Spierfysiologie 8-7-23 Flashcards
Uitzondering skeletspier bij orgaan
- Externe sluitspier bij blaas
- Externe anala sfincter
typen connective tissue types van buiten naar binnen in skelspieren
Epimysium
Perimysium
Endomysium
Wat zijn alle onderdelen in het Sacromeer
Vul afbeelding in
actine
mysoine
tintine
Z-disc
H-zone
I-band
A-band
M-line
Aanhechting spier en bot
Pees (tendon)
1 sacromeer loopt van
1 z-disk tot de volgende
Neuromusculaire overdracht
- AP arrives
- Release ACh
- Binding ACh met receptoren > increase membraan potentiaal
- AP over membraan (Ca2+ afhankelijk)
- Terug naar rustmembraan
Slappe spieren kunnen ontstaan door
- niet voldoende werkende ACh receptoren
> curare gifstof - niet voldoende ACh release
> botuline gifstof
Spieractiepotentiaal
-90 mV rust
geen hyperpolarisatie
Functie T-tubuli
spier-actiepotentiaal dringt binnen > trigger voor massale uitstroom Ca2+ uit SR
> initieert kruisbrugcyclus
Calium-induced calcium release kanalen en receptoren
Skeletspier:
Ca2+ kanaal: Cav1.1
Ca release channel: RyR1
hart:
Ca2+ kanaal: Cav1.2
Ca release channel: RyR2
Kruisbrugcyclus
- [Ca 2+ ] in sarcoplasma stijgt
- Ca 2+ bindt aan troponine
- Tropomyosine verlaat bindingsplaats voor myosine
- Myosinekop bindt aan actine
- ADP en Pi splitsen af; kop maakt arbeidsslag
- ATP hecht aan myosinekop; kop laat actine los
- Splitsing ATP; myosinekop strekt
- Ondertussen wordt Ca2+ teruggepompt in het SR
stoppen kruisbrugcyclus
- Ca2+ concentratie daalt
- ATP op is
Begin contractie
- ACh release
- AP bij T tubules
- SR releases Ca2+
- Active site exposure > cross bridge
- contraction
Einde contractie
- ACh degradatie
- SR recaptures Ca2+
- Active site covered, no cross bridge
- contractie stopt
De optimale spierlengte voor krachtontwikkeling wordt bepaald door
mate van overlap van actine en myosine
twitch
1 enkele contractie
Soorten skeletspier
Rood
- langzaam
- niet snel vermoeid
- vele mitochondrien, goed doorbloed
- weinig glycogeen
- vele myoglobine (kleur)
Wit
- snel
- dik
- weinig mitochondrien
- veel glycogeen
- weinig myoglobine
energiehuishouding
- creatinefosfaat (weinig)
- glycogeen (veel)
matige inspanning: glysoclyse, aeroob, efficient
zware inspanning: glycolyse, anaeroob, inefficient, lactaat vorming, verzuring
intracellerulaire communicatie
gap junctions
- tussen hartcellen
- soms tussen gladde spiercellen
- soms tussen neuronen (zeldzaam)
- snelle geleiding
- geleiding in twee richtingen
synapsen
- tussen neuronen
- tussen neuron en spier
- tussen neuron en klier
- relatief trage geleiding
- geleiding in één richting
Hartspier vs skeletspier (gesproken uit hart)
- Ca 2+ activeert in beide via: Ca2+ aan troponine → tropomyosine opzij → myosine aan actine
- Ca 2+ tijdens hartspiercontractie deels uit extra-cellulaire ruimte > via L-type Ca2+ -kanalen in de celmembraan
- Sarcoplasmatisch reticulum minder uitgebreid
- Contractie na één prikkel duurt langer
- Actiepotentiaal duurt óók
veel langer - dus geen tetanische
contractie mogelijk
Contractie gladspierweefsel
- chemische of elektrische prikkeling
- stijging Ca2+ -concentratie (Ca2+ -kanalen in celmembraan, release uit SR)
- binding van Ca 2+ aan calmoduline
- Ca2+ -calmodulinecomplex activeert het enzym ‘myosin light chain kinase’ (MLCK)
- activatie van myosine door fosforylering
- vorming van kruisbrug tussen actine en myosine
- beëindiging van de contractie door het enzym ‘myosin light chain phosphatase’ (MLCP)
Gladde spieren zijn energiezuinig
myosine blijft aan actine vastzitten zolang er geen activatie van MLCP optreedt
Twee hoofdgroepen gladde spieren
unitaire (‘single-unit’) gladde spiercellen
− gekoppeld via gap junctions
− opereren als één geheel
− locatie: maag, darm, urineblaas, baarmoeder, …
multipele (‘multi-unit’) gladde spiercellen
− georganiseerd in groepen (≈ ‘motor units’)
− locatie: iris (oog), zaadleider, haarwortel,
H zone
de ruimte tussen actine
I band
de ruimte tussen myosine heeft z-disk ering
A band
de lengte van myosine beide kanten op