Sports injuries Flashcards
1
Q
Botsen
A
To collide
2
Q
Vallen
A
To fall
3
Q
Vechten
A
To fight
4
Q
Elkaar raken
A
To hit each other
5
Q
Zonder opwarming sporten
A
To exercise without warming up
6
Q
De pijn
A
The pain
7
Q
Flauwvallen
A
To faint
8
Q
De duizeligheid
A
The dizziness
9
Q
De stijfheid
A
The stiffness
10
Q
De bewusteloosheid
A
The unconsciousness
11
Q
Niet meer bewustzijn zijn
A
To be unconscious
12
Q
Het gewricht
A
The joint
13
Q
De gewrichtspijn
A
The joint pain
14
Q
De spierpijn
A
The muscle pain
15
Q
De hoofdpijn
A
The headache
16
Q
Dehydratatie, de uitdroging
A
Dehydration
17
Q
De kramp
A
The cramp
18
Q
De spierscheur
A
The muscle tear
19
Q
De fractuur
A
The fracture
20
Q
Het gebroken been
A
The broken leg
21
Q
De verrekte pees
A
The strained tendon
22
Q
Verzwikken (de verzwikte voet)
A
To sprain (the sprained foot)
23
Q
De hersenschudding
A
The concussion
24
Q
Het litteken
A
The scar
25
De schaafwonde (schaven)
The graze (to graze)
26
De kopstoot
Headbutt
27
Een obstakel/ hindernis ontwijken
To avoid an obstacle
28
Uitwijken
To dodge
29
Het gezwollen oog
The swollen eye
30
Struikelen
To stumble
31
To collide
Botsen
32
To fall
Vallen
33
To fight
Vechten
34
To hit each other
Elkaar raken
35
To exercise without warming up
Zonder opwarming sporten
36
The pain
De pijn
37
To faint
Flauwvallen
38
The dizziness
De duizeligheid
39
The stiffness
De stijfheid
40
The unconsciousness
De bewusteloosheid
41
To be unconscious
Niet meer bewustzijn zijn
42
The joint
Het gewricht
43
The joint pain
De gewrichtspijn
44
The muscle pain
De spierpijn
45
The headache
De hoofdpijn
46
Dehydration
Dehydratatie, de uitdroging
47
The cramp
De kramp
48
The muscle tear
De spierscheur
49
The fracture
De fractuur
50
The broken leg
Het gebroken been
51
The strained tendon
De verrekte pees
52
To sprain (the sprained foot)
Verzwikken (de verzwikte voet)
53
The concussion
De hersenschudding
54
The scar
Het litteken
55
The graze (to graze)
De schaafwonde (schaven)
56
Headbutt
De kopstoot
57
To avoid an obstacle
Een obstakel/ hindernis ontwijken
58
To dodge
Uitwijken
59
The swollen eye
Het gezwollen oog
60
To stumble
Struikelen
