Rogers Flashcards

1
Q

Rogers

A

Persoongeoriënteerde theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Persoongeoriënteerde theorie

A

Fundamentele veronderstellingen
- Formatieve (groei) tendens
- Actualiserende tendens (naar vervolmaking)
Het zelf en zelfactualisatie (van zodra er een zelf is streeft een persoon naar zelfactualisatie)
- het zelfconcept: identiteit (je zijn en ervaringen)
- het ideale zelf: wat we nastreven
-> ongezonde persoonlijkheid: incongruentie; groot verschil tussen zelfconcept en ideale zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

niveaus van bewustzijn volgens persoongoriënteerde theorie

A

Bewustzijn is niet perce altijd accuraat
=> mensen hebben ervaringen op drie verschillende bewustzijjnsniveaus
1. Onder de drempelw
2. Verdraaid of vervormd
3. Consistent/accuraat aan zelfconcept

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een persoon worden

A
  1. Individu moet contact maken met een ander persoon
  2. Kind dient geliefd/aanvaard te w, positieve feedback
  3. Dankzij positieve feedback kan je zelfachting verkrijgen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hindernissen voor psychologische gezondheid

A
  • Voorwaardelijke i.p.v. onvoorwaardelijke aanvaarding
  • Incongruentie
  • Defensiviteit
  • Desorganisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

voorwaarden psychotherapie

A
  • Congruente raadgever (echte gevoelens)
  • Onvoorwaardelijke positieve houding
  • Empathisch luisteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

fases van therapeutische verandering

A

1ste fase; niet bereid om zichzelf bloot te geven
2. Iets meer maar vooral over externe en andere mensen
3. Over zichzelf praten, maar individuele verantwoordelijke ontkennen
4. Ze beginnen te spreken over sterke emoties uit het verleden (= betrokkenheid client met therapeut)
5. Huidige gevoelens uitdrukken = significante verandering
6. Ervaringen die vroeger ontkent w, nu laten toelaten (= begin van onvoorwaardelijke zelfachting, je kan therapie afsluiten)
7. Onomkeerbare verandering en groei, ervaringen uit vorige fases generaliseren naar het dagelijkse leven (eigen therapeut w)
Wnr therapie geslaagd is => clienten w meer congruent, minder defensief…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De persoon van morgen

A

= psychologisch gezonde mensen;
1.Flexibel
2. Open voor hun ervaringen
3.Leven volledig in het moment
-> Existentieel leven
4. Hebben harmonieuze relaties met anderen
5. Zijn meer geïntegreerd (bewust en onbewust)
6. Hebben een basisvertrouwen in de menselijke aard
7. Hebben een grotere levensrijkdom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wetenschapsfilosofie

A
  • Wetenschap begint en eindigt met subjectieve ervaring
  • Wetenschappers moeten betrokken zijn bij de fenomenen die ze bestuderen
  • De methodologie moet objectief zijn
  • Wetenschappers communiceren bevindingen, maar die communicatie is subjectief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Chicago studies hypothese

A

Hypotheses:
- Cliënten zullen zich meer bewust worden van hun gevoelens en ervaringen
- De afstand tussen het echte zelf en het ideale zelf zal afnemen als een gevolg van de therapie
- Het gedrag van de cliënten zal meer sociaal worden
- Cliënten zullen meer zelfaanvaardend en meer aanvaardend t.o.v. anderen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De Chicago studies methode

A
  • Om aanpassing te meten werd gebruik gemaakt van de Q sort techniek
  • Deelnemers waren volwassenen in therapie aan het universitair begeleidingscentrum
  • Proefleiders vroegen de helft van de deelnemers om 60 dagen te wachten met de start van de therapie. Bijkomend werd een controlegroep getest; deze “normalen” waren gematched aan de therapie groep.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De Chicago studies resultaten

A
  • De therapie groep (de controlegroep niet!) vertoonde een afname in afstand tussen het echte en het ideale zelf
  • Cliënten die verbeterden tijdens de therapie vertoonden veranderingen in sociaal gedrag en dit werd aangegeven door hun vrienden

=>De therapie groep vertoonde groei en behield de bekomen verbetering bij follow-up onderzoek, maar ze bereikten wel niet het niveau van psychologische gezondheid van de controle groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Onderzoek - zelfdiscrepantie theorie

A

Higgins (1987): Echt-ideaal discrepantie leidt tot verwerpinggerelateerde emoties (bv. depressie en verdriet); echt-verplichting discrepantie leidt tot agitatie- gerelateerde emoties (bv. angst en dreiging)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Onderzoek - Online gaming en echt-ideaal-zelf identiteit

A
  • Bessiere, Seay, & Kiesler (2007): karakters die mensen creëren lijken meer op hen zelf (een geïdealiseerde versie) dan op persoonlijkheid van anderen, er is verband tussen lagere zelfachting, meer depressie en meer idealiseren bij spelers van World of Warcraft
    Suh (2013): individuele zelf-discrepantie heeft een positieve en sociale zelf-discrepantie heeft een negatieve relatie met autonomie en omgaan met negatieve ervaringen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

onderzoek - biologische verschillen

A

bij meer echt-ideaal zelf discrepantie is er hogere activiteit van beloningscentra in de hersenen ende activatie is nog hoger bij een korte herhaling van het serotonine gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Onderzoek - motivatie en nastreven van doelen

A

Sheldon et al. (2003)
- Ondersteunt de theorie van Rogers (OVP: “organismic valuing process”)
- Intrinsieke doelen vervullen wordt belangrijker over de tijd, namelijk naarmate materiële doelen minder belangrijk worden

Ransom et al. (2010)
- Posttraumatische groei: doorheen kankerbehandeling is er een evolutie van materialistische naar meer echte en persoonlijke doelen

17
Q

Onderzoek - motivatie en nastreven van doelen

A

Duckworth, Peterson, Matthews & Kelly (2007); Vainio en Daukantaitė (2015)
Lef om vastberaden doelen na te streven heeft als dispositie positieve uitkomsten. Personen met meer lef hebben meer psychologisch welzijn en meer levensbevrediging (door authenticiteit en een gevoel van coherentie werkt lef als een kompas om vastberaden volgens eigen waarden doelen te stellen).

18
Q

Evaluatie Rogers

A

Rogers’ theorie is:
- Zeer hoog op praktisch zijn en interne consistentie
- Hoog op falsifieerbaarheid, spaarzaamheid en kennis organisatie
- Goed in het voortbrengen van onderzoek

19
Q

Rogers opvattingen over de mensheid

A
  • Vrije keuze > determinisme
  • Optimisme > pessimisme
  • Teleologie > causaliteit
  • Uniek zijn > similariteit
  • Bewuste > onbewuste
  • Sociale invloed > biologie