Intro Flashcards
Freud en Horney
psychodynamisch
Rogers
Humanistisch/existentieel
Allport, McCrae en Costa
Dispositioneel
Eysenck
Biologisch/evolutionair
Mischel
Leren-cognitieve
Definitie persoonlijkheid
Een patroon van relatief permanente karaktertrekken (traits) en unieke kenmerken die zowel voor consistentie als individualiteit zorgen in het gedrag van een persoon
Traits
= trekken
- consistentie over tijd
- individuele verschillen in gedrag
- stabiliteit over situaties
Kenmerken
Unieke kwaliteiten (temperament, intelligentie)
definitie theorie
Een set van gerelateerde veronderstellingen die wetenschappers toelaten om op basis van logisch deductief redeneren testbare hypotheses te formuleren
Psychology of science
De empirische studie van het wetenschappelijk denken en gedrag (inclusief theorie constructie) van een wetenschapper
Criteria voor het evolueren van een theorie (een zinvolle theorie is;)
- Genereert oz
- is falsifieerbaar
- organiseert gekende data
- leidt handelen (is praktisch)
- is intern consistent
- is spaarzaam (niet complexer dan noodzakelijk is)
dimensies voor een ‘concept’ over de mensheid
- Determinisme vs. vrije keuze
- Pessimisme vs. optimisme
- Causaliteit vs. teleologie
- Bewuste vs. onbewuste determinanten van gedrag
- Biologische vs. sociale invloeden op persoonlijkheid
- Individualiteit vs. similariteit (gelijkenis)
determinisme
= controle hebben, alles ligt al op voorhand vast
<-> vrije keuze
causaliteit vs teleologie
causaliteit = kijken naar het verleden
teleologie = kijken naar de toekomstige doelen
criteria voor meetinstrumenten
- Betrouwbaarheid
= consistentie van het meten - Validiteit
Construct validiteit = de mate waarin het instrument een construct effectief meet
- convergerend; de mate waarin er verband is met hetzelfde construct van een andere test
-Divergerend: de mate van corr met een ander construct
- Discriminant: de mate waarin de test een kenmerk meet dat het niet zou moeten meten
predictieve validiteit = de mate waarin een test toekomstig gedrag kan voorspellen