bio 5.1.3 Flashcards

1
Q

uit wat is de zenuwstelsel gebouwd

A

uit zenuwcellen of neuronen en steuncellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

zijn neuronen of steuncellen belangrijkst

A

neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

voor wat zorgen neuronen

A

voor signaaloverdracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat doen steuncellen

A

ze spelen een rol in het in stand houden en de goede werking van de neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

van wanneer zijn je neuronen aanwezig

A

bij geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

worden neuronen die uitsterven vervangen?

A

nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

uit hoeveel neuronen zijn onze hersenen opgebouwd

A

100 miljard neuronen waarvan er dagelijks enkele tienduizenden afsterven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe heet het deel van het neuron dat de celkern in het grootste deel van het cytoplasma bevat

A

Het cellichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

dendrieten

A

ze zijn meestal kort en vertakt zo ontvangen zenuwimpulsen van andere cellen en geven die impulsen door aan het cellichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn de twee soorten uitlopers?

A

Dedrieten en Axon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

axon

A

het is meestal een lange uitloper die alleen aan het einde vertakt is het uiteinde van elke vertakking is zowat breder en wordt eind knopje genoemd. aan het eindknopje wordt de zenuwimpuls aan de aanliggende cel doorgegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waar zijn de meeste cellen omgeven door een myelineshede, een isolerende laag die bestaat het achter elkaar gelegen cellen van Schwann

A

In het perifeer zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe is de myelineshede opgebouwd?

A

het is opgebouwd uit verschillende lagen, tussen de opeenvolgende cellen van Schwann is er telkens een onderbreking in de myelineshede. Deze onderbrekingen noemen we de knopen van Ranvier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe hebben neuronen of zenuwcellen contact met elkaar?

A

Via uitlopers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe gebeurt het verderzetten van het signaal binnen de zenuwcel?

A

Elektrisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

met wat is een eindknopje in contact?

A

Met een dendriet van de aansluitende zenuwcel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat zit er tussen het eindknopje en het uiteinde van een dendriet?

A

tussen deze uiteinden is er echter een spleetje, de synapsspleet genoemd. Hier kan het signaal niet meer op een elektrische manier worden verdergezet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

hoe gebeurt de overdracht van het signaal in de synapsspleet?

A

De overdracht van het signaal gebeurt nu chemisch. Een chemische stof, neurotransmitter genoemd, zet het signaal verder op de aansluitende zenuwcel. het chemisch signaal van de neurotransmitter wekt in de aansluitende cel weer een elektrische signaal op en het signaal wordt verdergezet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hoe noem je de neuronen die de zenuwimpulsen ontvangen van een receptor en die impulsen vervolgens geleiden naar het centraal zenuwstelsel?

A

Sensorische neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Van waar vertrekt er een signaal naar de spieren?

A

Vanuit het Centraal zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

hoe noem je de neuronen die een signaal moeten geleiden naar de spieren die vervolgens samentrekken en voor een reactie zorgen

A

Motorische neuronen

22
Q

centraal zenuwstelsel ->

“->” = impuls

A

motorische neuronen -> effector (bv.spieren)

23
Q

Wat bevindt zich binnen het centraal zenuwstelsel?

A

Neuronen die de impulsen ontvangen van de sensorische neuronen en ze doorgeven aan de motorische neuronen. =schakelneuronen

24
Q

Schakelneuronen

A

ze hebben korte dendrieten en ze kunnen ook impulsen ontvangen van andere schakelneuronen

25
Q

hoe noemen de uitlopers van neuronen?

A

Zenuwvezels

26
Q

Wat vormen meerdere zenuwvezels samen?

A

Zenuwbundel die omgeving is door een bindweefselshede

27
Q

Wat vormen meerdere zenuwbundels samen?

A

een zenuw, rond een zenuw zit een stevige bindweefselschede

28
Q

Wat lopen tussen de zenuwbundels?

A

bloedvaten

29
Q

steuncellen

A

Steun cellen spelen een rol bij het in stand houden en de goede werking van de neuronen. Je onderscheid twee soorten: cellen van Schwann en Gliacellen

30
Q

waar vind je de cellen van Schwann

A

In het perifeer zenuwstelsel

31
Q

wat vormen cellen van Schwann samen

A

myelineshede

32
Q

wat isoleren cellen van schwann

A

zij isolerende zenuwvezels en zorg ervoor dat de impulsgeleiden vlotter verloopt

33
Q

Wat kan er gebeuren bij een beschadiging van een myelineshede

A

Dan kan een verstoring van de activiteit van het zenuwstelsel optreden, zoals bijvoorbeeld vermindering van zintuiglijke gevoelens, coördinatieproblemen enzovoort

34
Q

Gliacellen

A

ze zijn de belangrijkste steuncellen in het centraal zenuwstelsel, er zijn verschillende types met verschillende functies.

35
Q

Verschillende types en verschillende functies van Gliacellen

A

Er zijn sommige die de neuronen bij elkaar en op hun plaats houden, andere beschermen of isolerende de neuronen en nog andere voorzien de neuronen van voeding en zuurstof

36
Q

Functie cellichaam

A

het geeft zenuw impulsen door van de dendrieten naar het axon. Het regelt de werking van de neuronen.

37
Q

Functie celkern

A

Bevat het DNA, dat de werking van het neuron coördineert

38
Q

functie dendrieten

A

met behulp van receptoren ontvangen ze signalen en geven ze door naar het cellichaam

39
Q

Functie Axon

A

Voert zenuwimpulsen van het cellichaam weg

40
Q

functie Synatisch eindknopje

A

geeft zenuwimpulsen door aan andere neuronen

41
Q

Functie neurotransmitter

A

zorgt voor het doorgeven van informatie van een neuron naar het volgende neuron

42
Q

functie myelineshede

A

zorgt voor de isolatie en bescherming van de axonen. Verhoogt de snelheid van het doorgeven van impulsen

43
Q

Gliacellen

A

maakt myeline aan. andere gliacellen hebben andere functies zoals voedingstoffen naar de zenuwcellen voeren afgestorven zenuwcellen opruimen,…

44
Q

functie knoop van Ranvier

A

Zorgt voor een sprongsgewijze impulsgeleiding

45
Q

welke neuronen hebben een witte myelineshede rondom hun lange axon?

A

sensorische neuronen en motorische neuronen

46
Q

welke neuronen liggen volledig in het centrale zenuwstelsel en hebben een korte axon

A

schakel neuronen

47
Q

welke neuronen hebben een lange dendriet en een cellichaam in het perifeer zenuwstelsel

A

sensorische neuronen

48
Q

welke neuronen hebben een cellichaam in het centrale zenuwstelsel en een lange axon?

A

motorische neuronen

49
Q

wat bevindt zich op plaatsen met grijze stof

A

cellichaam

50
Q

wat bevindt er zich op plaatsen met witte stof

A

gemyeliniseerde axonen