    - omgekeerd piëzo-elektrisch effect = trillen van kristallen bij wisselspanning
    –> maken van geluidsgolven
    - door compressie & streching van materiaal
  2. tranducer
    - elektrische impuls omzetten in geluidsimpuls
    - gel aanbrengen tussen kop & huid voor betere akoestische impedantie
25
Q

hydromechanica

A
  1. onderverdeling
    - hydrostatica = vloeistoffen in rust/evenwicht
    –> enkel dit besproken
    - hydrodynamica = vleoistoffen in beweging
  2. druk & dichtheid
    - geen vaste vorm
    - vast volume
    - fluïda = oppervlaktekrachten
    - druk = grootte van normale kracht per opp
    –> scalaire grootheid
26
Q

druk

A
  1. gemiddelde druk: p = F/S
  2. druk in een punt: p = dF/dS
  3. betekenis
    - F = kracht uitgeoefend door fluïdum op oppervlakte element S
    - druk overal hetzelfde
  4. eenheden
    - uitgedrukt in Pa = N/m^2
    - 1 bar = 10^5 Pa
    - 1 Atm = 760mmHg = 1,013 x 10^5 Pa
27
Q

dichtheid

A
  1. definitie 𝝆
    - massa per eenheid volume
    - 1 Kg/m^2
  2. verband met druk in rust
    - 𝝆 = 𝝆0 + 𝝆gh
    - druk is enkel afhankelijk van diepte
    - geen hogere druk als meer volume boven je zit
    –> vorm vat niet van belang
    = hydrostatische paradox
    - zelfde bij lucht
28
Q

toepassingen druk

A
  1. diepte van oceaan lineair verloop van druk
  2. atomsferische druk daalt niet-lineair door niet homogene samenstelling
  3. lichaamshouding
    - hogere hystrostatische drukken bij rechtstaan
29
Q

wet van archimedes

A
  1. definitie
    - lichaam dat gedeeltelijk of geheel wordt ondergedompeld
    - opwaartse stuwkracht = gewicht van verplaatste fluïdum
    - aangrijpingspunt = zwaartepunt van verplaatste vloeistof volume
    - zwaartekracht = afh van gewicht <=> archimedes = afh van volume
  2. toepassingen
    - cerebrospinaal vocht als buffer
    - hydrotherapie = schijnbaar minder wegen = minder kracht nodig maar wel meer weerstand
30
Q

hydrotherapie

A
  1. dichtheid van water
    - lichaam = 0,972kg/l
    - zoet = 1kg/l
    - zout = 1,3kg/l
    - lager volume van lichaam moet onderdompelen voor drijven in zout
  2. therapie
    - schijnbaar minder wegen
    - minder kracht voor bewegingen
    - trainingseffect van verhoogde weerstand bewegingen