Lumbale wervelkolom Flashcards
Neurale boog ligamenten
Lig flavum
Lig interspinale
Lig supraspinale
Lig flavum
80% elastische vezels en 20% collagene vezels
Continue basisspanning zodat het niet naar voor plooit
Ondersteund door andere neurale boog ligamenten
Longitudinale ligamenten
Lig longitudinale anterius
* aanhechtingen voorzijde corpus
* 3 lagen
Lig longitudinale posterius
* hecht meer op boven- en onderrand corpus aan –> centrale ruimte voor veneuze plexus
* dunner en minder sterk dan LLA
Delen van de discus
Annulus fibrosus
- kraakbeenring met verschillende vezelrichtingen
- zwakst: postero-lateraal
- kan beter tegen spanning dan tegen druk (vandaar lumbaal veel degeneratie door hoge druk)
Nucleus pulposus
- gelatineuze substantie
- geen bezenuwing of bevloeiing
- stress op eindplaat verminderen
- hydratatiestatus afh van belasting
Kraakbenige eindplaat
- hyalien kraakbeen
- poriën –> diffusie tussen nucleus en corpus mogelijk
Innervatie discus
Buitenste 1/3e is geïnnerveerd
Achterzijde: Nn. sinuvertebralis
Lateraal: Rr. communicantes en spinales ventralis
Osteopathische mogelijkheden bij discusproblemen
1) doorbloeding verbeteren: hart-long segmenten/portaal-cavaal systeem en T12-L2 (arteriele tonus)
2) lokale vertebrale mobiliteit verbeteren
3) immuniteit verbeteren: rusten, voldoende beweging, lifestyle
Prikkelingsmogelijkheden spinale zenuw
- mechanisch door compressie in neuroforamen: foramen kleiner of inhoud groter
- chemisch door inflammate/irritatie
- referred pain door prikkeling Nn. sinovertebralis
Wat vormt het neuroforamen?
Discus (+LLP)
Neurale boog (lamina)
Facetgewricht
Lig flavum
Inhoud neuroforamen
N spinalis
Durale mouw
A lumbalis
Vv lumbales
Lymfe
N sinovertebralis / R. meningeus
M psoas
O: proc transversus T12-L4, discus intervertbralis en zijkant corpus T12-L4
I: Trochantor minor
Inn: L1-L4 (kenspier L1)
F: flexie en exorotatie heup, homolaterale SB en vergroten lumbale lordose
M Quadratus lumborum
O: crista iliaca
I: 12e rib + proc transversus L1-L4
Inn: N. subcostalis T12-L2
F: homolaterale SB, buikpers en expiratie
Plexus lumbalis
- N iliohypogastricus (T12-L1)
- TA en MOAI
- achter onderpool nier
- N ilioinguinalis (L1)
- door lieskanaal
- sensibel bovenbeen mediaal en scrotum
- achter onderpool nier
- N genitofemoralis (L1-L2)
- door psoas
- urether
- splitst boven lig inguinale –> genitale tak in lieskanaal en femorale volgt A iliaca externa
- N cutaneus femoris lateralis (L2-L3)
- sensibel lateraal bovenbeen
- lacuna musculorum, mediaal SIAS
- N obturatorius (L2-L4)
- door foramen obturatorium naar mediale dij
- sensibel bovenbeen mediaal en adductoren motorisch
- N femoralis (L1-L4)
- door psoas
- onder sigmoid (L) en caucum (R)
- lacuna musculorum
- rami anterior: sensibel bovenbeen
- rami muscularis: Qceps
- N saphenus: sensibel mediale zijde onderbeen
Plexus sacralis
Vezels lopen mediaal van psoas naar beneden richting S1
- N gluteus superior (L4-S1)
- foramen suprapiriforme
- glut medius, minimus en TFL
- N gluteus inferior (L5-S2)
- foramen infrapiriforme
- gluteus maximus
- N cutaneus femoris posterior (S1-S3)
- foramen infrapiriforme
- sensorisch achterbeen
- N ischiadicus (L4-S3)
- foramen infrapiriforme
- gevoelig voor ischemische ischias
- N pudendus (S1-S4)
Beweging facetten
Flexie: bilaterale divergentie
Extensie: bilaterale convergentie
SB: homolaterale convergentie en heterolaterale divergentie
Rotatie: homolaterale decoaptatie/decompressie en heterolaterale coaptatie/compressie
In de LWZ is de SB dominant!
Wetten van Freyette (lumbaal)
1e wet: Neutrale positie: NSxRy (rotatie en SB tegengesteld)
2e wet: Extreme positie (flexie of extensie eindstandig): ERSx of FRSx (rotatie en SB gelijkgericht)
3e wet: Als je één beweging induceert zal de andere gekoppelde beweging moeilijker verlopen
Letselmechanica groepsletsel
NSxRy
Hyperactief segment (vnl T12-L2)
Meestal viscerale invloed
Kan ook adaptief door langdurig beenlengteverschil
> 2 wervels + paar ribben
Letselmechanica monolytische blokkage
FRS –> heterolateraal zeer divergent
ERS –> homolateraal zeer convergent
Redenen voor peristale gevoeligheid
Hyperactief segment (sclerotoom)
Tractie spieren/ligamenten
Osseuze provocatie LWZ (+ IA)
Palpatie: proc spinosus, facet en proc transversus
Percussie
Vibratie
Tractie
* Indeukingsfractuur: schietende pijn bij heffen en terugzetten (vnl TLO)
* IA: tractie verlicht
* CL: opkomende pijn na 30s
Compressie (enkel indien geen andere osseuze klachten!)
* axiale compressie
- flexie: discaal
- extensie: facettair (evt in combinatie met SB of rot)
- IA compressie testen
- CPA
- UPA
- Rosette: op 2 niveau’s een rotatie inbrengen
Somatische dysfunctie (STAR) opsporen
Elasticiteit wervels (AP joint play)
Trofische veranderingen (zweet of droge zone)
Tonus palperen: palpatie, percussie of stootpalpatie
Elasticiteit bindweefsel: huidtractie
SB bij monolytisch blok
Goeie zijde: spinosus vlucht weg
Slechte zijde: blokkerende spinosus
SB bij groepsletsel
Goeie zijde: spinosus tegen je duim
Slechte zijde: spinosus minder tegen je duim
Redenen voor geen derotatie te zien bij SB
Sacrum contra-nutatie letsel
Ilium posterior letsel
L4-L5 in een rotatie letsel
Bilateraal indien flexie positie LWZ/sacrum
Effect manipulatie
1) Kapselreceptor III of Golgi-peesorgaan stimuleren –> Ib vezel activatie –> inhiberende werking Aalfa en Agamma motor neuronen –> inhibitie agonist en tonusdaling
2) Kapselreceptor I en II heractiveren –> activatie vezels II en IIIa –> pijndempend effect op de achterhoorn