Spierfysiologie 8-7-23 Flashcards

1
Q

Uitzondering skeletspier bij orgaan

A
  • Externe sluitspier bij blaas
  • Externe anala sfincter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

typen connective tissue types van buiten naar binnen in skelspieren

A

Epimysium
Perimysium
Endomysium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn alle onderdelen in het Sacromeer

A

Vul afbeelding in
actine
mysoine
tintine
Z-disc
H-zone
I-band
A-band
M-line

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Aanhechting spier en bot

A

Pees (tendon)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

1 sacromeer loopt van

A

1 z-disk tot de volgende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Neuromusculaire overdracht

A
  1. AP arrives
  2. Release ACh
  3. Binding ACh met receptoren > increase membraan potentiaal
  4. AP over membraan (Ca2+ afhankelijk)
  5. Terug naar rustmembraan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Slappe spieren kunnen ontstaan door

A
  • niet voldoende werkende ACh receptoren
    > curare gifstof
  • niet voldoende ACh release
    > botuline gifstof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Spieractiepotentiaal

A

-90 mV rust
geen hyperpolarisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Functie T-tubuli

A

spier-actiepotentiaal dringt binnen > trigger voor massale uitstroom Ca2+ uit SR
> initieert kruisbrugcyclus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Calium-induced calcium release kanalen en receptoren

A

Skeletspier:
Ca2+ kanaal: Cav1.1
Ca release channel: RyR1

hart:
Ca2+ kanaal: Cav1.2
Ca release channel: RyR2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kruisbrugcyclus

A
  1. [Ca 2+ ] in sarcoplasma stijgt
  2. Ca 2+ bindt aan troponine
  3. Tropomyosine verlaat bindingsplaats voor myosine
  4. Myosinekop bindt aan actine
  5. ADP en Pi splitsen af; kop maakt arbeidsslag
  6. ATP hecht aan myosinekop; kop laat actine los
  7. Splitsing ATP; myosinekop strekt
  8. Ondertussen wordt Ca2+ teruggepompt in het SR
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

stoppen kruisbrugcyclus

A
  • Ca2+ concentratie daalt
  • ATP op is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Begin contractie

A
  1. ACh release
  2. AP bij T tubules
  3. SR releases Ca2+
  4. Active site exposure > cross bridge
  5. contraction
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Einde contractie

A
  1. ACh degradatie
  2. SR recaptures Ca2+
  3. Active site covered, no cross bridge
  4. contractie stopt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De optimale spierlengte voor krachtontwikkeling wordt bepaald door

A

mate van overlap van actine en myosine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

twitch

A

1 enkele contractie

17
Q

Soorten skeletspier

A

Rood
- langzaam
- niet snel vermoeid
- vele mitochondrien, goed doorbloed
- weinig glycogeen
- vele myoglobine (kleur)

Wit
- snel
- dik
- weinig mitochondrien
- veel glycogeen
- weinig myoglobine

18
Q

energiehuishouding

A
  • creatinefosfaat (weinig)
  • glycogeen (veel)

matige inspanning: glysoclyse, aeroob, efficient

zware inspanning: glycolyse, anaeroob, inefficient, lactaat vorming, verzuring

19
Q

intracellerulaire communicatie

A

gap junctions
- tussen hartcellen
- soms tussen gladde spiercellen
- soms tussen neuronen (zeldzaam)
- snelle geleiding
- geleiding in twee richtingen

synapsen
- tussen neuronen
- tussen neuron en spier
- tussen neuron en klier
- relatief trage geleiding
- geleiding in één richting

20
Q

Hartspier vs skeletspier (gesproken uit hart)

A
  • Ca 2+ activeert in beide via: Ca2+ aan troponine → tropomyosine opzij → myosine aan actine
  • Ca 2+ tijdens hartspiercontractie deels uit extra-cellulaire ruimte > via L-type Ca2+ -kanalen in de celmembraan
  • Sarcoplasmatisch reticulum minder uitgebreid
  • Contractie na één prikkel duurt langer
  • Actiepotentiaal duurt óók
    veel langer
  • dus geen tetanische
    contractie mogelijk
21
Q

Contractie gladspierweefsel

A
  1. chemische of elektrische prikkeling
  2. stijging Ca2+ -concentratie (Ca2+ -kanalen in celmembraan, release uit SR)
  3. binding van Ca 2+ aan calmoduline
  4. Ca2+ -calmodulinecomplex activeert het enzym ‘myosin light chain kinase’ (MLCK)
  5. activatie van myosine door fosforylering
  6. vorming van kruisbrug tussen actine en myosine
  7. beëindiging van de contractie door het enzym ‘myosin light chain phosphatase’ (MLCP)
22
Q

Gladde spieren zijn energiezuinig

A

myosine blijft aan actine vastzitten zolang er geen activatie van MLCP optreedt

23
Q

Twee hoofdgroepen gladde spieren

A

unitaire (‘single-unit’) gladde spiercellen
− gekoppeld via gap junctions
− opereren als één geheel
− locatie: maag, darm, urineblaas, baarmoeder, …

multipele (‘multi-unit’) gladde spiercellen
− georganiseerd in groepen (≈ ‘motor units’)
− locatie: iris (oog), zaadleider, haarwortel,

24
Q

H zone

A

de ruimte tussen actine

25
Q

I band

A

de ruimte tussen myosine heeft z-disk ering

26
Q

A band

A

de lengte van myosine beide kanten op

27
Q
A
27
Q
A