Statistiek Flashcards

1
Q

H5: in een vliegtuig kunnen passagiers kiezen uit ‘kip’ of ‘pasta’ (niet beiden!)Uit het verleden is bekend dat 60% ‘kip’ kiest, 30% ‘pasta’ en 10% niets. Bekijk een willekeurige passagier. Hoe groot is de kans (waarschijnlijkheid) dat deze ‘kip’ kiest? P(kip) = 0,60 P(pasta) = 0,30 P(niets) = 0,10

A

Met het symbool P(kip) geven we de kans (probability) weer op de gebeur-
tenis ‘kip’ . De getallen 0,60, 0,30 en 0,10 noemen we de kansen op de drie
aangegeven gebeurtenissen. We noemen deze manier van kansen ontdek-
ken de experimentele kansdefinitie. Je kijkt naar het verleden en je verwacht
dat het waargenomen patroon zich in de toekomst zal voortzetten. Je zou
kunnen zeggen dat deze kansen iets vertellen over de gemiddelde voorkeu-
ren van de passagiers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

H5: in een vliegtuig kunnen passagiers kiezen uit ‘kip’ of ‘pasta’ of beideUit het verleden is bekend dat 70% ‘kip’ kiest, 40% ‘pasta’ en 10% niets.
Bekijk een willekeurige passagier. Hoe groot is de kans (waarschijnlijkheid) dat deze ‘kip’ kiest? P(kip) = 0,70 P(pasta) = 0,40 P(niets) = 0,10

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

H5: Wat is de Kansdefinitie van Laplace

A

De Laplace-definitie van kans is een klassieke manier om kansen te berekenen, gebaseerd op het idee dat alle uitkomsten van een experiment even waarschijnlijk zijn. Volgens deze definitie is de kans op een gebeurtenis
A het quotiënt van het aantal gunstige uitkomsten en het totale aantal mogelijke uitkomsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

H5: Wat zijn Permutaties

A

Permutaties zijn verschillende manieren waarop je een set van objecten kunt rangschikken, waarbij de volgorde van belang is. In een permutatie wordt elk object precies één keer gebruikt, en het draait om de specifieke volgorde van plaatsing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

H5: Wat zijn Variaties

A

Variaties : aantal verschillende mogelijkheden om k ‘voorwerpen’ te
kiezen uit n ‘voorwerpen’, waarbij de volgorde wel van belang is:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

H5: Wat zijn Combinaties

A

Combinaties : aantal verschillende mogelijkheden om k ‘voorwerpen’ te kiezen uit n ‘voorwerpen’, waarbij de volgorde niet van belang is:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is nominaal meetniveau?

A

Voorbeeld 1: Geslacht (man, vrouw)

Voorbeeld 2: Haarkleur (bruin, blond, zwart, rood)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is ordinaal meetniveau

A

Voorbeeld 1: Onderwijsniveau (basisschool, middelbare school, bachelor, master)

Voorbeeld 2: Beoordeling van een product (slecht, matig, goed, uitstekend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is interval meetniveau

A

Voorbeeld 1: Temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit (0 graden betekent niet dat er geen temperatuur is)

Voorbeeld 2: Jaartallen (bijvoorbeeld: 1990, 2000, 2010 – er is geen absoluut ‘nulpunt’ in de tijd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is ratio meetniveau

A

Voorbeeld 1: Lengte in centimeters (0 cm betekent dat er geen lengte is)

Voorbeeld 2: Gewicht in kilogrammen (0 kg betekent geen gewicht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem de 3 centrummaten

A
  1. Gemiddelde
  2. Mediaan
  3. Modus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe bereken je het gemiddelde?

A

10 is het aantal van alle elementen in de lijst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe bereken je de mediaan?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe bereken je de modus?

A

Liijst = 1, 2, 2, 3, 3, 3, 3, 3, 5, 6, 90, 90

Meest voor komende getal = 3 = modus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem de 3 spreidingsmaten

A
  1. Standaarddeviatie
  2. Bereik (Range)
  3. Variantie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe bereken je de standdaarddeviatie?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe bereken je de range?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe bereken je de variantie?

A

Gegeven is de lijst : 150, 160, 170, 180, 190

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe beschrijven we de uitkomst met een variabele?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke 2 soorten kansvariabele zijn er?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe kunnen we het gedrag van een kansvariabele beschrijven?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat houdt een elementaire gebeurtenis in?

A

Een elementaire gebeurtenis is de meest eenvoudige, ondeelbare uitkomst van een experiment. Elke elementaire gebeurtenis komt overeen met precies één mogelijke uitkomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat houdt een samengestelde gebeurtenis in?

A

Een samengestelde gebeurtenis bestaat uit meerdere elementaire gebeurtenissen en beschrijft een verzameling van mogelijke uitkomsten. In feite is een samengestelde gebeurtenis een combinatie van verschillende elementaire gebeurtenissen die samen een specifiek resultaat vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Samenvatting van elementaire & samengestelde gebeurtenissen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is de speciale optel regel?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de complementregel?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn voorwaardelijke kansen?

A

Voorwaardelijke kansen beschrijven de kans op een gebeurtenis, gegeven dat een andere gebeurtenis al heeft plaatsgevonden. Het gaat hierbij om een situatie waarin je extra informatie hebt over het optreden van een bepaalde gebeurtenis, wat de kans op een andere gebeurtenis beïnvloedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is een marginale kans?

A

Marginale kansen (ook wel marginale waarschijnlijkheden genoemd) beschrijven de kans op het optreden van een enkele gebeurtenis, ongeacht wat er gebeurt met andere gebeurtenissen in een dataset of situatie. Het zijn de kansen die je krijgt door alle andere mogelijke gebeurtenissen buiten beschouwing te laten en je alleen te richten op één variabele.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Kansregels met voorwaardelijke kansen

A
30
Q

Onafhankelijkheid en de speciale product regel

A
31
Q

Onafhankelijke kansen onderscheid

A
32
Q

Wat verstaan we onder de populatie?

A

Verzameling personen of objecten waarop onderzoek betrekking heeft.

33
Q

Wat verstaan we onder de steekproef?

A

Niet de gehele populatie wordt onderzocht maar een beperkt aantal personen of objecten.

34
Q

Wat verstaan we onder representatief

A
35
Q

Wat is een variabele?

A
36
Q

Welke 4 soorten variabelen zijn er?

A
37
Q

Wat zijn kwalitatief variabelen?

A
38
Q

Wat zijn kwantitatieve variabelen?

A
39
Q

Wat zijn de aandachtspunten bij een grafiek?

A
40
Q

Wat zijn discrete kansvariabelen?

A

Bij een discrete variabele is in principe sprake van een beperkt aantal verschillende uitkomsten. Het aantal ogen dat je gooit met een dobbelsteen kan alleen maar 1, 2, 3, 4, 5 of 6 zijn. En het aantal geslaagden onder twintig examenkandidaten zal een geheel getal tussen 0 en 20 moeten zijn.

41
Q

Kansfunctie van de discrete

A
42
Q

Wat is de verwachtingswaarde van de discrete stochast

A
43
Q

Wat is de variantie van de stochast

A

De variantie van een discrete stochast geeft aan hoe ver de waarden van de stochast gemiddeld afwijken van de verwachtingswaarde. Het meet de spreiding of variabiliteit van de mogelijke uitkomsten van de stochast.

44
Q

Wat is de standaardafwijking van de stochast

A
45
Q

VOORBEELD DISCRETE KANSVARIABELEN

A
46
Q

Wat is de product regel bij onafhankelijke kansen

A
47
Q

Wat is de product regel bij afhankelijke kansen

A
48
Q

Wat betekend een k met een streepje eronder? (Zie foto)

A
49
Q

Wat zijn continue kansvariabelen?

A

Bij een continue variabele zijn er in principe oneindig veel mogelijke uit-
komsten. Voorbeelden zijn lengte, gewicht of tijdsduur. Bij het werken met continue variabelen is het aantal denkbare uitkomsten van de variabelen theoretisch gezien - onbeperkt. Een gewicht van een voorwerp zou 6,4527… kilogram kunnen zijn.

En je zou net zo veel cijfers achter de komma kunnen
kiezen als je wilt. Dus lijstjes maken van alle denkbare uitkomsten is lastig. Bij toepassingen met continue variabelen werkt men meestal met intervallen. Dan worden vragen besproken zoals: hoe groot is de kans dat de wacht-

50
Q

Waar staat dit teken voor in de statistiek: π

A

De succeskans

Hierin tegen,

Als iets niet gebeurt noemen wij dit de pechkans

51
Q

Definitie van de steekproef

A

Populatie, Hoe vaak, Omvang, Variabelen en garanderen aselecte trekking.

52
Q

Wat is bepalend voor de steekproefomvang?

A

benodigde nauwkeurigheid/foutmarge en betrouwbaarheid

53
Q

Leg uit: Nauwkeurigheid / foutmarge

A

Maximale afwijking in het antwoord

54
Q

Leg uit: Betrouwbaarheid

A

Mate van zekerheid dat het antwoord voldoet aan de opgegeven nauwkeurigheid/foutmarge

55
Q

Wat verstaan we onder: Populatie

A

Verzameling personen of objecten waarop je onderzoek betrekking heeft

56
Q

Wat verstaan we onder: Steekproef

A

Niet de gehele populatie wordt onderzocht maar ene beperkt aantal persoenen of objecten

57
Q

Wat verstaan we onder: Representatief

A

De samenstelling van de steekproef komt overeen met de samenstelling van de populatie

58
Q

Wat verstaan we onder: Aselect

A

Ieder element van de populatie moet dezelfde kans hebben in de steekproef te komen

59
Q

Steekproefgrootheden

A
60
Q

Schatten van het gemiddelde (Zie foto)

A
61
Q

Notaties normale verdeling en binominale verdeling

A
62
Q

Schatten

A
63
Q

Betrouwbaarheidsinterval

A
64
Q

Bepalen betrouwbaarheidsinterval

A
65
Q

Bepalen steekproefomvang

A
66
Q

Schatten van een fractie

A
67
Q

Voorbeeld van schatten van een fractie

A
68
Q

Steekproefomvang bij schatten van een fractie

A
69
Q

Wat meet je bij de variantie?

A
70
Q

Wat meet je bij de standaarddeviatie?

A
71
Q
A