Regelmatige werkwoorden vervoegen (-er) : Jouer Flashcards
1
Q
ik speel
A
je joue
2
Q
jij speelt
A
tu joues
3
Q
hij speelt
A
il joue
4
Q
zij speelt
A
elle joue
5
Q
men speelt
A
on joue
6
Q
wij spelen
A
nous jouons
7
Q
u speelt
A
vous jouez
8
Q
jullie spelen
A
vous jouez
9
Q
zij spelen
A
ils/elles jouent