retrovirussen Flashcards

1
Q

retroviridae

A
  • enzym reverse transcriptase RDDP
  • verscheidenheid pathologien (soms niet pathogeen)
  • RNA-tumorvirussen, leuko- of oncornavirussen
  • speciale RNA-virussen -> DNA -> viraal geïncorporeerd in genoom gastcel (HIV)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

verworven immundeficientie syndroom

A
  • AIDS bij homoseksuelen oorspronkelijk
  • huidtumor (kaposi-sarcoom) door HHV8 door verminderde afweer
  • opportunistische infecties, schimmelinfecties
  • 2008 20.000+ HIV geinfecteerde
  • HIV overgebracht door seks, IV drug, bloed/bloedproducten, moeder nr kind, placenta, bij geboorte/ moedermelk
  • HIV in CD4+ lymfocyten = T-helpercellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

retrovirussen (HIV) uitzicht

A

ppt4 dia 6
- envelopped
- spikes (gp160)
-> gp 120
-> gp 41 = gp 160
- binnen matrix matrixeiwit
-eiwit p24: helicase kapsied
- viraal genoom (RNA dimeer)
- protease/RT/integrase proteines
- virale enzymen
-> reverse transcriptase
-> protease
-> integrase
- dubbele lipide membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

diagnose HIV-inf

A
  • opsporen antilichamen (ELISA - western blot)
  • aantonen viruspartikels in plasma
    -> p24 antigeendetecie via ELISA of RNA-detectie via RT-PCR
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

aantal CD4+ cellen in tijd

A
  • daalt (eerst sterk, even omhoog en daalt weer)
    -> vernietiging geinfecteerde CD4 cellen
    -> rustende geinfecteerde CD4 cellen als besmet en opgeruimd
    -> HIV goede CD4 cellen versmelten & onbruikbaar
  • virusremmers -> levensverwachting verhoogd, genezing onmogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

entry HIV-infectie

A
  • HIV infecteerd CD4+ T-cellen & mononucleair fagocyterende cellen
    -> monocyten
    -> macrofagen
    -> dendritische cellen
    -> microglia cellen
  • enveloppe proteine gp 160: membraanproteine
    -> gp120 bindt via CD4 receptor
    -> gp41 zorgt voor membraanfusie (conform change)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

stappen HIV in cel

A

1) receptor aanhechting
2) membraanfusie
3) ontmanteling
4) reverse transcriptase
5) viraal RNA
6) ss viraal DNA
7) viraal DNA in genoom gastcel
- DNA in cytoplasma niks veroorzaken via microtubuli naar kernporie
- lymfocyt levenslange drager genoom HIV
-> lymfocyt geactiveerd (infectie)
-> ipv mRNA voor antistoffen viraal DA tot expressie
-> mRNA voor kapsomeren, spikes, enzymen,…
-> vorming viraal genoom
-> nieuw virus via knopvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

LTR nut

A

= long terminal repeats, DNA sequentie aan genoom van integrerende provirus
- bevat regulatoire regio’s (transcriptie initiatie & polyadenylatie)
- transcriptie provirus door 5’LTR-promotor activiteit
- polyadenylatie door 3’LTR: poly-a-activatie + splicing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

natuurlijke evolutie HIV

A
  • geproduceerde AL van besmette cel kunnen HIV niet bestrijden
  • besmette cellen bezitten MHC-Ag-complex herkend door CD8-T-lymfocyten => cel verwijderd
  • major-histocompatibility complex (MHC) = moleculen op cel opp die zorgen voor lymfocyten herkenning & antigeen presentatie
  • HIV besmetting -> heropflakkering CMV, cytomegalovirus, HSV, herpes, simplex virus
  • CZS aangetast (progressieve multifocale leuko-encefalopathie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ENV

A
  • gp 160 -> noncovalent complex van extern glycoproteine gp 120 & transmembraan glycoproteine gp41
    -> gp120 vrijgegeven in medium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

VIF

A
  • viral infectivity factor
  • basisch
  • promotes infectiviteit niet productie virale partikels
  • zonder = virale partikels defectief
  • cytoplasmisch proteine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

GAG

A

= genomic region encoding the capsid proteins
- precursor = p55 myristoylated proteine (door protease gesplitst)
-> p17 (matrix)
-> p24 (capsid)
-> p7 (nucleocapsid)
-> p6
- met plasma membraan geassocieerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

POL

A
  • genomisch regio dat codeerd voor virale enzymen
  • reverse transcriptase & integrase
  • enzymen geproduceerd als GAG-Pol precursor polyproteine (virale protease)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

antiretrovirale therapie doel & hoe

A

doel: vertragen/uitstellen evolutie naar AIDS

hoe: inhibitie virale replicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

antiretrovirale therapie targets & wanneer starten

A

targets: RT, protease, integrase, fusie/entry, docking

wanneer: chronisch geinf door resultaten CD4 & virale load

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

nadelen antiretrovirale therapie

A
  • geen genezing
  • therapie geen invloed reeds geinf cellen
  • therapie levenslang genomen
  • bijwerkingen
16
Q

AIDS-remmers

A

= azidothymine (AZT)
- RT inhibitor
- geen volledig viraal DNA
- in cytoplasma gastcel
- viraal DNA ipv thymidine -> proces stil -> viraal DNA niet in kern
- niet op besmette cellen
- viraal RNA niet verstoord -> besmette cellen blijven produceren
- veel bijwerkingen
- kan oraal, lever enzymen breekt het snel af -> 2/3x per dag
- meer CD4+ T-cellen
- gefosforyleerd tot actieve vorm door cellulaire enzymen -> ketenterminator na inbouw DNA

17
Q

resistentie HIV

A
  • RT maakt fouten -> mutaties -> varianten -> resistentie
  • gevolg replicatie, mutatie & selectie
18
Q

humane retrovirussen

A

1) lentivirinae
- HIV-1, HIV-2
- traag, geassocieerd met immuundeficientie & neurologische symptomen
2) oncovirinae
- HTLV-1, HTLV-2 & HTLV-5
- kunnen cellen transformeren (immort, leukemie, insertionele mutagenese)
3) spumavirinae
- HFV (humane foamy virus)
- geen ziekte, zeldzaam neus/keel kanker

19
Q

gentherapie

A
  • somatische gentherapie
    -> nood behandeling huidige ziekten
  • kiemlijn ‘germline) gentherapie
    -> genetische manipulatie embryo’s = controversieel
    -> erfelijke verandering in genotype individu
20
Q

toepassingen virale vectoren

A

1) onderzoek
- integratie genoom -> stabiele integratie
2) gentherapie
- vervangen/aanvullen def gen
- onderdrukken overmatige genexpressie
- random insertionele mutagenese
3) vaccinatie
- kleine fractie pathogene genen inbrengen (tijdelijk)

21
Q

insertionele mutagenese

A

= ongewild
- activeren gentranscriptie
- deactiveren gentranscriptie
- deactiveren (veranderen) activiteit proteine

22
Q

retrovirussen

A
  • lentivirussen
  • adenovirussen
  • adeno-associated virussen
  • herpes simplex virussen
23
Q

virale vectoren gentherapie

A
  • transient vs stabiel (permanent)
  • in vivo of ex vivo
    -> adeno: tijdenlijk, met immuunrespons
    -> AAV: meestal tijdelijk, geen immuun
    -> HSV: latent, persistent, doelcel: neuron
    -> lentivirus (HIV): random integratie genoom, persistent, oncogeen
24
Q

lentivirussen

A

-HIV = human immunodeficiency virus
- SIV = simian immunodeficientie virus
- FIV = feline immunodeficientie virus

25
Q

packaging cell interventie

A
  • finale lentivirale vector in verpakking in theorie replicatie deficient want onvoldoende genmateriaal om te coderen voor SP (gag, env) & regulatoire proteinen (pol, tat, rev)

-> risico recombinatie tot replicatie competent lentivirus
-> risico op insertionele mutagenese