academisch taal 3 Flashcards
1
Q
aanduiden, bedoelen, betekenen
A
behelzen
2
Q
ambras, kabaal
A
de bombarie
3
Q
negatief beeld
A
dystopisch
4
Q
overduidelijk
A
flagrant
5
Q
schreeuwen, schelden
A
fulmineren
6
Q
aanpassing
A
de modificatie
7
Q
uitdagen, uitlokken
A
provoceren
8
Q
iets in lettergrepen uitroepen
A
scanderen
9
Q
conferentie, vergadering
A
het symposium
10
Q
lang aanhangsel, tastorgaan
A
de tentakel
11
Q
akelig, boosaardig, oneerlijk, smerig
A
vilein
12
Q
verbergen, maskeren
A
zich verschansen