geschiedenis hdst 6 Flashcards

1
Q

Verdeeldheid op het Arabische schiereiland op religieus vlak

A

er was polytheïsme en elke stam had eigen goden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke economische activiteiten konden de Arabieren in de woestijn omgeving uitoefenen?

A

Veelteelt
Handel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom was er voor deze economische activiteiten een nomadische levenswijze nodig?

A

-de herders troken rond in de woestijn op zoek naar voedsel voor de kudden

-De transit handel verliep over grote afstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

transit handel uit de Arabische wereld voor de middeleeuwen

A

Arabische karavanen vervoerden specerijen en zijde uit Azië over een grote afstand en verkochten zijn Egypte en in het westen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Transit handel van vandaag

A

in de haven van Antwerpen worden grote hoeveelheden van onder meer staal, koffie, tabak en cocaïne en verder vervoerd over heel Europa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

verdeeldheid op het Arabische schiereiland op politieke vlak

A

Er waren veel stammen, elk met een eigen stamhoofd. Er was geen territoriale eenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat veranderde er in het begin van de middeleeuwen in de levenswijze van de Arabieren?

A

Sommige Arabieren werden sedentair en leefde in oasesteden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

juist of fout plus toelichting: Mohammed introduceerde Allah als een nieuwe oppergod voor de Arabische goden

A

Fout: Mohammed herkende maar één god (monotheïsme). Hij verbood de verering van de oude Arabische goden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

juist of fout plus toelichting: behalve Mohammed waren er nog meer Arabieren voorstander van het monotheïsme

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

juiste fout plus toelichting: de Ka’aba, het islamitische heiligdom in Mekka, was voor de religieuze vernieuwing van Mohammed een polytheïstisch heiligdom

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

juist of fout plus toelichting: prediken volstond om alle Arabieren te overtuigen van Mohammeds opvatting

A

fout: er was aanvankelijk veel weerstand. door oorlog te voeren werd de islam de dominante religie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

juist of fout plus toelichting: Mohammed werd uiteindelijke wereldlijke en religieuze leider in de mekka

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

juiste fout plus toelichting: 610, het jaar waarin Mohammed zijn eerste visioen kreeg, geldt als beginpunt van de islamitische jaarrekening

A

fout: het beginpunt is 622, het jaar waar Mohammed naar Medina vluchtte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

nomadische herders en handelaars

voor of na circa 600?

A

Voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

territoriale verdeeldheid

Voor of na circa 600

A

Voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

religieuze verdeeldheid

Voor of na circa 600

A

Voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Meer handel en sedentarisatie

Voor of na circa 600

A

Na

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Mohammed/islam

Voor of na circa 600

A

na

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

territoriale eenheid

Voor of na circa 600

A

Na

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

een wet (sharia)

Voor of na circa 600

A

Na

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

religieuze eenheid

Voor of na circa 600

A

Na

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

een wereldlijke en religieuze leider

Voor of na circa 600

A

Na

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

was er op het Arabische schiereiland wel of geen scheiding tussen de wereldlijke en de religieuze macht?

A

Er was geen scheiding

24
Q

Waren de veranderingen op het Arabische schiereiland volledig vrijwillig gebeurd of ook onder dwang?

A

Ook onder dwang

25
Q

wie had wereldlijke macht in de Franenrijk?

A

De koning of de keizer

26
Q

wie had religieuze macht in de frankenrijk?

A

De paus

27
Q

Wie had wereldlijke macht in de Byzantijnse Rijk?

A

De keizer

28
Q

Wie had religieuze macht in de Byzantijnse Rijk?

A

De keizer

29
Q

Wie had wereldlijke macht in de Arabische wereld?

A

de kalief

30
Q

Wie had religieuze macht in de Arabische wereld?

A

de kalief

31
Q

Op welke twee manieren kregen de Arabieren gebieden onder controle?

A
  1. Door militaire verovering.
  2. Door het afdwingen van vrijwillige overgave om oorlog te vermijden.
32
Q

Welke twee mogelijkheden boden de Arabische veroveraars op religieus vlak aan de christenen en joden

A

zich bekeren tot de islam
De eigen godsdienst behouden mits het betalen van belastingen

33
Q

is deze bewering juist of fout licht toe als het fout is:

De lokale machthebbers werden vervangen door Arabische veroveraars

A

Fout: ze behielden hun machtspositie maar in dienst van de veroveraars

34
Q

is deze bewering juist of fout licht toe als het fout is:

De bevolking kreeg garantie op bescherming

A

Juist

35
Q

is deze bewering juist of fout licht toe als het fout is:

De christelijke kerken werden gesloten

A

Fout: de christenen konden ongestoord hun religie beleven

36
Q

is deze bewering juist of fout licht toe als het fout is:

Samenwerken met de veroveraars leverde enkel voordelen op

A

Fout: als compensatie moesten de bewoners belastingen betalen aan de ververaars

37
Q

wat was de functie van deze soort Arabische taal: religieuze taal

A

De koran en de islamitische gebeden waren in het Arabisch

38
Q

wat was de functie van deze soort Arabische taal: gemeenschappelijke taal

A

Bewoners van de uitgestrekte gebieden die door de Arabieren veroverd waren, konden in het Arabisch met elkaar communiceren

39
Q

wat was de functie van dit soort Arabische taal: cultuur taal

A

Het Arabisch was de taal voor onderwijs, literatuur en wetenschap

40
Q

geef een voorbeeld van meng cultuur

A

in het door Arabieren veroverde Spanje lazen ook christenen Arabische literatuur en schreven ze zelfs brieven en poëzie in het Arabisch

41
Q

Leg uit waarom de Arabische bouwheren voor de bouwelementen aansloten bij verschillende culturen

A

De Arabieren hadden als voormalige nomaden weinige ervaring met architectuur. Ze volgden de Romeinse en Byzantijnse voorbeelden na.

42
Q

Lie waarom de Arabische bouwheren voor de versiering aansloten bij verschillende culturen

A

de islam verbood afbeeldingen van mensen en dieren. Romeinse en Byzantijnse beeld bouwwerken en mozaïeken konden ze dus niet navolgen. Daarom ontwikkelde ze een eigen stijl.

43
Q

Welke kennis namen de Arabieren uit de Griekse cultuur?

A

Filosofie, wetenschap

44
Q

welke kennis namen de Arabieren uit de Perzische cultuur

A

Sterrenkunde

45
Q

Welke kennis namen de Arabieren uit de indiaanse cultuur?

A

Wiskunde, sterrenkunde

46
Q

Welke religie was dominant in de Arabische cultuur?

A

De islam

47
Q

in welke drie onderdelen kon je de Arabische taal onderdelen?

A

Religieuze taal cultuurtaal en gemeenschappelijke taal

48
Q

uit welke gebieden hadden de Arabieren kunst en cultuur invloed?

A

Uit veroverde gebieden

49
Q

Uit welke gebieden hadden de Arabieren wetenschappelijke invloed?

A

Het veroverde gebieden, maar ze hadden eigen onderzoek en grote openheid

50
Q

was er meng cultuur in de Arabische cultuur?

A

Ja

51
Q

Kenmerken van gebouwen van de Romeinen

A

Koepel, zuilen, rondbogen

52
Q

Kenmerken van de gebouwen van de Grieken

A

Zuilen

53
Q

Kenmerken van de gebouwen van de Byzantijnen

A

gebruik van kleur, goud
De patronen in de rondbogen

54
Q

wat zijn de vijf zuilen van de islam?

A
  1. Ze spreken in het openbaar, geloofsbelijdenis uit.= in het openbaar mogen ze hun religie verdedigen en bidden.
  2. Ze bidden vijf keer per dag met het gezicht naar de Mekka, en de juiste houding.
  3. Ze vasten een maand per jaar, de ramadan van zonsopgang tot zonsondergang.
  4. Ze geven geld of voedsel aan de armen.
  5. Ze proberen een keer in hun leven naar de Mekka op bedevaart te gaan.
55
Q

wat betekent aniconisme

A

Zonder het afbeelden van mensen of andere levende wezens

56
Q

islamitische dynastieën

A
  1. Mezquita, Cordoba (Spanje)
  2. De grote moskee, Damascus (Syrië)
  3. Hagia Sofia, Istanbul (Turkije)
  4. Huis der Wijsheid, bagdad (Irak)
57
Q

Tot de islamitische architectuur behoren voornamelijk de volgende bouwwerken:

A
  1. Moskee.
  2. Fort.
  3. Paleizen.