Snel Hoofdstuk 6 Gedrag bij kruispunten, voorrang en voor laten gaan Flashcards

1
Q

Wanneer mag je wel een kruispunt oprijden?

A

Als je op een voorrangsweg rijdt en moet afslaan. Sorteer wel zo veel mogelijk voor zodat de rest er langs kan. In allerlei andere gevallen mag je pas een kruispunt oprijden als je er meteen weer af kan rijden. Check of er fietsers oversteken, voetgangers. Kijk of je gelegenheidsvoorrang krijgt etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Voorrangsregels gelijkwaardig kruispunt (alleen verharde of alleen onverharde wegen)

A

Bestuurders moeten voorang verlenen aan bestuurders van rechts
Bestuurders geven voorrang aan tramps, ongeacht de richting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Blijft een gelijkwaardig kruispunt een gelijkwaardig kruispunt met drempels?

A

ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het gevaar van een gelijkwaardige t-kruising?

A

Het verkeer op de doorgaande weg denkt vaak dat het voorrang heeft.
Als iemand van rechts komt hebben ze voorrang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekent het bord met de haaientand voor jou?

A

Je moet voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg. Bij een stopbord moet je ook nog eens stoppen om te kijken, ook als degene voor je doorrijd.

VOETGANGERS HOEF JE NIET VOOR TE LATEN GAAN.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekent het bord spiegelei?

A

Je rijdt op een voorrangsweg. Je krijgt op alle kruisingen voorrang totdat het eindbord komt (strepen door het spiegelei).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar wordt het spiegelei bord geplaatst?

A

Binnen de bebouwde kom voor het kruispunt, buiten de bebouwde kom na het kruispunt. Het opheffingsbord staat altijd voor het kruispunt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De borden: je nadert een voorrangskruispunt. Wat betekenen die?

A

Je rijdt dan NIET op een voorrangsweg, maar je krijgt WEL voorrang. De voorrang op het volgende kruispunt is dan weer anders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

3 bijzondere ongelijkwaardige kruispunten:

A
  1. Een kruispunt met een afbuigende voorrangsweg. Jij hebt een haaientand en wilt op de voorrangsweg gaan rijden. Maar jij moet iedere bestuurder voorrang geven, ook die van de voorrangsweg willen afrijden.
  2. Een kruispunt van verharde en onverharde wegen. Er staan geen borden en geen tekens. Maar de bestuurders op de onverharde weg verlenen voorrang aan die op de verharde weg. Paarden die op een verharde weg ‘rijden’ of wanneer die aan de hand lopen krijgen ook voorrang als jij op een onverharde weg staat.
  3. Inrit/uitrit. Een wegaansluiting met een inrit- of uitritconstructie wordt weliswaar niet gezien als een kruispunt, maar je moet hier wel alle weggebruikers en voetgangers! voor laten gaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom kijk je ook naar rechts als je rechts af slaat? Links heb je gekeken en er komt geen verkeer aan.

A

Er kan een inhaler zijn aan de rechterkant. Deze rijdt op de ‘verkeerde’ weghelft. Deze heeft voorrang bij een gelijkwaardig kruispunt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bestuurders die afslaan, moeten …

A

rechtdoorgaand verkeer (dus ook voetgangers!) OP DEZELFDE WEG of een naastgelegen pad voor laten gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gaat voor? Linksaf slaan of rechtsaf slaan? Korte of grote bocht?

A

Rechtsaf gaat voor linksaf of kleine bocht gaat voor de grote bocht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Voor trams gelden 3 uitzonderingen:

A
  • De tram gaat voor als deze op een gelijkwaardig kruispunt van links/rechts komt
  • De tram gaat voor als die afslaat en jij gaat rechtdoor op dezelfde weg. Dit geldt ook als de tram van achteren nadert en voor je langs wilt afbuigen.
  • De tram gaat ook voor als deze de grootste bocht moet maken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer heeft een tram geen bijzondere rechten?

A

Geen voorrang ten op zichte van een voorrangsweg (als de tram deze nadert).
Geen voorrang op zebrapaden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke vlag geeft een uitvaartstoet aan?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de speciale voorrangsregels als het eerste voertuig van een militaire colonne / uitvaartstoet bij een kruispunt aankomt?

A

Geen speciale regels bij het eerste voertuig.

17
Q

Wat zijn de speciale voorrangsregels als een deel van de stoet van een militaire colonne / uitvaartstoet bij een kruispunt al over het kruispunt is geweest en jij wilt die doorkuisen?

A

Mag niet. Je mag een colonne of stoet niet doorkuisen.

18
Q

Wanneer mag je een militaire colonne of uitvaartstoet wel doorsnijden?

A
  • Je rijdt op een voorrangsweg en de stoet niet.

- Je mag (op de snelweg) tussen een stoet invoegen.

19
Q

Wat is het enige verschil in voorrang tussen een rouwstoet en een militaire colonne?

A

Bij een verkeerslicht. Als het bij jou groen is, en bij de stoet rood mag de COLONNE doorrijden, de rouwstoet niet.

20
Q

Wat is niet toegestaan om te doen bij het voorlaten van een voorrangsvoertuig (zoals ambulance)?

A

Je mag niet door rood rijden.