sociale psychologie Flashcards
twee redenen van conformisme
- mensen willen juist zijn, maar niet altijd zeker van antwoord–> terugvallen op anderen, de groep of experten
- graag tot een groep willen behoren; conformeren om aanvaard te worden
voorwaarden van deïndividuatie
- anonimiteit
- verhoogde opwinding
- verminderde individuele verantwoordelijkheid
4 invloeden om een al dan niet positieve eerste indruk van iemand te hebben
*gelaat:
+= hoge wenkbrauwen, ronde kaken en kin, grote ronde ogen, gladde huid–>vriendelijk,hartelijk,eerlijk,(onderdanig)
-: lage wenkbrauwen, hoekige kin, kleine ogen, rimpels-> competent,dominante indruk
- stem: on-of aangenaam,dialect of niet –> beeld van hoe iemand er uit ziet obv horen stem
- mooi uiterlijk –> emotioneel stabiel,intelligent,moreel hoogstaand
- gelijkenis/verschil met onszelf–> kledij/make-up zelfde –> zelfde overtuigingen en attitudes aan toedichten
eerste indrukken van een persoon koppelen aan
ervaringen,kennis die we in ons geheugen meedragen over hoe mensen zijn=impliciete persoonlijkheidstheorie
A) samengesteld uit : directe ervaring (ervaringsbeeld)
B)lerend observeren( ervaringen van anderen waarmee contact hebben)
impliciete persoonlijkheidstheorieën bevatten fouten; oorzaken(5)
- persoonlijke leergeschiedenis
- ongefundeerde functionele associaties
- wat in een korte ontmoeting als kenmerk opvalt–> veralgemenen tot stabiele trek
- neiging alle leden van een groep over 1 kam scheren
- impliciete kennis=dynamisch; beïnvloed door wat we op bepaald moment voelen,recent meemaakten: beschikbaarheidsheuristiek: geneigd waarschijnlijkheid van een gebeurtenis afleiden uit gemak waarmee we info erover uit geheugen kunnen oproepen
eerste indruk grote impact: redenen(3)
- intensiever omgaan met mensen die je leuk vind–> kans verkleint dat - indruk gecorrigeerd wordt
- neiging waarde te hechten aan wat onze overtuigingen bevestigd,dan aan wat ze kan corrigeren=confirmatieneiging
- zichzelf-vervullende voorspelling: verwachting–> gedrag–> wat gebeurt/waarneming
de drie dimensies van stereotypen
- cognitie: negatieve percepties (bv.’ die zijn dom’)
- emotionele component: vijandige gevoelens(bv.’ ik wil die niet graag in mijn buurt)
- gedragscomponent:handelingen die ander achterstellen/discrimineren
drie verklaringen voor vooroordelen
- concurrent voor sommige goederen(land,werk,rijkdom,eer)
- theorie van sociale identiteit: op zoek naar kenmerken waarop eigen groep goed scoort; onszelf begrijpen en evalueren vanuit kijken naar groepen waartoe we behoren
- mensen binnen zelfde groep meer contact met elkaar+elkaars vooroordelen bevestigen
hoe sterker zijn dan vooroodelen?
- bewust van heterogeniteit in elke groep
- in contact komen met andere groepen
- samen taakgericht aan iets werken(bv. samen speelplaats van school heraanleggen)
fouten attributies(4)
*beschikbaarheidsheuristiek
A)eerste verklaring(van gedrag) die bij ons opkomt gebruiken - effect valse consensus; neiging te denken dat andere dezelfde opnie,kenmerken,gedragingen heeft als onszelf
B)opvallend kenmerk als oorzaak van gedrag zien
*representativiteitsheuristiek: homogeniteit in een groep overschatten
*actor-observatordiscrepantie: gedrag van anderen toeschrijven aan persoonskenmerken,eigen gedrag aan situatiekenmerken
*zelfdienende attributies: eigen successen toeschrijven aan stabiele persoonlijkheidskenmerken ipv externe situatiegebonden oorzaken