schooltaalwoorden Flashcards
1
Q
Alternatief
A
De keus latend tussen twee zaken of mogelijkheden
2
Q
Aspect
A
Zeiden, kant van een zaak: de andere aspecten van die kwestie
3
Q
Bevorderen
A
vooruit helpen
In rang laten stijgen
4
Q
citaat
A
De letterlijke uitspraak
5
Q
Confronteren
A
Tegenover elkaar stellen
6
Q
Criticus
A
beoordelaar, iemand die kritiek uitoefent.
7
Q
detail
A
Klein onderdeel, bijzonderheid
8
Q
divers
A
Verschillend
9
Q
Efficiënt
A
Doelmatig
10
Q
Expliciet
A
Uitdrukkelijk, letterlijk zogezegd
11
Q
Initiatief
A
De eerste stap of aanzet
12
Q
Markeren
A
Aanduiden
13
Q
onderbouwen
A
Van argument voorzien
14
Q
strategie
A
Plan van handelen
15
Q
Trend
A
Mode