Risicobeoordeling brand Flashcards

1
Q

Wat zijn de 5 stappen mbt risicobeoordeling i.c.m. risicomanagement?

A

1) Inventarisatie;
2) Impactbepaling;
3) Beheersmaatregelen (risico’s verkleinen);
4) Preventiemaatregelen vaststellen;
5) Restrisico (zelf dragen of verzekeren).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is er van belang bij risicobeoordeling?

A

1) De aard van het te verzekeren gevaar;
2) De risicofactoren;
3) Preventie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het CVS?

A

Centrum voor Verzekeringsstatistiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het CBS?

A

Centraal Bureau voor de Statistiek

- Verzamelt gegevens van de brandweerkorpsen over branden, oorzaken en geschatte schadebedragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de drie elementen van brand?

A

1) Brandbare stof;
2) Onstekingsbron;
3) Zuurstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat moet je qua preventie van brand doen?

A

1) Zorgen dat de drie elementen niet bij elkaar komen;

2) Een van de drie elementen wegnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is branddoorslag?

A

Uitbreiding van brand naar een andere ruimte (via deuren, kanalen en muren).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is brandoverslag?

A

Uitbreiding via de buitenlucht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is brandvoortplanting?

A

Snelheid (cm/sec)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is vlamoverslag?

A

Hele ruimte staat ineens in brand (door gasdeeltjes).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is vlamuitbreiding?

A

Vlammen die zich over een oppervlak van brandbaar materiaal zich voortplanten en uitbreiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is vuurbelasting?

A

Hoeveelheid warmte per m2 bij volledige verbranding van aanwezig materiaal.
• Laag (tot 55kg/m2 vurenhout of max. 1050 MJ/m2).
• Middelmatig (tot 110kg/m2 of max 2100MJ/m2).
• Hoog (tot 220kg/m2 of max 4200MJ/m2).
• Zeer hoog (vanaf 220kg/m2 of meer dan 4200MJ/m2).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de technische risicofactoren?

A

1) Bouwkundige constructie van het gebouw;
2) Aard van de inventarissen en goederen;
3) Aard van het bedrijf en de werkzaamheden;
4) Ligging van het gebouw en belendingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is belangrijk bij de bouwkundige constructie?

A

1) De WBDBO
2) Brandbaarheid van materialen;
3) Verdiepingsmaterialen;
4) Isolatiematerialen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de WBDBO?

A

Weerstand tegen BrandDoorslag en BrandOverslag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is er belangrijk bij de aard van het bedrijf en de werkzaamheden voor het brandrisico?

A

1) Vuurbelasting (hoeveelheid brandbare stof per m2);
2) Werken met open vuur;
3) Werken met licht ontvlambare stoffen;
4) Houtbewerking;
5) Verwarming als onderdeel van het productieproces;
6) Verwarming van ruimten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welk formulier moet er gebruikt worden bij werken met open vuur?

A

Brandgevaarlijke werkzaamheden bij brandgevaarlijke werkzaamheden door derden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is er belangrijk bij de ligging van het gebouw en van de belendingen?

A

1) Bedrijfsaard en de bouwaard;
2) Afstand tussen gebouwen ivm brandoverslag;
3) Hoogte, gevoeliger voor brandoverslag door stijgende hitte;
4) Windrichting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het BAG (Basisregistraties Adressen en Gebouwen)?

A

1) BSN voor gebouwen;
2) Bevat adresgegevens, identificatiegegevens, bouwjaar, gebruikersdoel, pandcontouren, persoonsgegevens van bedrijven etc.
3) Wordt beheerd door het Kadaster.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het belang van de verzekeraar betreffende het BAG?

A

1) Gegevens van het pand al bekend;

2) Helpt fraude voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de nr 1 menselijke risicofactor?

A

Brandstichting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de vijf O’s?

A

1) Onverschilligheid;
2) Onachtzaamheid;
3) Onwetendheid;
4) Orde en netheid;
5) Organisatie.

23
Q

Wat zijn de 3 belangrijke dingen bij het signaleren van brand?

A

1) Het begin waarnemen en gevaar onderkennen;
2) Handelend optreden en geen paniek;
3) Hulpmiddelen inzetten voor het blussen.

24
Q

Wat zijn drie belangrijke dingen bij blusmiddelen?

A

1) Afdekken (zuurstof wegnemen);
2) Water (daling van tempratuur);
3) Afsluitende laag door bluspoeders, schuimen of gassen.

25
Q

Wat is de bedrijfsbrandweer?

A

Brandweer uitgerust met motorspuit of pompinstallatie met brandkranen op het terrein.

26
Q

Wanneer is bedrijfsbrandweer verplicht?

A

1) Chemie;
2) BRZO bedrijven (Besluit Risico’s Zware Ongevallen);
3) Rotterdamse Europoort

27
Q

Wanneer moeten gebouwen voldoende stijgleidingen (voor bluswatertransport) hebben?

A

Gebouwen met hoogte van meer dan 3 verdiepingen of hoger dan 10m.

28
Q

Wat is Stichting Salvage?

A

Geallieerd aan het Verbond en aanspreekpunt van het Verbond.

29
Q

Wat zijn de doelstellingen van Stichting Salvage?

A

1) Hulp- en bijstandverlening aan gedupeerden;
2) Schadebeperking bij particuliere en bedrijfsmatige(brand)schaden;
3) Zaakwaarneming namens de gezamenlijke brandverzekeraars.

30
Q

Wat zijn organisatorische preventiemaatregelen?

A

Materieel organisatorisch:

1) Afvoeren van afval;
2) Keuring installaties;
3) Juist opslaan van brandgevaarlijke vloeistoffen;
4) Vrijhouden van gangpaden;
5) Aanvalsplan met brandweer opstellen.

Moreel organisatorisch:

1) Orde en netheid;
2) Sleutelbeheer;
3) Voorlichting, instructies, oefeningen;
4) Controlerondes;
5) Regels.

31
Q

Wat zijn bouwkundige preventiemaatregelen?

A

1) Brandwerend compartimenteren;

2) Rook- en warmteafvoersystemen (RWA = rookbeheersingssystemen).

32
Q

Waar staat ATEX voor?

A

ATmosphere EXplosives

33
Q

Voor welke bedrijven geldt de ATEX-richtlijn voor?

A

Voor alle ondernemingen waar door gebruik van brandbare stoffen explosiegevaar dreigt.

34
Q

Wat is ATEX 2014/34/EU?

A

1) Richtlijnen voor fabrikanten van apparaten en veiligheidssystemen die gebruikt worden op plekken waar explosierisico’s zijn.
2) Alle apparaten moeten een CE-certificering hebben.

35
Q

Wat is ATEX 153?

A

Stelt minimumeisen aan de arbeidsomstandigheden voor bedrijven die werken met brandbare stoffen.

36
Q

Welke drie soorten ontploffingen zijn er?

A

1) Vatontploffing;
2) Reactieontploffing;
3) Stofexplosie

37
Q

Waar is de preventie bij explosiegevaar op gericht?

A

1) Verlaging zuurstofconcentratie;
2) Vermijden van vorming gasmengsels door lekkages;
3) Vermijden van stofconcentraties;
4) Elimineren van ontstekingsbronnen.

38
Q

Waarom is een implosie niet te verzekeren?

A

Ontstaat door onderdruk (niet verzekerde oorzaak).

39
Q

Wat zijn de preventiemaatregelen voor blikseminslag?

A

1) Bliksemafleiders;

2) Inpandige beveiliging voor apparatuur

40
Q

Wat is potentiaalvereffening?

A

Alle onderdelen van een gebouw die stroom kunnen geleiden (leidingen, metalen kabelgoten, stalen spanten etc,) ontkoppelen aan een potentiaalvereffeningsrail.

41
Q

Wat doen overspanningsafleiders?

A

Grote spanningen en stromen naar de aarde afleiden.

42
Q

Wat staat er in de NPR 8110 (Nederlandse Praktijkrichtlijn, bliksem)?

A

1) Ligging object, aansluitingen op elektronische apparatuur en installaties bepalen het schaderisico;
2) Beveiligingsmaatregelen met beveiligingsniveau;
3) Bliksembeveiliging met een beveiligingsplan opgesteld door een erkend bedrijf.

43
Q

Waardoor wordt de kans op broei bepaald? (4x)

A

1) Zuurstof gehalte in de lucht;
2) Temperatuur;
3) Vochtgehalte van het materiaal;
4) Het vetgehalte van het materiaal.

44
Q

Waaraan is broei te herkennen?

A

1) Verhoogde temperatuur;
2) Verhoogd koolzuurgehalte;
3) Verhoogd CO2;
4) Geproduceerde waterdamp;
5) Rookontwikkeling;
6) Typische geur.

45
Q

Wat zijn preventiemaatregelen tegen broei?

A

1) Temperatuurmetingen;
2) Koolzuur-meting;
3) Rookdetectie;
4) Waterdampdetectie;
5) Waarnemen van broeigeur.

46
Q

Wat wordt bij een brand technische inspectie bekeken?

A

1) Feitelijke omstandigheden en er worden aanbevelingen gedaan.

47
Q

Wat zijn de twee definities van Insurance Europe voor grootste schade?

A

1) Maximum Possible Loss (MPL);

2) Estimated Maximum Loss (EML).

48
Q

Wat is MPL?

A

Grootste schade die kan optreden bij een combi van de meest ongunstige omstandigheden waardoor de brand niet of onvoldoende wordt bestreden.

49
Q

Wat zijn volgens vast omschreven normen de uitgangspunten bij MPL?

A

1) Falen van sprinklerinstallaties;

2) Branddeuren die open blijven staan.

50
Q

Wat is EML?

A

Gevolg van brand zoals deze zich waarschijnlijk kan voordoen onder normale bedrijfsomstandigheden met GEEN brandoverslag als ruimte tussen gebouwen min. 15m is en er deugdelijke brandmuren zijn.

51
Q

Wat doet de afdeling Brand van het Verbond?

A

Brandbrief sturen; informatie verstrekken aan leden op gebied van ontwikkelingen brandtechnische-, premietechnische- en preventie gebied.

52
Q

Waar is het beheer en de kwaliteitsontwikkeling voor certificerende instellingen ondergebracht?

A

Bij het CCV (Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid).

53
Q

Welke regelingen zijn er op brandgebied bij het CCV?

A

1) Certificering sprinklerinstallaties;

2) Regeling Brandmeldinstallaties 2002 en 2021.

54
Q

Door wie worden de regelingen uitgevoerd?

A

Door CI’s (certificatie-instellingen) die een licentieovereenkomst hebben met het CCV.