Spanish 136-150 Flashcards
1
Q
het wild zwijn, het everzwijn
A
el jabalí
2
Q
jagen op, vangen
A
cazar
3
Q
het jachtgeweer
A
la escopeta
4
Q
gefluit, gepiep
A
pitido
5
Q
de kogel
A
la bala
6
Q
waarnemen, doorhebben
A
percibir
7
Q
de botsplinters
A
las esquirlas óseas
8
Q
toedienen, besturen
A
administrar
9
Q
doodbloeden
A
desangrar
10
Q
de sedatie
A
la sedación
11
Q
uitsluiten
A
descartar
12
Q
de overdracht
A
la cesión
13
Q
vallen, onderuitgaan, op zijn bek gaan
A
frustrarse
14
Q
de goede zet, het goede antwoord, de bekwaamheid
A
el acierto
15
Q
lastig vallen, verpesten, neuken
A
joder