Regelmatige werkwoorden vervoegen (-er) : Parler Flashcards
1
Q
ik spreek
A
je parle
2
Q
jij spreekt
A
tu parles
3
Q
hij spreekt
A
il parle
4
Q
zij spreekt
A
elle parle
5
Q
men spreekt
A
on parle
6
Q
wij spreken
A
nous parlons
7
Q
u spreekt
A
vous parlez
8
Q
jullie spreken
A
vous parlez
9
Q
zij spreken
A
ils / elles parlent