Freud Flashcards
Freud
psychoanalytische theorie
bouwstenen psychoanalytische theorie
seks en agressie
Freud’s model van de geest
Ego (bewustzijn) = realiteitsprincipe, secundaire proces
Superego (voorbuwstijn)= idealistisch principe, geweten, ego ideaal
Id (onbewuste) = Plezierprincipe/instincten
primaire proces
Onbewuste
= Buiten bewustzijn
- Omvat driften en instincten
- Is alleen indirect/onrechtstreeks gekend
bronnen van onbewuste processen
- Repressie (verdrukking, ervaringen die angst opwekken verdringen)
- fylogenetische gave ( collectief overgeërfde ervaringen)
voorbewuste
niet in bewustzijn aanwezig, maar kan het worden
Bewuste
Mentale leven dat direct beschikbaar is, speelt een beperkte rol
Id
Primitieve, onbewuste deel van de persoonlijkheid. Bevat de fundamentele drijfveren en onderdrukte herinneringen.
(denkt niet aan de gevolgen, gaat de drift onmiddellijk uitvoeren)
(kranen open)
Ego
Het bewuste, rationele deel van de persoonlijkheid, dat is belast met het handhaven van de vrede tussen het id en het superego.
Beschikt over afweermechanismen.
Psychologisch goed ontw persoon, een persoon met een goed ontwikkeld ego
(druk afleiden)
Superego
Deel van de persoonlijkheid dat onze normen en waarden bevat, inclusief morele attitudes die zijn overgenomen van ouders en maatschappij; te vergelijken met het meer alledaagse begrip ‘geweten’; omvat ook het ‘ego-ideaal’ (de persoon waar je naartoe wilt steven)
(kranen dicht)
fundamentele assumptie freud
- De menselijke geest is als een hydraulisch systeem (interne druk en energie die ontladen moet worden)
- Persoonlijkheidsverandering wijst op een verandering in de manier waarop psychische energie ontladen wordt
Driften
= instincten
1. Libido of seksuele drift (drijvende kracht bij alles)
2. Thanatos of agressieve drift ( doodsdrift)
Angst
- Neurotische angst (id en ego) = De bezorgdheid om onbekend gevaar (bv angst voor autoriteitsfiguren, maar je weet niet vanwaar het komt)
- Morele angst ( superego en ego) = schuldig voelen
- realistische angst (externe wereld en ego) = bron van angst in de echte wereld bv angst wanneer je je door druk en snel verkeer aan het verplaatsen bent
Verdedigingsmechanismen
RRRFVIPS
- Repressie = onderdrukte ervaringen
- Reactie formatie = ontkennen door tegengesteld gedrag
- Regressie = terug naar meer infantiele gedragingen bv terug bedplassen
- Fixatie = geblokkeerd in een bep ontw stadium bv mensen die roken
- Verplaatsing = Heroriënteren tegen iemand anders, zwarte schaap
-Introjectie = iemand anders mateloos bewonderen - Projectie = een ander verantwoordelijk achten voor je eigen gedrag
- Sublimatie = herkanaliseren bv sporten om agressie kwijt te raken
ontwikkelingsstadia
- infantiele periode (geboorte - 5j)
- orale fase
- anale fase
- fallische fase ( oedipus complex/electra complex - latente periode (5j-puberteit)
- genitale periode ( puberteit - volwassenheid)
- Maturiteit