schooltaalwoorden deeek 2 Flashcards
1
Q
alternatief
A
andere mogelijkheid, anders en even geschikt
2
Q
het aspect
A
het onderdeel, de kant
3
Q
bevorderen
A
aanmoedigen, stimuleren
4
Q
het citaat
A
letterlijke uitspraak van iemand die door iemand anders aangehaald wordt
5
Q
confortonteren
A
tegenoverstellen, vergelijken
6
Q
de criticus
A
beoordelaar, keurder
7
Q
het detail
A
klein onderdeel, bijzonderheid
8
Q
divers
A
gevarieerd, verscheiden
9
Q
efficiënt
A
doeltreffend, gericht
10
Q
markeren
A
aanduiden, aangeven
11
Q
onderbouwen
A
van argument voorzien, staven
12
Q
de strategie
A
de aanpak, de werkwijze
13
Q
de trend
A
hype,
14
Q
het initiatief
A
aanzet, de eerste stap