Craniosacraal 1 Flashcards

1
Q

Pijlers van het zelfregulerend mechanisme binnen de osteopathie

A

mechanisch
vasculair
neurologisch
metabool/chemisch
emotioneel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

groeidominantie van de schedel

A

1-6j: groeidominantie neurocranium
7-21j: groeidominantie viscerocranium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Craniale beenderen

A

8
os occipitale
os frontale
os sphenoidale
os ethmoidale
os parietale (2)
os temporale (2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Faciale beenderen

A

14
vomer
mandibula
maxilla (2)
os palatina (2)
os zygomaticum (2)
os lacrimale (2)
os nasale (2)
cochae inferiores (2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gemengde groep beenderen

A

7
malleus, incus en stapes (6)
os hyoideum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Os ethmoidale

A

Zeefbeen (= cellulae ethmoidalis)
Crista galli die zich voortzet in os frontale
Uitreedplek N.olfactorius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Os frontale

A

Sutura metopica bij kinderen
Vormt orbita (–> astygmatisme)
Bregma: samenkomst sutura metopica met sutura saggitalis en sutura coronalis
Glabella: punt boven neus en oogkas (knipperreflex)
Frontal crest (verderzetting crista galli) –> aanhechting falx cerebri

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Os parietale

A

Sutura coronalis
Sutura saggitalis
Sutura lambdoidea
Lambda: samekomst sutura lambdoidea en sutura saggitalis
Sutura squamosa (dakpan!). Temporale ligt bovenop parietale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Os temporale

A

Meatus aucusticus externus –> N. vestibulocochlearis, N. facialis, N. intermedius en A/V labyrinthea

Sutura temporozygomatica

Proc styloideus

Pars petrosa: binnenkant van het temporale bot waar uitwendige gehoorgang naar loopt
–> sutura petrobasillaris en sutura sphenopetrosus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Os occipitale

A

Sutura occipitomastoidea

Prominentia occipitalis externa (inion)

Linea nuchea –> aanhechtingspunt van suboccipitale spieren

Pars basillaris: aanhechtingspunt van occiput met het sphenoid –> = SSB

Foramen magnum: medulla oblungata, meningen, A. vertebralis en zijtakje N. accesorius

Intern heb je 2 richels:
Horizontaal: tentorium cerebelli
Verticaal: falx cerebelli

Sutura occipitomastoidea

Als kind bestaat de occipitale schedel nog uit verschillende botstukken, vandaar dat deze richelachtig toegroeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Structuren in meatus aucusticus externus

A

N vestibulocochlearis
N facialis
N intermedius
A/V labyrinthea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Structuren in foramen magnum

A

Meningen
Medulla oblongata
A vertebralis
Zijtakje N. accesorius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Os sphenoidale

A

Enkel de ala majores zijn te palperen
Hypofyse (in de sella turcica)
Proc clinoidea rondom de sella turcica —> aanhechtingspunten membraneus systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Maxilla en os palatinum

A

Sutura intermaxillaris
Sutura interpalatina
Sutura palatinomaxillaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Botstukken die de orbita vormen

A

Os frontale
Maxilla
Os zygomaticum
Os sphenoidale
Os ethmoidale
Os nasale
Os lacrimale
Os palatinum (zeer klein deel!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Mandibula

A

Sutura intermandibbularis
Als kind bestaat het dus uit 2 bothelften

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Craniosacrale beweging

A

Bovenste transversale as sacrum
Verticalisatie = contra-nutatie
Horizontalisatie = nutatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Soorten synarthrosen (schijngewrichten)

A

Synchrondrosis = met kraakbeen

Suturae = naadverbinding
- sutura plana (rechtlijnig) vb sutura internasale
- sutura squamosa (dakpan)
- sutura denticulata (tandvormig) vb sutura coronalis
–> bezenuwd door vasculair netwerk in capsula fibrosa

Schindylesis: kam in groeve (vb tussen os ethmoidale en frontale)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Kwaliteiten bij suturen

A

Spanning
Trofiek
Pijn/gevoeligheid
Elasticiteit

Vergelijk L-R of vergelijk met andere suturen

Hersenbotstukken groeien vanuit periost en vanuit de suturen!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Groei van de schedel/botaanmaak is onderhevig aan

A
  • depositie en repositie (osteoblasten/osteoclasten)
  • compressie en tractie
21
Q

Craniosynostose

A

= fusie van een craniale sutuur vlak voor of na de geboorte
1-3/ 10 000
operatieve release!
saggitalis > coronalis > metopica > lamboidea

22
Q

Non-synostotische plagiocephalie

A

= afvlakking van het hoofd. meestal door voorkeurshouding
Brachiocephalie = bilateraal plat aan occiptale zijde
de assymetrie stijgt in tijd! Hoe langer, hoe groter een probleem!

23
Q

DD: plagiocephalie <-> craniosynostose

A

plagiocephalie: oor kant van afplatting naar voor en eenzelfde zijde frontaal wat bolvormig

craniosynostose: oor aan kant afplatting trekt naar de afplatting toe en heb je heterolateraal frontaal een bol

24
Q

Ossificatieduur neurocranium

A

Os occipitale: 3j
Os sphenoidale: 1j
Os frontale: 6j
Os temporale: 1j
Os parietale: 3j

25
Q

LCS verloop

A

Arterieel bloed in plexus choroideus –> 2 laterale ventrikels (foramen van Monro) –> 3e ventrikel –> aquaductus cerebri –> 4e ventrikel (foramina v Luschka en Magendi) –> granulationes arachnoidea pacioni (= uitstulpingen naar de dura mater subarachnoidaal) –> veneuze sinus

26
Q

Invloed OS op PAM

A

Aangezien het LCS aanmaak zeer sterk gereguleerd wordt door de arteriele aanmaak en OS ook een sterke invloed heeft op de hartslag krijgen we dus
hogere stress –> hogere OS activatie –> hogere hartslag –> snellere PAM

27
Q

Voorwaarden om PAM te voelen

A
  • articulaire mobiliteit craniale botstukken
  • mobiliteit intracraniale en -spinale membranen
  • inherente motiliteit hersenen en ruggenmerg
  • fluctueren LCS
  • mobiliteit sacrum tussen beide illi
28
Q

Beweging PAM

A

Starplek = SSB (synchondrosis sphenobasillaris)
we omschrijven steeds beweging van het sphenoid tov het occiput
flexie = aanmaak LCS (–> ala majores naar caudaal)
extensie = opname liquor (–> ala majores naar craniaal)
het occiput beweegt als een tandrat de omgekeerde richting uit
beweging verloopt rondom 2 assen

De pare botstukken bewegen rondom schuine assen en gaan in de flexiefase naar een exorotatie en in extensie naar een endo

De onpare botstukken gaan rondom een transversale as bewegen en volgen het tandratfenomeen

29
Q

Assen van het PAM

A

2 transversale assen
1) snijpunt tussen rechte aan de voorzijde van de sella turcica en rechte aan de onderzijde van de sella turcica
2) snijpunt tussen rechte midden foramen magnum en rechte midden van het SSB

30
Q

Parameters PAM

A

1) Ritme
2) Force
3) assymetrie L-R (latero-lateraal)
4) assymetrie AP-LL

31
Q

Mogelijkse oorzaak assymetrie L-R bij PAM

A

*Blokkage sutuur
ant: sutura coronalis of sutura temporozygomatica
mid: sutura squamosa
post: sutura lambdoidea of sutura occipitomastoidea

*Intra-osseus letsel (–> elasticiteitsvermindering)

32
Q

Mogelijkse oorzaken assymetrie LL<=>AP bij PAM

A

LL>AP
- letsel viscerocranium
- SSB letsel (vnl flexieletsel)
- strain falx cerebri/cerebelli (membraneus systeem)

AP>LL
- SSB letsel (vnl extensieletsel)
- os parietale letsel
- tentorium cerebelli strain bilateraal (membraneus systeem)

33
Q

Assen os temporale

A

1) Schuine as: as evenwijdig met pars petrose doorheen aucusticus externus –> exo en endo (beweging IN PAM)
2) Transversale as: as door beide meatus aucusticus externus –> anterieure en posterieure rotatie (MECHANISCH)
3) AP as: thv proc zygomaticus door midden os temporale –> shift (MECHANISCH)

34
Q

Letsels mogelijk in os temporale + behandeling

A

Schuine as
- unilateraal endo- of exoletsel –> still point techniek
- asynchroniteit (vaak onderliggend iets neuro-endocrien) –> chick beweging

Transversale as
- unilateraal anterior- of posteriorletsel –> SOE/SOB
- combi letsel (ene zijde ant, andere post) –> SOE/SOB
Merk op: beïnvloed sterk de hypofyse! alsook veneuze drainage en LCS

AP as
- shift letsel/mastoid rock letsel –> SOE/SOB

Belangrijk bij behandeling: steeds eerst zorgen dat suturen vrij zijn!

35
Q

Inhoud foramen jugulare

A

N vagus
N accesorius
N glossopharyngeus
V jugularis interna
A meningea posterior

belangrijke link met sutura occipitomastoidea

36
Q

Delen van het membraneus systeem

A
  • Intra-spinaal
  • Intra-craniaal: falx cerebri/cerbelli en tentorium cerebelli (+ diaphragma sellae)
37
Q

Aanhechtingspunten dura

A
  • pars basilaris occiput (sterk vooraan)
  • foramen magnum
  • anterieur canalis sacralis (thv S1-S2)
  • dorsale zijde coccyx (thv cox2)
  • C2-C3 (soms C4): rechtstreeks + myodurale bridge
  • onrechtstreeks via myodurale bridge op C1
38
Q

Cranio-sacrale beweging

A

SSB extensie –> horizontalisatie sacrum
SSB flexie –> verticalisatie sacrum

39
Q

Delen intra-spinaal

A

Filum terminale internum = deeltje thv canalis sacralis
Filum terminale externum = deeltje thv cox 2

40
Q

Overgangsplaats falx cerebri in cerebelli en startplaats tentorium cerebelli

A

Sinus rectus

41
Q

Wat is lig denticulata

A

= ophanging van de hersenvliezen aan de wervelzuil
= uitwaaiering van de pia mater tot dura mater

driehoekvormig en op elk segment tot L1
zorgt voor het ontstaan van groepsletsels

42
Q

Myodurale bridge

A

Aanhechtingsplaats van dura naar wervels. zeer onderhevig aan M. rectus capitis minor, alsook op C2 de M. rectus capitis major en obliquus capitis inferior

==> hypertone suboccipitale spieren geven tractie duraal

43
Q

Normalisatie van de inserties intra-spinaal

A

WERK STEEDS CAUDAAL –> CRANIAAL
- coccyx anterior letsel herstellen
- sacraal latsel (vnl anterieur of depressed sacrum!) –> sacrum release
* compressie SIAS
* decompressie L5-S1
* winding/unwinding

  • OAA
  • hoog-cervicale technieken
  • cranial base release (CBR)
    ^ extensieletsel occiput herstel –> C1 anterieur
    ^ losmaken sutura occipitomastoidea
    ^ swimming atlas: shift, rotatie, distractie (SOE/SOB)
    ^ poncage suboccipitale spieren
  • Normalisatie dura mater
  • occiput lift
  • sacrum lift
44
Q

Diagnostiek indien 4e parameter positief is en je verdenkt membraneus

A

AP>LL
–> kan zowel intra-craniaal als intra-spinaal doen. indien algemene test ok, dan is het intra-craniaal (vnl tentorium)

LL>AP –> intra-craniaal

45
Q

Symptomen en oorzaken strain falx cerebri

A

SYMPTOMEN
- frontale hoofdpijn
- corpus callosum symptomen: dyslexie etc
- sensibiliteit sutura saggitalis

OORZAKEN
- post-inflammatoir
- alle aanhechtingspunten falx
- tractie elders in membraneus systeem

merk op: falx cerebri = falx cerebelli qua klachten

46
Q

Symptomen en oorzaken strain tentorium cerebelli

A

SYMPTOMEN
- lateraal-frontale hoofdpijn
- pijn achter het oor
- oogpijn (N opticus)
- veneuze hoofdpijn

OORZAKEN
- post-inflammatoir
- aanhechtingspunten tentorium
- tractie elders in membraneus systeem

47
Q

Behandeltechnieken falx cerebri/cerebelli

A

alle suturen moeten vrij zijn!!

Frontal lift (anterieure vezels)
Parietal lift (posterieure vezels)

48
Q

Behandeltechnieken tentorium cerebelli

A

Alle suturen moeten vrij zijn!

Sphenoid lift
Ear pull
- latero-ventro-caud: tentorium
- lateraal: fascia en suturen
- latero-dorso-craniaal: middenoor