Schedel en oog Flashcards

1
Q

Pterion?

A

Plek waar a. meningea media gaat vertakken.
Ligt op de slaap.
Grens waar 4 botstrucutren samenkomen: os frontale, os temporale, os parietale, os sphenoidale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Schedelbasis kan in 3 worden verdeeld

A

Fossa cranii anterior, fossa cranii media, fossa cranii posterior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoeveel botten in de schedel?

A

29 verbonden met suturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Neurocranium bestaat uit 2 delen:

A

Basiscranii (schedelbasis) + schedeldak (calvaria)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Schedeldak bestaat uit

A

Os frontale, os parietale, os temporale, os occipitale, os sphenoidale, os ethmoidale. Bottenverbinding door suturae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Schedelbasis uit 3 groeven

A

Fossa cranii anterior, fossa cranii media, fossa cranii posterior. Openingen groeven doortreden vaten en zenuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Viscerocranium (orbita + cavitas nasi + cavitas oris)

A
Maxilla (rondom neus bovenkaak), 
Mandibula (onderkaak),
Os palatinum 
Os zygomaticum (jukbeen)
Os nasale (bovenste deel neus),
Os lacrimale (binnenkant oog),
vomer (septum neus),
Concha nasalis inferior (in neus)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Trommelholte, middenoor

A

Cavitas Tympani

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Oogkas

A

Orbita

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Neusholte

A

Cavitas nasi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Neusbijholten

A

Sinus paranasales

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Mondholte

A

Cavitas oris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Fossa temporalis

A

Zijkant van hoofd. gevuld met m. temporalis. Belangrijk voor kauwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Fossa infratemporalis

A

Belangrijk voor kauwstelsel. Gevuld door mm. pterygoïdei lateralis + medialis + n. mandibularis + a. maxillaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Fossa pterygopalatina

A

Distributiecentrum van zenuwen en vaten naar orbita (en ondergelegen sinus maxillaris), cavitas nasi, cavitas oris (alleen het dak). Pyramidevormig, punt naar beneden onder apex orbita.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe komt a. maxillaris in fossapterygopalatina?

A

komt uit fossa infratemporalis door fossa pterygomaxillaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe komt n. maxillaris in fossa pterygopalatina?

A

Uit fossa cranii media via foramen rotundum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Sympat vezels en parasymp (VII) naar fossa pterygopalatina?

A

Uit canalis carotis via canalis pterygoieudus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat gaat van fossa pterygopalatina naar orbita?

A

Via fissura orbitalis inferior: a. infraorbitalis, n. infraorbitalis. autonome zenuwvezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat gaat van fossa pterygopalatina naar cavitas nasi?

A

Via foramen sphenopalatinum

  • a. sphenopalatina
  • rami nasales
  • autonome zenuwvezels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Van fossa pterygopalatina naar cavitas oris?

A

via canalis palatinus major

  • a. palatina descendens
  • nn. palatini
  • autonome zenuwvezels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Foramen rotundum?

A

N. maxillaris (N2 van trigeminus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Foramen ovale?

A

n. mandibularis (V3 van trigeminus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Dak van orbita

A

Os frontale en klein deel os sphenoidale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Bodem orbita bestaat uit

A

Maxilla, os palatinum, en os zygomaticum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Mediale wand orbita bestaat uit

A

Os lacrimale, os sphenoidale, os ethmoidale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Laterale wand v d orbita

A

Os zygomaticum en os sphenoidale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Orbita hebben verschillende diktes, welk deel is dik en stevig?

A

Buitenranden orbita zijn stevig, wanden erg dun door aangrenzende sinussen. ALs je oog in verdrukking komt kan het alleen naar binnen –> breekt oog door sinus heen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

3 spieren van de oogleden

A

M. levator palpebrae –> heffer van oogleden (NVII)
M. orbicularis oculi –> Sluiten van oog, kringspier (NIII)
M. tarsalis (sympathicus) –> ogen wijd van schrik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waar ligt de glandula lacrimans?

A

Lateraal en boven het oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke hersenzenuw innerveert traanklier

A

N. fascialis –> tak n. petrosus major

32
Q

Route traanklier tot neusholte

A

Lacrimal gland → lacrimal ducts → ocular surface → lacrimal puncta → lacrimal canaliculi → lacrimal sac → nasolacrimal duct → inferior nasal meatus → nasopharynx

33
Q

Wand van oogbol is opgebouwd uit 3 lagen

A

Sclera (oogwit, gaat over in cornea), choroidea (vaatvlies gaat over in de iris), pars optica retinae

34
Q

Welke 3 ruimtes zijn er in oogbol

A

Voorste oogkamer (tussen hoornvlies en iris), achterste oogkamer (tussen iris en lens) (kamerwater), glasachtig lichaam/ camera postrema (glasvocht = corpus vitreum)

35
Q

Wat is de blinde vlek?

A

Plek waar n. opticus de oogbol verlaat. Geen kegeltjes of staafjes hier.

36
Q

Wat is de gele vlek

A

Macula lutea –> midden in ligt de fovea –> scherpst zicht.

Heel veel kegeltjes geen staafjes –> gebied waar je scherp mee kan zien.

37
Q

Wat is het voorsegment

A

Cornea, iris, pupil

38
Q

Wat is het achtersegment

A

Glasvocht en netvlies

39
Q

Wat is de pupil?

A

Pupil is de opening van de iris in het oog. Hij lijkt zwart doordat je de donkere binnenkant van het oog ziet. Achter de pupil zit het glasachtig lichaam. Ervoor ligt het hoornvlies. Pupil kan groter of kleiner worden onder invloed van lichtsterkte en psychologische invloeden.

40
Q

Circulatieroute van humeus aquosus (kamervocht)

A

Kamervocht (humor aquosus) is een dikke waterige substantie in het voorste gedeelte van het oog. Wordt geproduceerd door het straallichaam (Corpus ciliare) in de achterste oogkamer. Vanaf daar wordt het ‘oude’ kamervocht door het trabeculair netwerk (trabeculum) en door de kanaaltjes van Schlemm afgevoerd naar de bloedbaan (sinus venosus sclerae). Zo wordt het vocht ieder anderhalf uur ververst.
! kamervocht mengt zich niet met glasvocht in een gezond oog!

41
Q

Wat is tarsus?

A

Bindweefselplaatje dat stevigheid geeft aan oogleden

42
Q

Er zijn 4 rechte oogspieren

A

Rectus superior, rectus inferior, rectus medialis, rectus lateralis

43
Q

2 schuine oog spieren

A

M. Obliquus superior (met katrol), M. obliquus inferior

44
Q

Rectus superior; welke oogbewegingen?

A

Elevatie, adductie, intorsie

45
Q

Rectus inferior:

A

Depressie, adductie, extorsie

46
Q

Rectus medialis

A

Adductie

47
Q

Rectus lateralis

A

Abductie

48
Q

Obliquus superior

A

Depressie, abductie, intorsie

49
Q

Obliquus inferior

A

Elevatie, abductie, extorsie

50
Q

Chiasma opticum kruist een deel vd vezels contralateraal, welke?

A

Vezels afkomstig uit nasala retina velden kruisen (buitenkant v gezichtsveld), die van temporale retina velden kruisen niet

51
Q

Laesie chiasma opticum kan wijzen op? Wat is het gevolg voor het zicht?

A

Hypofyse tumor. Bitemporale hemianopsie

52
Q

Na kruising in chiasma gaan optische vezels naar …

A

Thalamus, –> radiato optica –> primaire visuele cortex rondom sulcus calcarinus.
Retinotopie; sterke ordening gezichtsveld.
Bovenste gezichtsveld projecteerd onder sulcus calcarinus.
Onderste gezichtsveld boven.

53
Q

Rechterzenuw beschadigd voor chiasma, gevolg?

A

Geen zicht meer met rechter oog, alleen links

54
Q

Laesie na chiasma kruising aan rechter kant, gevolg?

A

Ziet al het linkergezichtsveld niet.

55
Q

Lus van Meyer laesie rechts

A

In temporaal kwab: boven = onder, onder = boven.

Linker bovenveld is niet meer zichtbaar

56
Q

Laesie in primaire cortex rechts

A

Soms nog klein beetje bloed van a. cerebri media waardoor centrum zichtbaar is. Ziet linkergezichtsveld niet

57
Q

3 vertakkingen van NV

A

Ophtalmicus, maxillaris, mandibularis

58
Q

Oogspieren en innervatie NIII

A

m. rectus superior. M. rectus inferior. M. rectus medialis. M. obliquus inferior

59
Q

Oogspieren innervatie NVI

A

M. rectus lateralis

60
Q

Oogspieren innervatie NIV

A

M. Obliquus superior

61
Q

Waar komen oogzenuwen vandaan?

A

Fissura orbita superior

62
Q

Wat is de aanhechtingsplaats van de 4 rechte oogspieren

A

Annulus tendineus communis

63
Q

NV1: route orbita?

A

Ophtalmicus loopt boven orbita of er in. Sensibiliteit voorhoofd, neusholte en oogbol

64
Q

In adductie stand geen elevatie

A

Probleem met obliquus inferior

65
Q

In abductie stand geen elevatie

A

Probleem met rectus superior

66
Q

In adductie stand geen depressie

A

Probleem met obliquus superior

67
Q

In abductie stand geen depressie

A

Probleem met rectus inferior

68
Q

Welke zenuw innerveert onderste ooglid?

A

Fascialis

69
Q

Traanweg van het oog

A

Glandula lacrimalis, punctum lacrimale, canaliculus lacrimale, saccus lacrimale, ductus nasolacrimalis

70
Q

Wat is ptosis?

A

Afhangend ooglid –> kan door uitval van NIII

71
Q

Pupillichtreflex geinnerveerd door?

A

NIII

72
Q

Wat is gnostisch

A

diepe gevoel; tast, vibratie, proprioceptie

73
Q

Wat is vitaal

A

Pijn en temp, opp aanraking

74
Q

Dysfonie

A

de spieren van de stembanden of het strottenhoofd deze onvrijwillige samentrekkingen vertonen.

75
Q

Dysfasie

A

Spraakproblemen

76
Q

Dysarthrie

A

Spraakstoornis door verminderde spierkracht