Endocrinologie Stanley (4-4-2022) Flashcards

1
Q

Categoriën endocrine ziekten

A
  1. Overproductie van hormonen
  2. onderproductie hormonen
  3. Veranderde weefselreactie op hormonen
  4. Effect van tumoren op klieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Energie in door:

A
  • Koolhydraten
  • Vetten
  • Eiwitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Energie uit:

A
  • Mechanisch werk
  • Synthese nieuwe moleculen
  • Membraan transport
  • Signalering
  • Warmte productie
  • Detoxificatie en degradatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Koolhydraat stofwisseling

A
  • Koolhydraat > glucose
  • Glucose > Glycogeen (in lever)
  • Glucose naar Extra-cellulair fluid > organen
    > Hersencellen en rode bloedcellen kunnen niks
    met vetten (geen mitochondrien) dus afhankelijk
    van glycolyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

2 functies pancreas

A

Exocriene klier:
- Ancinuscellen scheiden spijsverteringsenzymen uit

Endocriene klier:
- Eiland van langerhanscellen produceren hormonen die de glucose concentratie in bloed reguleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Soorten cellen in eilandjes van Langerhans

A
  • α cellen: glucagon
  • β cellen: insuline
  • δ cellen: somtostatine
  • F cellen: pancreas polypeptide
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Communicatie van Eilandjes van Langerhans

A
  • Humorale communicatie via bloed
  • Cell-cell communicatie
  • Neurale communicatie door innervatie sympatisch en parasympatisch zenuwstelsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Synthese insuline

A
In de β cellen
- Transcriptie
- Translatie
- bewerking ER
- Converting enzymes in Golgi (bewerking)
- 2 knippen: 
      > C-peptide
      > Insuline (dipeptide)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In spier en vetweefsel wordt transporter …. naar …. geleid

A

GLUT4 naar storage vesicles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Figuur 13-59 actief Insuline receptor zorgt voor…

A
  1. Intracellulair signaal
  2. veroorzaakt transport van glucose receptoren naar het membraan in spier of vet cellen
  3. Opname van glucose gaat veel sneller
    > Dus insuline verhoogd Vmax van glucose opname
    in spier en vetweefsel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Michaelis Menten

A

V = Vmax * [S] / ( [S] + Km)

Km = ( Kcat + k-1) / k1 (=affinity constante)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Second messenger systemen:

A
  1. Cyclic AMP
  2. PIP2-calcium
    (3. cGMP)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Cyclic AMP signaling mechanism

A
  1. Hormoon bindt aan receptor (first messenger)
  2. Receptor activeert G eiwit
  3. G eiwit activeert / inhibeert enzym Adenylate cyclase
  4. Adenylate cyclase zet ATP om tot cAMP (second messenger)
  5. cAMP activeert kinases die andere eiwitten fosforyleert
    > gefosforyleerde eiwitten geactiveerd /
    geinhibeerd
  6. cAMP gedegradeerd door enzym phosphodiesterase

> deze cascade heeft een grote ampification effect
- water oplosbare hormonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

PIP2-calcium signaling mechanism

A
  1. Hormoon bindt aan receptor (first messenger)
  2. Receptor activeert G eiwit
  3. G eiwit activeert enzym phospholipase C
  4. Geactiveerde phospholipase C splits membraan eiwit PIP2 in twee second messengers
    > Diacylglycerol (DAG) activeert protein kinases
    > Inositol triphosphate (IP3) veroorzaakt Ca2+ excretie van intracellulaire storage sites
  • Ca2+ werkt als een second messenger
    1. Ca2+ verandert het enzym activiteit van kanalen of bindt aan regulatory eiwitten calmodulin
    2. activeert enzymen that amplify cellular responses
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

cGMP signaling mechanism

A
  • selectief voor hormonen (geen uitleg over werking)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Tyrosine Kinase signaling mechanism

A

(insuline)

  1. Insuline bindt en fosforyleert receptor
  2. Docking sites provided voor relay proteins
17
Q

Mechanisme uitscheiding insuline vd cel

A
  • Verhoogde bloedglucosegehalte
    1. Gluse opname in cel via GLUT2
    2. gylcolyse
    3. Depolarisatie
    4. Openen Ca2+ kanalen
    5. Excretie insuline
  • CCK (cholecystokinine) stimulatie
    > second messenger systeem
18
Q

Insuline signaal transductie systeem

A

Insuline bindt aan receptor

  • Glucose opslag en glycolyse
  • Eiwitsynthese
  • Triglyceride synthese
  • Genexpressie
19
Q

Effect van insuline op Levercel

A
  • Glycogeen synthese
  • Glycolyse en glucose oxidatie
  • Synthese en opslag vet
  • Eiwitsynthese en remt eiwit degradatie
20
Q

Effect van insuline op Spiercel

A
  • Glucose opname door Glut4
  • Glycogeensynthese
  • Glycolyse en koolhydraatoxidatie van vet
  • Eiwitsynthese en remt eiwit degradatie
21
Q

Effect van insuline op Vetcel

A
  • Glucose opname door Glut4
  • Glycolyse en vorming van α-glycerolfosfaat en vetzuren
  • vorming triglyceriden
  • Lipoprotein lipase
22
Q

Effect van glucagon op de Levercel

A
  • glycogeen afbraak
  • gluconeogenese uit aminozuren en lactaat
  • vetzuuroxidatie
23
Q

Glucogon

A

antagonist van insuline

24
Q

Glycogeen voorraad

A

Op na 2 dagen

25
Q

hypoglycemie

A

Te laag bloedglucosegehalte

26
Q

Respons op hypoglycemie

A
Laag glucose
1. alpha cellen produceren glucagon
    > in de lever: glycogenolysis, gluconeogenesis en 
       ketonen
    > glucose stijgt 
2. Beta cellen remmen productie insuline
27
Q

Onderzoek diabetes

A
  • Veel op honden

> alvleesklier weggehaald en behandeld met serum

28
Q

Nobel prijs voor fysiologie of geneeskunde

A
1923
Banting
McLeod
 > meegewerkt:
      - Best
      - Collip
29
Q

Hyperglecemie

A

Te hoge glucosegehalte

30
Q

Diabetes type 2

A

De insuline receptor is minder gevoelig door Glycosphingolipide accumulatie

31
Q

Mechanisme insuline uitscheiding bij diabetes type 2

A
  • Beta cellen maken insuline aan maar reageren niet normaal op glucose
  • weefsels zijn minder gevoelig voor insuline
  • Sulfonylureum bindt aan K+ kanaal > verhoogde insuline secretie