Stemmingsproblemen Flashcards

1
Q

Equifinaliteit

A

Meerdere beginpunten kunnen leiden tot een specifiek eindpunt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Multifinaliteit

A

Specifiek beginpunt kan leiden tot meerdere eindpunten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Depressie

A

Een ernstige stemmingsstoornis die de ontwikkeling van het kind kenmerkt en verstoord door negatieve en sombere gevoelens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Negatieve affectiviteit

A

Mate waarin we negatieve gevoelens ervaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Positieve affectiviteit

A

Mate waarin we positieve gevoelens ervaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Fysiologische hyperarousal

A

Lichamelijke gewaarwording die te maken heeft met spanning (zwetende handen, etc.).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Psychomoter

A

Relatie tussen cognitieve functies en lichamelijke bewegingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Depressief realisme

A

Positieve schema’s worden minder actief en komen meer in aanwezigheid met negatieve zelfschema’s, waardoor ze minder beschermd zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Stressoren

A

Levensgebeurtenissen (intern/extern) die het fysiologisch, emotioneel of cognitief evenwicht van een persoon verstoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Effortful control

A

Het vermogen van een kind om aandachtsbronnen te gebruiken en gedragsreacties te remmen om emoties en aanverwant gedrag te reguleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Parenting practices

A

Hoe gaan we als ouder om met de emotionele uitingen van het kind en hoe leren we het kind omgaan met emoties?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly