Sterke en zwakke punten: EN-NL Flashcards

1
Q

I pay little attention to my appearance.

A

Ik besteed weinig aandacht aan mijn uiterlijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

I often impose my opinion on others.

A

Ik dring mijn mening vaak op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

I form prejudices quickly.

A

Ik heb snel vooroordelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

You cannot always count on me.

A

Op mij kan men niet altijd rekenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

I act first and think later.

A

Ik doe eerst iets en denk dan pas na.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sometimes I’d rather be lazy than tired.

A

Ik ben soms liever lui dan moe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

I am easily influenced.

A

Ik ben gemakkelijk te beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

I’m afraid of arguments and conflicts.

A

Ik ben bang voor ruzies en conflicten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

I tend to be selfish.

A

Ik ben eerder egoïstisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

I am rather slow at learning new things.

A

Ik ben nogal traag om iets te leren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

I get confused when something unexpected happens.

A

Ik geraak in de war als er iets onverwachts gebeurt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

I am quite forgetful.

A

Ik ben nogal vergeetachtig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

I am nervous; in difficult situations I get restless quickly.

A

Ik ben nerveus, in een moeilijke situatie ben ik vlug onrustig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

I can be rather short-tempered.

A

Ik kan nogal opvliegend zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

I find it hard to say ‘no’.

A

Ik kan moeilijk ‘nee’ zeggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

I like to talk, and sometimes too much.

A

Ik praat graag en soms te veel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

I always see the negative things first.

A

Ik zie altijd eerst de negatieve dingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

I’m rather clumsy.

A

Ik ben nogal onhandig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

I need someone to tell me what to do.

A

Ik heb iemand nodig die zegt wat ik moet doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

I’m not very good at helping others.

A

Ik ben niet zo goed in het helpen van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

I sometimes overestimate/underestimate myself.

A

Ik overschat/onderschat mezelf wel eens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

I just act and see what happens.

A

Ik doe maar en ik zie wel wat er gebeurt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

I prefer to stay silent if I don’t agree with something.

A

Ik zwijg liever als ik het ergens niet mee eens ben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Sometimes I don’t understand something and I’m afraid to ask.

A

Soms begrijp ik iets niet en durf geen uitleg te vragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
I have difficulty dealing with authority.
Ik kan moeilijk omgaan met gezag.
26
I am rather impatient.
Ik ben nogal ongeduldig.
27
I am not always friendly and polite.
Ik ben niet altijd vriendelijk en beleefd.
28
I take setbacks too personally.
Ik trek me tegenslagen te snel aan.
29
I tend to blurt things out.
Ik flap er nogal eens iets uit.
30
Working under pressure makes me nervous.
Werken onder druk maakt me zenuwachtig.
31
I’m quite afraid of making mistakes.
Ik ben nogal bang om fouten te maken.
32
I am not punctual.
Ik ben niet stipt.
33
I don't handle criticism well.
Ik kan niet goed tegen kritiek.
34
I tend to give up easily.
Ik geef nogal vlug op.
35
I am easily distracted.
Ik ben vlug afgeleid.
36
I am rather messy and careless.
Ik ben nogal slordig en nonchalant.
37
I sometimes handle things the wrong way.
Ik pak de dingen soms verkeerd aan.
38
I am not good at working with others.
Ik kan niet goed samenwerken.
39
I find it hard to make social contacts.
Ik heb het moeilijk om sociale contacten te leggen.
40
I like to finish things to perfection.
Ik werk graag de dingen tot in de puntjes af.
41
I am positively minded.
Ik ben positief ingesteld.
42
I have an eye for detail.
Ik heb oog voor detail.
43
I am active, always busy.
Ik ben actief, altijd bezig.
44
I work with focus.
Ik werk geconcentreerd.
45
I work quickly.
Ik werk snel.
46
I am customer-friendly.
Ik ben klantvriendelijk.
47
I can work independently.
Ik kan zelfstandig werken.
48
I have my own opinion.
Ik heb mijn eigen mening.
49
I have a good memory.
Ik heb een goed geheugen.
50
I can handle conflicts well.
Ik kan goed omgaan met conflicten.
51
I like helping people.
Ik help graag mensen.
52
I learn quickly.
Ik leer vlug bij.
53
I am reliable.
Ik ben betrouwbaar.
54
I work accurately.
Ik werk nauwkeurig.
55
I am calm and composed.
Ik ben rustig, kalm.
56
I am punctual.
Ik ben stipt.
57
I am flexible.
Ik ben flexibel.
58
I like and work well with other colleagues.
Ik werk graag en goed met andere collega's.
59
I take others into account
Ik houd rekening met anderen.
60
I take care of my appearance.
Ik verzorg mijn uiterlijk.
61
I can work under stress.
Ik kan werken onder stress.
62
I admit my mistakes and I can learn from them.
Ik geef mijn fouten toe en ik kan eruit leren.
63
I have good spatial awareness.
Ik heb een goed ruimtelijk inzicht.
64
I like to learn.
Ik leer graag bij.
65
I have good physical condition.
Ik heb een goede fysieke conditie.
66
I have a lot of patience.
Ik heb veel geduld.
67
I am polite and friendly.
Ik ben beleefd en vriendelijk.
68
I can control myself well.
Ik kan mij goed beheersen.
69
I know my limits and I dare to say 'no'.
Ik ken mijn grenzen en durf 'nee' te zeggen.
70
I am open to change.
Ik sta open voor veranderingen.
71
You can always count on me.
Men kan altijd op mij rekenen.
72
I always think before I act.
Ik denk altijd eerst na voor ik iets doe.
73
I am a hard worker.
Ik ben een harde werker.
74
I never arrive late.
Ik kom nooit te laat.
75
I can handle criticism well.
Ik kan opmerkingen goed verdragen.
76
I know very well what I can and cannot do.
Ik weet heel goed wat ik kan en wat ik niet kan.
77
I am persistent.
Ik ben een doorzetter.
78
I can adapt in unexpected situations.
Ik kan me aanpassen in onverwachte situaties.
79
I can concentrate well.
Ik kan me goed concentreren.
80
I like everything to go according to plan.
Ik heb graag dat alles volgens plan verloopt.
81
I work neatly and carefully.
Ik werk ordelijk en met zorg.
82
I ask for clarification if I don't understand something.
Ik vraag uitleg als ik iets niet begrijp.
83
I always find a solution to a problem.
Ik vind altijd wel een oplossing voor een probleem.
84
I like working under the supervision of a boss.
Ik werk graag onder toezicht van een baas.
85
I get along well with others.
Ik kan goed met anderen omgaan.