Reologie Flashcards

1
Q

Zet: Vervormen, voedingsmiddelen, krachten en tijd in een zin

A

Hoe vervormen voedingsmiddelen door optredende krachten na een bepaalde tijd?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is elastisch

A

Vast, nauwelijks vervorming bij kracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is visceus

A

Vloeibaar, vervormd blijvend bij kracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ἠ betekend?

A

Viscositeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een newtonse vloeistof

A

Vloeistof met lage vicositeit, water of verdunde oplossing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een niet-newtonse vloeistof

A

Grotere eenheden, lange plymeren of deeltje microafmetingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Shearthinning

A

als je roert word het makkelijker en dunner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

shearthickening

A

als je roert wordt het dikker en harder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Empirische meting

A

Meting door waarnemingen en is proef onvriendelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Analystische meting

A

meting met natuurkundige wetten en is proefvriendelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bostwichmeter

A

uitvloei-viscositeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

adams consistometer

A

uitvloet-viscositeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

posthumus trechter

A

uitstroom viscositeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

penetrometer ft327

A

klasse bepaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

brookfield

A

rotatie viscositeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

textrure analyser koekjes

A

hardheid, breukgedrag. duw en trek bank

17
Q

Zwichtspanning

A

overgaan van elastisch naar viskeus. Veroorzaakt door 3d-netwerk van pectine ketens met onderlingen h2-bruggen die gedeeltelijk verbroken worden. dit zijn alle verdikkingen behalve eiwit

18
Q

thixotropie

A

roeren van niet-newtonse. er is eerst shearthinning en na rust neemt de viscositeit weer toe (reopexie)

19
Q

Deborah’s constante

A

grenswaarde, product breekt.

20
Q

Microscopische breuk

A

breuk tussen of zonderlijke structuurelementen, in prencipe is herstel mogelijk

21
Q

Macroscopisch

A

breuk tussen alle structuurelementen, zichtbaar structuur verandering. uit een vallen van materiaal of zwichten.

22
Q

A

Constante vervorming

23
Q

Ỿ met stip erboven

A

vervormingssnelheid

23
Q

Rare O

A

spanning