Rogers Flashcards
Rogers
Persoongeoriënteerde theorie
Persoongeoriënteerde theorie
Fundamentele veronderstellingen
- Formatieve (groei) tendens
- Actualiserende tendens (naar vervolmaking)
Het zelf en zelfactualisatie (van zodra er een zelf is streeft een persoon naar zelfactualisatie)
- het zelfconcept: identiteit (je zijn en ervaringen)
- het ideale zelf: wat we nastreven
-> ongezonde persoonlijkheid: incongruentie; groot verschil tussen zelfconcept en ideale zelf
niveaus van bewustzijn volgens persoongoriënteerde theorie
Bewustzijn is niet perce altijd accuraat
=> mensen hebben ervaringen op drie verschillende bewustzijjnsniveaus
1. Onder de drempelw
2. Verdraaid of vervormd
3. Consistent/accuraat aan zelfconcept
Een persoon worden
- Individu moet contact maken met een ander persoon
- Kind dient geliefd/aanvaard te w, positieve feedback
- Dankzij positieve feedback kan je zelfachting verkrijgen
Hindernissen voor psychologische gezondheid
- Voorwaardelijke i.p.v. onvoorwaardelijke aanvaarding
- Incongruentie
- Defensiviteit
- Desorganisatie
voorwaarden psychotherapie
- Congruente raadgever (echte gevoelens)
- Onvoorwaardelijke positieve houding
- Empathisch luisteren
fases van therapeutische verandering
1ste fase; niet bereid om zichzelf bloot te geven
2. Iets meer maar vooral over externe en andere mensen
3. Over zichzelf praten, maar individuele verantwoordelijke ontkennen
4. Ze beginnen te spreken over sterke emoties uit het verleden (= betrokkenheid client met therapeut)
5. Huidige gevoelens uitdrukken = significante verandering
6. Ervaringen die vroeger ontkent w, nu laten toelaten (= begin van onvoorwaardelijke zelfachting, je kan therapie afsluiten)
7. Onomkeerbare verandering en groei, ervaringen uit vorige fases generaliseren naar het dagelijkse leven (eigen therapeut w)
Wnr therapie geslaagd is => clienten w meer congruent, minder defensief…
De persoon van morgen
= psychologisch gezonde mensen;
1.Flexibel
2. Open voor hun ervaringen
3.Leven volledig in het moment
-> Existentieel leven
4. Hebben harmonieuze relaties met anderen
5. Zijn meer geïntegreerd (bewust en onbewust)
6. Hebben een basisvertrouwen in de menselijke aard
7. Hebben een grotere levensrijkdom
Wetenschapsfilosofie
- Wetenschap begint en eindigt met subjectieve ervaring
- Wetenschappers moeten betrokken zijn bij de fenomenen die ze bestuderen
- De methodologie moet objectief zijn
- Wetenschappers communiceren bevindingen, maar die communicatie is subjectief
Chicago studies hypothese
Hypotheses:
- Cliënten zullen zich meer bewust worden van hun gevoelens en ervaringen
- De afstand tussen het echte zelf en het ideale zelf zal afnemen als een gevolg van de therapie
- Het gedrag van de cliënten zal meer sociaal worden
- Cliënten zullen meer zelfaanvaardend en meer aanvaardend t.o.v. anderen worden
De Chicago studies methode
- Om aanpassing te meten werd gebruik gemaakt van de Q sort techniek
- Deelnemers waren volwassenen in therapie aan het universitair begeleidingscentrum
- Proefleiders vroegen de helft van de deelnemers om 60 dagen te wachten met de start van de therapie. Bijkomend werd een controlegroep getest; deze “normalen” waren gematched aan de therapie groep.
De Chicago studies resultaten
- De therapie groep (de controlegroep niet!) vertoonde een afname in afstand tussen het echte en het ideale zelf
- Cliënten die verbeterden tijdens de therapie vertoonden veranderingen in sociaal gedrag en dit werd aangegeven door hun vrienden
=>De therapie groep vertoonde groei en behield de bekomen verbetering bij follow-up onderzoek, maar ze bereikten wel niet het niveau van psychologische gezondheid van de controle groep
Onderzoek - zelfdiscrepantie theorie
Higgins (1987): Echt-ideaal discrepantie leidt tot verwerpinggerelateerde emoties (bv. depressie en verdriet); echt-verplichting discrepantie leidt tot agitatie- gerelateerde emoties (bv. angst en dreiging)
Onderzoek - Online gaming en echt-ideaal-zelf identiteit
- Bessiere, Seay, & Kiesler (2007): karakters die mensen creëren lijken meer op hen zelf (een geïdealiseerde versie) dan op persoonlijkheid van anderen, er is verband tussen lagere zelfachting, meer depressie en meer idealiseren bij spelers van World of Warcraft
Suh (2013): individuele zelf-discrepantie heeft een positieve en sociale zelf-discrepantie heeft een negatieve relatie met autonomie en omgaan met negatieve ervaringen
onderzoek - biologische verschillen
bij meer echt-ideaal zelf discrepantie is er hogere activiteit van beloningscentra in de hersenen ende activatie is nog hoger bij een korte herhaling van het serotonine gen