Neuro 5-7-23 Flashcards

1
Q

Wat is de organisatie van het zenuwstelsel

A

Centraal vs peripheral

Peripheral > sensory & Motor

Motor > Somatic & Autonomic

Autonomic > Sympatisch & parasympatisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

neuronen

A

Ontvangen info, coderen/integreren info, doorgeven aan andere cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Glia cellen

A
  • Astrocyten
  • Microglia
  • Oligodendrocyten
  • ependymal cells
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Astrocyten

A
  • Exchange between neuron and cappilaries
  • Guide migration of young neurons & formation sysnaps
  • Control chemical environment (thorugh gap junctions)
  • Leveren energie aan neuronen glucose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Microglia

A
  • Monitor neurons health
  • Can transform to phagocytize micro-organisms or debris
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ependymal cells

A
  • line central cavities of brain & spinal cord
  • permeabele scheiding tussen cerebrospinal fluid en fluid rond CNS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Oligodendrocytes

A
  • Produce myelin sheet
    > voortgeleiding AP
    In CNS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Schwann cellen

A

in perifere NS
maakr myeline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Energie voor neuronen

A

direct pathway: 30 ATP
Glucose > GLUT1 > GLUT3 > glucose > pyruvaat > Co2 + H2O (zonder astrocyte!!)

Door astrocyten
indirect pathway: 28 ATP:
glucose > GLUT1 > (astrocyte > of glycogeen of pyruvaat > lactaat> MCT1) > MCT2 > lactaat > pyruvaat > Co2 + H2O

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Astrocyten neurotransmitter cyclus

A

Glutamine!! afbeelding goodnotes
Presynaptisch:
opname glutamaat via EAAT3
Astrocyten:
Opname glutamaat via EAAT1 en EAAT2
Glutamaat > Glutamine
Glutamine afgegeven en opgenomen door presynaptische terminal

glutamaat kan omgezet worden door glutamaat decarboxylase tot GABA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Astrocyten regelen Kalium concentratie

A

Afbeelding

natrium/kalium pomp
Na/K/Cl cotransport
Kalium kanalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Astrocyten activeren leidt tot

A

beter geheurgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Transport in Neuronen

A

Anterograde movement:
transport blaasjes en mitochondrien over axon naar synaps met kinesin
Retrograde movement:
vesicles naar cellichaam door MAP-1c (dynein)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Postsynaptic density

A

PSD
receptoren en eiwitten die receptor functie regelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

IPSP

A

Inhibitory postsynaptic potential
K+ kanaal open

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

EPSP

A

Excitatory postsynaptic potential
Na+ kanaal open

17
Q

Spatiele summatie

A

1 signaal op meerdere neuronen
gevolg: veel signaal in 1 keer > sterk AP

18
Q

Temporele summatie

A

meerdere signaal op 1 neuron > lang AP die steeds beetje sterker wordt

19
Q

Verloop AP in dendriet afhankelijk van

A
  • Lengte en diameter
  • Spanningsafhankelijke ionkanalen
20
Q

Voorbeelden neurotransmitters

A

Acetylcholine
Serotonine
Glutamaat
GABA
Dopamine
Noradrenaline

21
Q

Functie neurotransmitters

A
  • Binden aan receptoren
  • Activeren receptoren / openen kanalen die onderdeel zijn van receptoren
  • Ionen kunnen cel in / uitstromen
  • Cel wordt meer negatief / minder negatief
  • Wekken actiepotentialen op
22
Q

Chemische synapsen

A
  1. neurotransmitters in vesicles
  2. AP arrives
  3. Voltage-gated Ca2+ open > Ca2+ naar binnen
  4. fusion vesicles met presynaptic membrane
  5. transmitter vrij in synaptic cleft & bind specific
  6. bound receptors activate postsynaptic cell
  7. neurotransmitter breaks down
23
Q

Glutamerge transmissie

A

Alleen AMPA:
bij relatief negatief > depolarisatie, Mg2+ blockt NMDA

AMPA & NMDA:
relatief positiever > Mg2+ detaches > Ca2+ concentratie omhoog

AMPA receptoren betrokken
bij basale synaptische
transmissie

NMDA receptoren niet
betrokken bij basale
synaptische transmissie

24
Q

GABA-erge transmissie

A

zorgt voor IPSP

25
Q

Synaptische vesicle scycle

A
  1. Neurotransmitter uptake
  2. Reserve pool
  3. Docking
  4. Priming
  5. Fusion
  6. Endocytosis
  7. Recycling
  8. Early endosome (back to 1)`
26
Q

Activering NMDA receptor leidt ook tot

A

toename aantal AMPA receptoren

27
Q

Tetanus effect o synaps

A

inhibeert ACh release

groep cellen is gevoeliger geworden > groter respons

28
Q

Activering AMPA receptoren zorgt voor

A

toename communicatie tussen hersencellen

29
Q

Acetylcholine in parasympatisch systeem

A

in rust

ganglion:
preganglion fiber > ACh > axon > M receptor op target cell

30
Q

Acetylcholine in sympatisch systeem

A

actief

ganglion:
preganglion fiber > ACh > postg fiber > Norepinephrine

Adrenal medulla:
preg fiber > ACh > chromaffin cell > muscle > epinephine

31
Q

Receptoren en ACh

A

sympatisch:
Ach ~ Nicotinic receptor > norepinephrine ~ Adrenerig receptors

parasympatisch:
ACh ~ nicotonic receptor > Ach ~ Muscarinic receptor