Sacro-iliacaal gewricht Flashcards

1
Q

Redenen voor verkorting spieren

A

Neurologisch segmentaal
Viscero-somatische reflex
Overtraining
Mechanisch op afstand (O-I)
Mechanisch lokaal (glijvlakken met viscera)
Zwakke agonisten
Vasculair
Metabool
Littekenweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef palpatie van:
SIPI
SIPS
SIAS
SIAI
AIL
Spina ischiadica
SLO
Hiatus sacralis
Tuberculum pubicum
Symphysis pubis

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ISG: Convex-concaaf

A

Sacrum = convex
Ilium = concaaf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Innervatie en doorbloeding ISG

A

A: 75% A iliaca interna en 25% A iliaca externa
- ant-sup: A iliolumbales
- Int-inf: A sacrales laterales
- inf: A glutealis superior
- post: aftakkingen uit foramen sacralia dorsalia 2-3

I:
- ramus dorsalis L4-S3
- takken N glutealis superior
- plexus sacralis
- N obturatorius (L2-L4) & plexus lumbalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kapsel ISG

A

1) lig sacroiliacale anterior
2) lig sacroiliacale interossea –> ruimte vullen tussen tuberositas sacrale en iliacale
3) lig sacroiliacale posterior –> meest prominente deel is lig sacroiliacale dorsale longum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Lacuna gevormd door het lig inguinale

A

Lacuna musculorum:
- iliacus
- psoas
- N femoralis
- N cutaneus femoris lateralis

Lacuna vasorum:
- A femoralis
- V femoralis
- ramus femoralis N genitofemoralis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Foramen suprapiriforme

A

NAV gluteus superior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Foramen infrapiriforme

A

NAV gluteus inferior
N ischiadicus
NAV pudenda (interna)
N cutaneus femoris posterior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Foramen ischiadicus minor

A

NAV pudenda (interna) - terugkerend
N obturatorius internus
N rectalis
M obturatorius internus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Foramen obturatorium

A

NAV obturatorius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kenspieren

A

L1: psoas en iliacus
L2: adductoren
L3: rectus femoris
L4: tibialis anterior
L5: extensor hallucis longus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Informatie halende uit krachttesten (kracht en pijn)

A

F- P-: neurologisch of volledige spierruptuur
F+ P+: kleine laesie (scheurtje, ontsteking, hematoom)
F- P+: grote laesie (scheur of ontsteking)
P+ na #: vascularisatiestoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Psoas major

A

O: proc transversus T12, proc costalis L1-L4 en disci T12-L4
I: trochantor minor
N: N femoralis (L1-L4) , plexus lumbalis L2-L3
A: A iliolumbalis
F: flexie heup, exorotatie heup, vergroten lumbale lordose, opheffen romp uit ruglig (sit up)
L: Janda test
K: Been 45° flexie-abductie. duwen naar extensie-abductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Iliacus

A

O: fossa iliaca, SIAI
I: trochantor minor
N: N femoralis (L1-L4) , plexus lumbalis L2-L3
A: A iliolumbalis, A gluteus superior
F: flexie heup, exorotatie heup, vergroten lumbale lordose
L: Janda test, extra focus door ilium te fixeren
K: = psoas, maar been iets verder brengen naar flexie-abductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gluteus maximus

A

O: crista iliaca, SIPS, sacrum, deel os coccyx, lig ST
I: tuberositas glutea en tractus iliotibialis
N: N gluteus inferior (L5-S2)
A: A gluteus inferior en superior, A profunda femoris
F: Extensie, lichte exorotatie heup, abductie/adductie (afh deel)
L: ruglig, been naar flexie (voelen meekantelen ilium)
K: buiklig, knieflexie en heup naar extensie brengen en houden (duwen richting tafel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gluteus medius

A

O: fascies glutea, crista iliaca
I: trochtantor major (dorsaal)
N: N gluteus superior (L4-S1)
A: A gluteus superior
F: abductie, stabilisatie heup, (endo/flexie of exo/ext, afh deel)
L: ruglig, één been strekken en ander eronderdoor
K: zijlig, bovenste been in abductie houden en duwen naar tafel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Gluteus minimus

A

O: Fascies glutea
I: Trochantor major (ventraal)
N: N gluteus superior (L4-S1)
A: A gluteus superior
F: = medius, zwakker
L: ruglig, één been strekken en ander eronderdoor
K: zijlig, bovenste been in abductie houden en duwen naar tafel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Tensor fascia latae

A

O: SIAS
I: tractus iliotibialis (–> femur, tibia en patella)
N: N gluteus superior (L4-S1)
A: A gluteus superior en A circumflexa femoris lateralis
F: heupflexie, endorotatie, abductie, knie-extensie
L: ruglig, één been strekken en ander eronderdoor
K: Zijlig, gestrekt been in flexie-abductie- endo en duwen naar adductie-extensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Piriformis

A

O: fascies pelvina sacrum, lig ST
I: trochantor major (binnenzijde)
N: N sacralis (L5-S2)
A: A gluteus superior en inferior
F: exorotatie (abductie en endorotatie meer dan 90° flexie)
L: V-check
K: buiklig, knie geplooid, exorotatie heup houden en proberen naar endorotatie trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Obturatorius internus

A

O: foramen obturatorium (binnenzijde)
I: trochantor major (binnenzijde)
N: N gluteus inferior (L5-S2)
A: A gluteus inferior
F: exorotatie (belangrijke relatie blaas!)
L: /
K: /

21
Q

Gemellus superior

A

O: spina ischidica
I: trochantor major (binnenzijde)
N: N gluteus inferior (L5-S2)
A: A gluteus inferior
F: exorotatie
L: /
K: /

22
Q

Gemellus inferior

A

O: tuber ischiadicum
I: trochantor major (binnenzijde)
N: N gluteus inferior (L5-S2)
A: A gluteus inferior
F: exorotatie
L: /
K: /

23
Q

Quadratus femoris

A

O: tuber ischiadicum
I: crista intertrochanterica femoris
N: N gluteus inferior (L5-S2)
A: A circumflexa femoris medialis
F: exorotatie en adductie
L: /
K: /

24
Q

Obturatorius externus

A

O: foramen obturatorium
I: fossa trochanterica
N: N obturatorius (L1-L4)
A: A obturatoria en A circumflexa femorlis medialis
F: exorotatie
L: /
K: /

25
Q

Pectineus

A

O: ramus superior pubis
I: linea pectinea femur
N: N obturatorius (L2-L4), N femoralis (L2-L3)
A: A obturatoria, A circumflexa femoris medialis
F: flexie heup, adductie, exorotatie
L: ruglig abductie
K: zijlig, bovenste been opnemen en onderste heffen (tegendruk geven naar tafel)

26
Q

Adductor longus

A

O: ramus superior pubis
I: linea aspera
N: N obturatorius (L2-L4)
A: A obturatoria, A circumflexa femoris medialis
F: adductie, exorotatie
L: abductie in ruglig
K: zijlig, bovenste been opnemen en onderste heffen (tegendruk geven naar tafel)

27
Q

Adductor brevis

A

O: ramus inferior pubis
I: linea aspera
N: N obturatorius (L2-L4)
A: A obturatoria, A circumflexa femoris medialis
F: adductie, exorotatie
L: abductie in ruglig
K: zijlig, bovenste been opnemen en onderste heffen (tegendruk geven naar tafel)

28
Q

Adductor magnus

A

O: ramus inferior pubis, ramus inferior os ischii (tot tuber ischiadicum)
I: linea aspera, tuberculum adductorium mediale femurcondyl. Hiatus tendineus adductorius
N: N obturatorius (L2-L4), N tibialis (L3-L5)
A: A obturatoria, A circumflexa femoris medialis, A profunda femoris
F: adductie (afh van deel ook wat exo/flexie of endo/ext)
L: abductie in ruglig
K: zijlig, bovenste been opnemen en onderste heffen (tegendruk geven naar tafel)

29
Q

Adductor minimus

A

O: ramus inferior pubis
I: linea aspera
N: N obturatorius (L2-L4)
A: A obturatoria, A circumflexa femoris medialis, A profunda femoris
F: adductie, exorotatie
L: abductie in ruglig
K: zijlig, bovenste been opnemen en onderste heffen (tegendruk geven naar tafel)

30
Q

Gracilis

A

O: symphisis pubis, ramus inferior pubis
I: pes anserinus
N: N obturatorius (L2-L4)
A: A obturatoria, A circumflexa femoris medialis, A profunda femoris
F: adductie, heupflexie, endorotatie onderbeen
L: abductie in ruglig
K: buiklig, knie 45° flexie en lichte abductie, als therapeut naar buiten laten vallen (endo heup en knie-extensie)

31
Q

Sartorius

A

O: SIAS
I: pes anserinus
N: N femoralis (L2-L4)
A: A femoralis
F: heupflexie, abductie, knieflexie en endorotatie onderbeen
L: /
K: hiel tegen knie, en proberen hieruit te duwen (naar heupextensie en endorotatie heup)

32
Q

Quadriceps femoris

A

O: femur, SIAI (rectus femoris), trochantor major (vastus lateralis)
I: tuberositas tibiae
N: N femoralis (L2-L4)
A: A circumflexa femoris lateralis, A femoralis, A profunda femoris
F: knie-extensie (heupflexie bij rectus)
L: Janda
K: / (veel invloed andere spieren)

33
Q

Biceps femoris

A

O: longum op tuber ischiadicum en lig ST, breve op linea aspera)
I: caput fibulae
N: longum (N ischiadicus, N tibialis L5-S2), breve (N peroneus S1-S2)
A: A profunda femoris
F: knieflexie, exorotatie tibia, heupextensie
L: SLR
K: buiklig, 60° knieflexie, lichte exorotatie onderbeen en naar extensie duwen

34
Q

Semimembranosus

A

O: tuber ischiadicum
I: facies medialis tibia
N: N tibialis (L5-S2)
A: A profunda femoris, A poplitea
F: knieflexie, endorotatie tibia, heupextensie
L: SLR
K: buiklig, 60° knieflexie, lichte endorotatie onderbeen en naar extensie duwen

35
Q

Semitendinosus

A

O: tuber ischidicum, lig ST
I: pes anserinus
N: N tibialis (L5-S2)
A: A profunda femoris, A poplitea
F: knieflexie, endorotatie tibia, heupextensie
L: SLR
K: buiklig, 60° knieflexie, lichte endorotatie onderbeen en naar extensie duwen

36
Q

Bewegingsassen sacrum en ilium

A

OTA: ISG
MTA: SIG (nutatie/contra-nutatie)
BTA: craniosacrale bewegingen

37
Q

Gecombineerde beweging ISG

A

Posterieure rotatie + inflair + exorotatie ilium
Anterieure rotatie + outflair + endorotatie ilium

38
Q

Ilium anterior letsel

A

Iliacus
Sartorius
TFL
Rectus femoris
QL

(Lig iliolumbale)
Lig ST
Anterieur gewrichtskapsel

39
Q

Ilium posterior letsel

A

Psoas
Hamstrings
Gluteus maximus

Dorsale gewrichtskapsel

40
Q

Outflair letsel

A

Perineum (+ piriformis)

Lig ST
Caudaal gewrichtskapsel

41
Q

Inflair letsel

A

QL

Lig iliolumbale
Craniale gewrichtskapsel

42
Q

SOCRATES

A

Site
Onset
Characteristics
Radiation
Associated symptoms
Time
Exacerbation
Severity

43
Q

Osseuze provocatie

A

Palpatie
Vibratie
Percussie
Interosseuze compressie
- SIAS-tuber
- SIAS- SIPS
- tuber-pubis
vragen naar nazeurende pijn

44
Q

Intra-articulaire provocatie ISG

A

Palpatie ISG (rond SIPI)
Compressie
- sacro-iliitis
- axiale compressie femur
- compressie AP (SIAS)

45
Q

Redenen pubis decoaptatie

A

Tegenstrijdig onderzoek
Gefixeerd bekken (anterior letsel)

46
Q

Behandelstrategie ilium blokkage

A
  1. manipulatie
  2. mobilisatie
  3. MET
47
Q

Behandelstrategie ilium restrictie

A
  1. musculair/posturologisch (oorzaak verkorting aanpakken)
  2. oprekken musculair (MET)
  3. aanpakken capsuloligamentaire verkortingen (gevolg)
  4. mobilisaties
  5. actieve correctie
  6. zwaktes corrigeren
48
Q

Doel mobilisaties

A

ROM herstel
Rekking capsuloligamentaire structuren
Verbeteren doorbloeding
Segmentaal pijndempend effect