seasons Flashcards
1
Q
summer
A
de zomer
2
Q
spring
A
de lente
3
Q
winter
A
de winter
4
Q
autumn
A
de herfst
5
Q
season
A
het seizoen, jaargetijde
summer
de zomer
spring
de lente
winter
de winter
autumn
de herfst
season
het seizoen, jaargetijde