Ruilen over de tijd Flashcards
Wat is het verschil tussen een voorraad- stroomgrootheid?
Een voorraadgrootheid kan op een moment gemeten worden (bijvoorbeeld vermogen). Een stroomgrootheid moet altijd over een bepaalde periode gemeten worden (bijvoorbeeld salaris, is dat per week, maand, uur?)
Noem twee manieren waarop je kunt ruilen over de tijd.
- Lenen 2. Sparen
Hoe kun je consumptie vervroegen?
Door te lenen kun je producten en diensten eerder kopen.
Hoe kun je consumptie uitstellen?
Door te sparen. Je kunt dan later meer kopen.
Wat wordt er precies geruild bij ruilen over de tijd?
Consumptie in de toekomst met consumptie in het heden. Als je geld nu niet uitgeeft, kun je later meer uitgeven. Als je nu leent kun je nu meer uitgeven, maar in de toekomst minder omdat je dan de lening moet terugbetalen
Of mensen sparen of lenen wordt bepaald door de tijdsvoorkeur. Noem 3 factoren die invloed hebben op de tijdsvoorkeur
- Rente - Als die hoog is zullen mensen meer sparen 2. Inflatie - als die hoog is zullen mensen meer uitgeven 3. Toekomstverwachtingen - als die negatief zijn zullen mensen sparen omdat ze voorzichtig zijn.
Leg uit dat inflatie kan leiden tot minder spaargedrag
Als de inflatie hoog is zien consumenten de prijzen stijgen. Het is dan niet logisch om aankopen uit te stellen. Mensen zullen dus eerder consumeren en minder sparen.
Leg uit waarom inflatie de reële rente verlaagt
reële rente gaat over de koopkrachtverandering van je vermogen. Stel dat je 3% rente krijgt, maar de prijzen stijgen in een jaar met 5%, kun je een jaar later alsnog minder kopen. Door rekening te houden met de inflatie kijk je of je na een bepaalde periode je koopkracht is gestegen / gedaald
Leg uit waarom deflatie kan leiden tot verdere deflatie
Bij deflatie zien consumenten de prijzen dalen. Het is dan logisch om aankopen uit te stellen. Dit zorgt voor een teruglopende vraag en uiteindelijk verder dalende prijzen
Leg uit waarom laag consumentenvertrouwen kan leiden tot extra spaargedrag
Een laag consumentenvertrouwen geeft aan dat consumenten een negatief beeld hebben over hun economische toekomst, bijvoorbeeld over dreigende werkloosheid of loonmatiging. Wanneer de toekomstverwachting negatief is, zullen consumenten voorzichtig zijn en geld sparen voor moeilijke tijden.
Wat is het verschil tussen nominale en reële rente?
Nominale rente is het percentage dat je krijgt van de bank. Bij reële rente hou je ook rekening met de invloed van inflatie.
Welke formule gebruik je om de reële rente te berekenen?
Reële rente = Nominale rente - Inflatie
Als de reële rente 6% is, welk indexcijfer hoor daar dan bij?
106
Als de reële rente -6% is, welk indexcijfer hoort daar dan bij.
94
“Maak een keuze en leg uit.
Als de reële rente negatief is, dan is de inflatie hoger / lager dan de nominale rente”
Als de reële rente negatief is, is de inflatie hoger dan de nominale rente