Spieren Flashcards
1
Q
Pees
A
- overgang tussen spier en botweefsel
-niet goed doorbloed - super sterk
2
Q
Spier
A
- bestaat uit meerdere fasciculus (spierbundels)
3
Q
Spierbundel
A
- Fasciculus
- bestaat uit meerdere spiervezels ( cel )
4
Q
Spiervezel
A
- spiercel
- bestaat uit myofibrillen
5
Q
Epimysium
A
Beschermlaagje om de gehele spier
6
Q
Perimysium
A
Beschermlaagje om de spierbundel
7
Q
Endomysium
A
Beschermlaagje om de spiervezel
8
Q
Myofybril
A
Bestaat uit meerdere sarcomeren
9
Q
Sarcoplasmatiscg reticulum
A
Hier wordt calcium opgeslagen
Is nodig voor de contractie
10
Q
Sarcomeer
A
- kleinste contractie eenheid
- bestaat uit eiwitstructuren
11
Q
Actine
A
Dun filament
12
Q
Myosine
A
Dikke filament
-myosine kopjes binden aan actine
13
Q
Tropomyosine
A
Liggen om de actinefilamente heen
14
Q
Neuron
A
Een zenuwcel
Geven informatie door in het lichaam
15
Q
Communicatie tussen spier en neuron
A
1 dendriet ontvangt informatie
2 axonheuvel bepaald of prikkel sterk genoeg is
3 axon geeft informatie door
— aan het uiteinden zitten synapsknopjes waar neurotransmitters in zitten
Neurotransmitters zijn communicatiestofjes
