Leerprocessen Flashcards

1
Q

Wat kan meebepalen ofdat een stimulus geconditioneerd kan worden?

A
  • biologische aanleg

* kort opeen aanbieden van de OS en de CS( niet altijd nodig)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe kan gedrag aangeleerd via de klassieke conditionering afleren?

A

extinctie: respons uitdoven door de neutrale stimulus een aantal keer aan te bieden zonder daarbij de OS aan te bieden
(bv. wanneer je elke keer een mooie jurk aandoet om te feesten; de jurk ook een aantal keren aandoen om te studeren waardoor de associatie met feesten wordt verzwakt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat speelt er bij een klassieke conditionering nog mee buiten de stimulus en respons?

A

innerlijke voorstellingen van wat zal volgen

bv. lampje–> zal rust brengen/bel–> er zal eten komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef de 4 soorten operante conditionering

A
  • positieve bekrachtiging (iets positiefs toevoegen)
  • positieve straf ( iets negatief toevoegen)
  • negatieve bekrachtiging ( iets negatiefs weghalen)
  • negatieve straf ( iets aangenaam wegnemen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe zorg je ervoor dat aangeleerd gedrag via operante conditionering permanent aangeleerd blijft?

A

Wanneer het gedrag aangeleerd is kan er via een bekrachtigingsschema volgens een bepaald principe slechts af en toe bekrachtigen (=partiële bekrachtiging)

  • schema waarbij na een aantal keren van optreden het gewenste gedrag wordt bekrachtigd = vast proportioneel schema
  • schema waarbij na bepaalde tijd een bekrachtiging wordt gegeven= intervalschema
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

cognitieve representatie=

A

voorstellingen maken van wat effect van gedrag kan zijn–> gedrag stellen omdat beloning verwacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

observerend leren, modelleren

A

door iemand(=model) te observeren die bepaalde handelingen stelt –>leren om zelf die handeling uit te voeren (handelen; imitatie of uitbreiding vaardigheden waar we slechts baseren op wat we zien van anderen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Inzichtelijk leren via een Gestalt: Köhler 2 experimenten

A
  • stokprobleem: twee stokken ineen schuiven
  • doosprobleem: dozen stapelen
    aap kan slechts stuk fruit bemachtigen als hij inventief is
    eerst trial and error, dan pogingen staken maar nadenken–> tot inzicht komen(=waarnemen van het geheel,van de Gestalt, de situatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly