Sales & Marketing Flashcards
een overname
an acquisition
toekennen aan
to allocate/ to award to
een prijs
an award
afdingelen, pingelen
to bargain/ to haggle over
een koopje
a bargain
een koopjesweek
a bargain week
een merk
a brand
merkidentiteit bepalen
to brand
naamsbekendheid
brand exposure
storing, onderbreking
a breakdown
een break-even
a break-even
kosten dekken
to break even
een instructie
a brief
een zakenrelatie
a business associate
een potentiële klant
a business lead/ a prospect/ a sales lead
kopen
to buy/ to purchase
een koper
a buyer
aanrekenen
to charge
een cliënt
a client
een clienteel
a clientele
een overeenkomst binnenhalen
to clinch a deal
falen, ineenstorten
to collapse
concurreren
to compete/ to rival
de concurrentie
the competition
competitief
competitive
een scherpe prijs
a competitive price
concurrentievermogen
competitiveness
een compromis
a compromise
een consument, klant
a consumer/ a customer
een aannemer
a contractor
de kostprijs
a cost
kostprijs berekenen
to cost
vraag van de klant naar
customer demand for ..
klantenportefeuille
a customer portfolio
goederen leveren
to deliver goods
een levering
a delivery
verzendkosten
delivery charges
de binnenlandse markt
the domestic market
een korting
a discount
een economische neergang
an economic downturn
een eindgebruiker
an end user
overtreffen
to exceed
tentoonstellen
to exhibit
een tentoonstelling
an exhibition
een exposant
an exhibitor
defecte goederen
faulty goods