Schooltaalwoorden Flashcards
1
Q
aanduiden, te kennen geven
A
aangeven
2
Q
stuiten op, aanlopen tegen
A
aantreffen
3
Q
dienst doen, optreden
A
fungeren
4
Q
gezamelijk, verenigd, gemeen
A
gemeen hebben (met)
5
Q
gaat samen met, verbonden zijn aan
A
gepaard gaan (met)
6
Q
voorbereiden op, prepareren
A
inwerken
7
Q
overleggen, consulteren
A
raadplegen
8
Q
(af)ranselen
A
turven
9
Q
aangeven, uitdrukken
A
uiten
10
Q
aanpakken, samenvatten
A
vatten
11
Q
samenvoegen, verenigen
A
vermengen (met)
12
Q
refereer naar,
A
verwijzen (naar)
13
Q
klaarzetten, aanbieden
A
voorschotelen
14
Q
bekendmaken
A
aankondigen
15
Q
geven
A
aanreiken