socialisme Flashcards

1
Q

waarop is socialisme gebaseerd?

A

gebaseerd op gelijkheid, sociale rechtvaardigheid en solidariteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de kerngedachte v.h. socialisme?

A

staat heeft de hoogste beslissingsbevoegdheid over de verdeling v.d m8 en de goederen

===> dus: een sterke staat/overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is gevolg van een sterke staat?

A

De staat grijpt sterk in om sociale en maatschappelijke problemen op te lossen <=> liberalisme(vrijemarkt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wie was Karl Marx?

A

grondlegger van marxisme

  • –> extreme vorm v. socialisme =communisme
  • leefde in de 19e eeuw
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe is de burgerij de heersende macht geworden?

A

Door de industriële revolutie was de burgerij nu de heersende macht (i.p.v. de adel)
<==> proletariaat= arme fabrieksarbeiders die worden uitgebuit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe verschilt Karl Marx met de socialistische partijen

A

Karl Marx: ijverde voor een revolutie die totale vrijheid en gelijkheid moest realiseren
<==>
socialistische partijen die via de politiek (parlementaire) weg wilden handelen door bvb. te ijveren voor algemeen stemrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe was de situatie in BE eind 19e?

A
3 zuilen: 
-socialisten
-liberalen
-katholieken
taalspanningen tussen Nederlandstaligen en Franstaligen die nemen verder toe in de 20e eeuw.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly